ECLI:NL:TGZRAMS:2023:31 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4018
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2023:31 |
---|---|
Datum uitspraak: | 31-01-2023 |
Datum publicatie: | 31-01-2023 |
Zaaknummer(s): | A2022/4018 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een gynaecoloog. Klaagster is door een arts gezien op de Spoedeisende Hulp (SEH) vanwege buikpijn en koorts. De artsen op de SEH dachten differentiaal diagnostisch aan een gynaecologische oorzaak van de klachten Klaagster. Besloten werd om klaagster op te nemen voor aanvullend onderzoek. Klaagster verwijt de gynaecoloog dat hij niet de diagnose blindedarmontsteking heeft gesteld en geen aanvullende onderzoeken heeft verricht om de juiste diagnose te kunnen stellen. De gynaecoloog weerspreekt dat hij betrokken was bij het onderzoek en de opname van klaagster. Hij heeft aangevoerd dat hij op de betreffende dag niet werkzaam was in het ziekenhuis. De voorzitter kan niet vaststellen dat de gynaecoloog betrokken is geweest bij de zorg voor klaagster. De klacht is kennelijk ongegrond. |
A2022/4018
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Voorzittersbeslissing van 31 januari 2023 naar aanleiding van de klacht van:
A,
wonende te B, klaagster,
tegen
C,
gynaecoloog, werkzaam te B,
verweerder, hierna ook: de gynaecoloog,
gemachtigde: mr. E.E. Schmitt-Hoogeterp, werkzaam te Utrecht.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 10 maart 2022;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de brief van klaagster van 17 september 2022, binnengekomen op 22 september 2022;
- de brief van klaagster van 22 september 2022 met een bijlage, binnengekomen op
23 september
2022;
- de brief van de gemachtigde van verweerder van 26 oktober 2022 met bijlagen, binnengekomen
op 27
oktober 2022;
- de brief van klaagster van 27 oktober 2022 met bijlagen, binnengekomen op 28 oktober
2022.
2. Waar gaat de zaak over?
2.1 Klaagster is in de nacht van 14 op 15 mei 2020 op de spoedeisende hulp (SEH)
van het F,
gezien in verband met buikpijn en koorts. Na beoordeling op de SEH werd aanvullende
diagnostiek
noodzakelijk bevonden en werd klaagster opgenomen op de afdeling interne geneeskunde.
Omdat gedacht
werd aan een mogelijke gynaecologische oorzaak is, na overleg met de arts-assistent
van de afdeling
Gynaecologie, op 15 mei 2020 op de afdeling Radiologie een echo van de buik gemaakt,
waaruit geen
afwijkingen naar voren kwamen die de klachten konden verklaren. Op grond van alle
bevindingen werd
de waarschijnlijkheidsdiagnose (gecompliceerde) urineweginfectie gesteld en werd klaagster
met antibiotica ontslagen.
2.2 Op 22 mei 2020 werd klaagster opnieuw opgenomen op de SEH in verband met aanhoudende
koorts
en pijn. Uit de CT-scan die op die dag werd gemaakt, bleek dat er sprake was van een
geperforeerde
blindedarmontsteking (appendicitis). Klaagster werd hieraan diezelfde dag geopereerd.
2.3 Klaagster verwijt de gynaecoloog dat hij op 15 mei 2020 niet de diagnose appendicitis
heeft
gesteld en geen aanvullende onderzoeken heeft verricht om de juiste diagnose te kunnen
stellen.
Volgens klaagster heeft de arts-assistent van de afdeling Gynaecologie de echo gemaakt
en is die
gecontroleerd door de gynaecoloog. Bij dit onderzoek bewoog de gynaecoloog de echokop
vluchtig over
haar buik en zei vervolgens dat er niets bijzonders te zien was, aldus klaagster.
2.4 De gynaecoloog weerspreekt dat hij op 15 mei 2020 betrokken was bij het onderzoek
en de
opname van klaagster. Hij heeft aangevoerd dat hij op die dag niet werkzaam was in
het ziekenhuis.
Naar aanleiding van een verzoek van klaagster zijn de namen van de artsen die de echo
hebben
uitgevoerd aan klaagster kenbaar gemaakt.
3. De beoordeling
3.1 De voorzitter kan niet vaststellen dat de gynaecoloog betrokken is geweest bij
de zorg voor
klaagster gedurende haar opname op 15 mei 2020. Bij de brief van de gemachtigde van
de gynaecoloog
van 26 oktober 2022 is als bijlage gevoegd een ‘actueel verslag’ van de echo van de
buik van
klaagster op 15 mei 2020 om 15.44 uur. Uit dit verslag blijkt dat de echo is gemaakt
door een
arts-assistent radiologie, onder supervisie van een radioloog. De naam van de gynaecoloog
(of van
een andere gynaecoloog) wordt in dit verslag niet genoemd. In het medische dossier
zijn ook geen
andere notities te vinden waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de gynaecoloog betrokken
is
geweest bij de echo of dat hij op een andere manier een rol heeft gespeeld tijdens
de opname van
klaagster op 15 mei 2020.
3.2 Daarom is de voorzitter van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.
4. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door N.B. Verkleij, voorzitter, bijgestaan door
L.B.M. van ‘t Nedereind, secretaris.