ECLI:NL:TGZRAMS:2023:39 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4025
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2023:39 |
---|---|
Datum uitspraak: | 31-01-2023 |
Datum publicatie: | 31-01-2023 |
Zaaknummer(s): | A2022/4025 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een chirurg. Klaagster is door een collega van de chirurg geopereerd in verband met een geperforeerde blindedarmontsteking. Zij verwijt de chirurg dat hij na de operatie lange tijd geen CT-scan heeft willen maken en niet naar haar heeft geluisterd. Op het moment dat er wel een CT-scan werd aangevraagd bleek er sprake van abcesvorming in het operatiegebied. Naar het oordeel van het college heeft de chirurg gehandeld zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende chirurg mag worden verwacht. Dat hij niet geluisterd heeft naar klaagster is het college niet gebleken. Gelet op eerdere ervaringen van klaagster is voorstelbaar dat zij graag wilde dat er een CT-scan van haar buik zou worden gemaakt. Het is echter de arts die de indicatie voor een CT-scan stelt. Uit het dossier blijkt verder dat aan klaagster verschillende malen is uitgelegd waarom er op dat moment (nog) geen reden was om een CT-scan te maken en dat klaagster daarvoor begrip kon opbrengen. Klacht kennelijk ongegrond verklaard. |
A2022/4025
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 31 januari 2023 naar aanleiding van de klacht van:
A,
wonende te B, klaagster,
tegen
C,
chirurg, werkzaam te B,
verweerder, hierna ook: de chirurg,
gemachtigde: mr. E.E. Schmitt-Hoogeterp, werkzaam te Utrecht.
1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 10 maart 2022;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de e-mail van 5 december 2022 van de gemachtigde van de arts met de door het college
opgevraagde
labuitslagen.
1.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het
college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik
gemaakt. Het
college heeft de klacht op basis van de stukken beoordeeld.
2. Waar gaat de zaak over en wat is de beslissing?
2.1 Op 22 mei 2020 is klaagster door een collega van de chirurg geopereerd in verband
met een
geperforeerde blindedarmontsteking (appendicitis). Zij verwijt de chirurg dat hij
na de operatie
lange tijd geen CT-scan heeft willen maken en niet naar haar heeft geluisterd.
2.2 Het college komt tot de conclusie dat de chirurg niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft
gehandeld. Het college licht dat hierna toe.
3. Wat is er precies gebeurd?
3.1 Klaagster, geboren in 1964, is in de nacht van 14 op 15 mei 2020 via de Spoedeisende
Hulp
(SEH) opgenomen in het ziekenhuis in verband met buikpijn en koorts.
Een korte opname volgde. Na diverse onderzoeken werd de werkdiagnose complexe urineweginfectie
gesteld. Geadviseerd werd de door de huisarts gestarte antibiotica te continueren,
waarna klaagster naar huis mocht.
3.2 Op 22 mei 2020 heeft klaagster zich opnieuw bij de SEH gemeld in verband met
aanhoudende
koorts en pijn. Een CT-scan werd gemaakt, waaruit bleek dat er sprake was van een
abces in de buik
op basis van een geperforeerde blindedarmontsteking. In de avond van 22 mei 2020 werd
klaagster
hieraan geopereerd door een collega-chirurg, die ook de regiebehandelaar werd (hierna:
de collega).
3.3 De chirurg (verweerder) was na de operatie op 26 en 28 mei 2020 als supervisor
betrokken bij de
opname van klaagster. Klaagster heeft na de operatie meerdere keren gevraagd om het
maken van een
CT-scan voordat zij uit het ziekenhuis zou worden ontslagen. Daarvoor werd telkens
geen indicatie
gezien. Op 29 mei 2020, toen de chirurg niet meer betrokken was, is daar wel toe besloten
en bleek
sprake van abcesvorming in het operatiegebied. Hiervoor werd klaagster behandeld met
antibiotica
(intraveneus, gevolgd door orale antibiotica). Op 1 juni 2020 kon klaagster worden
ontslagen.
4. Wat houdt de klacht in?
Klaagster verwijt de chirurg dat hij niet naar haar heeft geluisterd en niet heeft
willen meewerken
aan het maken van een vervolg CT-scan ondanks aanhoudende koorts en pijnklachten.
Hierdoor is
volgens klaagster de abcesvorming niet tijdig gezien.
5. Wat is het verweer?
De chirurg heeft de klacht bestreden. Het verweer wordt voor zover nodig hierna verder
besproken.
6. Wat zijn de overwegingen van het college?
6.1 Het college komt tot de conclusie dat de chirurg niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft
gehandeld. Het college licht dat als volgt toe.
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
6.2 De vraag is of de chirurg de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht
worden. De norm
daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende chirurg. Bij de beoordeling
wordt rekening
gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en de wetenschappelijke
inzichten ten
tijde van het handelen. De kennis van het verdere ziektebeloop van klaagster moet
daarbij buiten
beschouwing worden gelaten, omdat de chirurg die wetenschap op het moment van handelen
ook niet
had.
Beoordeling van de klacht
6.3 De klacht komt er in essentie op neer dat de chirurg te lang heeft gewacht met
het maken van
een CT-scan, terwijl klaagster daar ettelijke malen om heeft gevraagd. Het college
stelt vast dat
klaagster reeds op 24 mei 2020, twee dagen na de operatie, heeft gevraagd of vóór
haar ontslag een
CT-scan kon worden gemaakt. Uit het dossier van die dag blijkt dat haar toen is uitgelegd
dat op dat moment daarvoor klinisch geen reden bestond en dat dit punt later opnieuw
zou worden besproken. Op 25 mei 2020 is nogmaals gesproken over haar wens om een CT-scan
te laten maken. In het dossier van die dag staat daarover vermeld (alle citaten voor
zover van belang en inclusief eventuele taal- en typefouten):
“(…)
Nogmaals gesproken over de wens een CT te krijgen voor ontslag. Uitgelegd dat een
CT geen garantie
geeft op voorspoedig verloop van herstel. Uitleg dat kliniek belangrijkste parameter
is, pt voelt
zich beter, temperatuur is gezakt, buik wordt slanker, minder pijn. Bovendien zien
we dat lab
verbetert. Patient snapt het, akkoord geen scan.
(…)”
Het college onderschrijft dit beleid en voegt er nog aan toe dat zo kort na de operatie,
vanwege
vocht in het operatiegebied, met een CT-scan ook geen duidelijke diagnose kan worden
gesteld. Ook
zou een eventuele diagnose van een (beginnend) abces vooralsnog geen behandelconsequenties
hebben,
omdat klaagster nog werd behandeld met breedspectrum intraveneuze antibiotica en een
abces in
eerste instantie ook met antibiotica behandeld wordt.
6.4 De dagen erna lieten de klinische parameters een gunstig beloop zien. Het CRP
(de
ontstekingswaarde) was gedaald van 332 op 23 mei 2020 naar 287 op 25 mei 2020, de
pijn was
afgenomen, en de temperatuur was gedaald van 38,1˚C op 24 mei naar 37,4˚C op 26 mei
2020. Het
beleid, dat mede door de chirurg als supervisor werd bepaald, hield in dat de volgende
dag nogmaals
laboratoriumonderzoek zou worden gedaan en dat dan mogelijk ontslag zou volgen. Op
27 mei 2020 werd
genoteerd dat klaagster de intensiteit van de pijn omschreef met een pijnscore van
2 (op een schaal
van nul tot tien) en werd een lichte verhoging vastgesteld (38,2˚C). In het verpleegkundig
dossier
staat:
“P: indien morgen nog koorts -> CT abdomen/thorax”
6.5 De volgende dag is wel een röntgenfoto van de thorax gemaakt (die geen afwijkingen
liet zien)
vanwege hoesten met slijm, maar geen CT-abdomen. Klaagster gaf toen een pijnscore
aan van 1/0 en de
temperatuur bleek gedaald naar 37,7˚C. In het dossier van 28 mei 2022 heeft de zaalarts
omstreeks
10.30 uur aangetekend:
“(…) Besproken (…) dat de overweging om geen scan te maken gemaakt is op basis van
de sterk
verbeterde kliniek (geen pijn, eet drinkt, mobiliseert), zakkende infectieparameters.
Nu eenmaal
verhoging is nog te karig om de hoge stralingsdosis te rechtvaardigen. Patient begrijpt
dit, wacht
het af. Aangenaam gesprek, in goede sfeer afgesloten.
(…)
Beleid: iom J, (…)
- Nu geen CT
(…)”
6.6 Op 28 mei 2020 bleek de temperatuur ’s avonds gestegen van 37,7 naar 38,0˚C.
Op 29 mei 2020
was er geen pijn en de temperatuur weer gedaald naar 37.8˚C. Vanwege de oplopende
temperatuur in de
avond besloot de collega die dag alsnog tot het aanvragen van een CT-scan. Daarop
werd in het
operatiegebied een vochtcollectie gezien, verdacht voor een abces, met daarachter
een kleiner
abces, die vervolgens met antibiotica werden behandeld.
6.7 Naar het oordeel van het college heeft de chirurg gehandeld zoals van een redelijk
bekwame en
redelijk handelende chirurg mag worden verwacht. Dat hij niet geluisterd heeft naar
klaagster is
het college niet gebleken. Gelet op haar ervaringen in de periode van 15 tot en met
22 mei 2020 is
voorstelbaar dat klaagster graag wilde dat er een CT-scan van haar buik zou worden
gemaakt. Het is
echter de arts die de indicatie voor een CT-scan stelt. Uit het dossier blijkt verder
dat aan
klaagster vóór 29 mei 2020 verschillende malen is uitgelegd waarom er op dat moment
(nog) geen
reden was om een CT-scan te maken en dat klaagster daarvoor begrip kon opbrengen.
Het college kan
dit beleid volgen. Uit het dossier blijkt voldoende dat de mogelijkheid van een CT-scan
steeds is
opengehouden als daar op enig moment klinisch een reden voor zou zijn. Pas toen klaagsters
temperatuur in de avond van 29 mei 2020 weer ging oplopen, deed die situatie zich
voor. De chirurg
was daarbij echter niet meer betrokken. Klaagster heeft nog gesteld dat de CT-scan
pas onder
dreiging van een tuchtklacht is verricht. Nu de chirurg niet meer betrokken was bij
de aanvraag van
de CT- scan, kan dit verwijt geen betrekking hebben op hem.
6.8 Klaagster heeft nog opgemerkt dat haar temperatuur niet op de juiste manier
is vastgesteld,
omdat bij de metingen in haar oor vanwege haar gehoorapparaten steeds een halve graad
werd
afgetrokken. Nu voor het opnemen van de temperatuur bij klaagster steeds dezelfde
meetmethode is
gehanteerd, heeft dat geen rol gespeeld voor de temperatuurscurve en is er geen reden
om aan te
nemen dat bij een andere vaststelling van de temperatuur een ander beleid zou zijn
ingezet.
Conclusie
6.9 De conclusie is dat de klacht kennelijk ongegrond is.
7. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door N.B. Verkleij, voorzitter, J.C.J. Dute, lid-jurist,
I. Dawson,
W.J.W. Bos en J.W. de Leeuw, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door E.A. Weiland en
L.B.M. van ‘t Nedereind, secretarissen.