ECLI:NL:TGZRAMS:2023:287 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5279

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:287
Datum uitspraak: 29-12-2023
Datum publicatie: 29-12-2023
Zaaknummer(s): A2023/5279
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts. De arts (AIOS huisarts, destijds werkzaam op de afdeling psychiatrie) is na de bevalling van klaagster door de gynaecoloog in consult geroepen voor een beoordeling van het gedrag van klaagster. Niet valt op te maken dat de arts zich aan klaagster heeft opgedrongen. De arts heeft klaagster twee keer gezien, waarvan de tweede keer op verzoek van klaagster was. Aan de wens van klaagster om rust te hebben heeft de arts gehoor gegeven. De arts hoefde niet onmiddellijk de wens van klaagster op te volgen. Uit een oogpunt van zorgvuldigheid moest zij eerst een gesprek voeren om een beoordeling te kunnen maken van de psychische toestand van klaagster. Door de gynaecoloog was haar om die beoordeling verzocht, niet alleen uit zorg voor klaagster en haar pasgeboren zoon, maar ook uit zorg voor de medewerkers van de afdeling die met het gedrag van klaagster te maken hadden gekregen. Ook in haar verslaglegging is de arts naar het oordeel van het college zorgvuldig geweest. De klacht is in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

A2023/5279

Beslissing van 29 december 2023

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing in raadkamer van 29 december 2023 op de klacht van:

A,
wonende te B,
klaagster,

tegen

C,
arts,
werkzaam te D,
verweerster, hierna ook: de arts,
gemachtigde: G, werkzaam te D.

1. De zaak in het kort

1.1 Klaagster is op 13 juni 2022 bevallen van een zoon op de locatie D van E. De arts liep destijds een stage op de afdeling psychiatrie (in het kader van haar opleiding tot huisarts) en heeft de psychische toestand van klaagster na haar bevalling beoordeeld op verzoek van de gynaecoloog. Klaagster verwijt de arts dat zij zich aan haar opdrong met haar aanwezigheid en diagnoses.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht ontvankelijk is, maar kennelijk ongegrond. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.

2. De procedure

2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

- het klaagschrift, ontvangen op 16 januari 2023;
- een brief van klaagster, ingekomen op 8 maart 2023;
- het aanvullende klaagschrift;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 28 september 2023.

2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. Wat is er gebeurd?

3.1 Klaagster had langdurig gebroken vliezen, om welke reden de verloskundige zorg door de eerste lijn in juni 2022 is overgedragen aan de afdeling verloskunde-gynaecologie van E. In juni 2022 is klaagster opgenomen in E. Zij is die ochtend ingeleid en die avond is klaagster bevallen van een zoon.

3.2 Verweerster is huisarts in opleiding. Zij was van 1 maart 2022 tot 1 september 2022 als AIOS huisartsgeneeskunde in dienst van E op basis van een stageovereenkomst. Zij volgde haar stage Geestelijke Gezondheid Zorg op de afdeling psychiatrie.

3.3 Enkele uren na de bevalling van klaagster heeft de gynaecoloog besloten een psychiater te consulteren in verband met het gedrag van klaagster tijdens en na haar bevalling. Omdat de arts voorwacht had, heeft zij het eerste consult gedaan met klaagster. Zij heeft klaagster rond middernacht bezocht op haar kamer, in bijzijn van een verpleegkundige. Enkele uren later heeft zij klaagster, op diens verzoek, opnieuw bezocht, ditmaal in aanwezigheid van haar supervisor, psychiater F.

3.4 Klaagster en haar zoon zijn op 14 juni 2022 uit het ziekenhuis ontslagen.

4. De klacht en de reactie van de arts

4.1 Klaagster verwijt de arts dat zij:
a) haar diensten heeft opgedrongen door steeds de kamer van klaagster binnen te komen om diagnoses te stellen;
b) zich heeft opgedrongen door steeds de kamer van klaagster binnen te komen terwijl klaagster met rust wilde worden gelaten;
c) onjuiste dingen over klaagster heeft opgeschreven.

4.2 De arts heeft het college verzocht klaagster niet-ontvankelijk te verklaren en de klacht dus niet inhoudelijk te behandelen. Voor het geval het college de klacht wel inhoudelijk gaat beoordelen, heeft de arts het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

Ontvankelijkheid

5.1 De arts heeft naar voren gebracht dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht, omdat in het klaagschrift te summier is beschreven op welke feiten en gedragingen de klacht gebaseerd is.

5.2 Het college stelt vast dat de klacht zowel in het klaagschrift als in het aanvullende klaagschrift minimaal onderbouwd is, maar dat toch voldoende kenbaar is waarover klaagster klaagt. Uit het verweerschrift en hetgeen de arts bij het mondeling vooronderzoek naar voren heeft gebracht, leidt het college af dat voor de arts ook voldoende duidelijk is waarover klaagster klaagt. De goede procesorde staat dan ook niet in de weg aan behandeling van de klacht. Het college komt tot het oordeel dat de klacht ontvankelijk is.

Welke criteria gelden bij de beoordeling?

5.3 De vraag is of de arts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende arts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de arts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.

5.4 Het college oordeelt dat de arts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en licht dat oordeel hierna toe.
Beoordeling van de klachtonderdelen a, b en c

5.5 Klaagster voert aan dat de arts haar niet met rust wilde laten na haar bevalling en dat zij steeds haar kamer in wilde om zogenaamd diagnoses te stellen. Klaagster heeft de arts herhaaldelijk gevraagd om haar met rust te laten. De arts heeft zich aan haar opgedrongen en dingen over haar geschreven die niet waar zijn, aldus klaagster.

5.6 Uit de stukken blijkt dat de arts klaagster twee keer heeft bezocht: de eerste keer enkele uren na haar bevalling in juni 2023 en de tweede keer enkele uren later die nacht. De arts heeft beschreven dat zij bij haar eerste bezoek klaagster heeft gevraagd of zij binnen mocht komen. Toen zij die toestemming van klaagster kreeg, heeft zij zich aan haar voorgesteld en haar functie benoemd. Hoewel klaagster te kennen gaf geen bemoeienis van de arts te willen, hebben zij wel een (kort) gesprek gevoerd. Klaagster heeft de arts gevraagd haar kamer te verlaten. Nadat de arts – met toestemming van klaagster - een telefoongesprek heeft gevoerd met de zus van klaagster, heeft zij de kamer verlaten. Klaagster heeft haar consult besproken met haar supervisor, psychiater F.

5.7 Kort daarna heeft klaagster tegen een medewerker van E gezegd de arts opnieuw te willen spreken; klaagster wilde weten waarom de arts betrokken was bij haar. De arts is samen met haar supervisor naar de kamer van klaagster gekomen. Zij hebben klaagster samen uitgelegd welke zorgen er waren. Geen van hen zag op dat moment acuut gevaar. De arts en haar supervisor hebben een terugkoppeling gegeven aan de gynaecoloog en er is een plan voor de nacht gemaakt.

5.8 Uit het relaas van de arts valt voor het college niet af te leiden dat zij zich heeft opgedrongen aan klaagster. Zij heeft klaagster slechts twee keer gesproken en heeft beide keren toestemming van klaagster gekregen om haar kamer binnen te komen; het tweede bezoek vond bovendien juist op verzoek van klaagster plaats. In het eerste gesprek heeft klaagster weliswaar te kennen gegeven dat zij rust wilde (zoals ook blijkt uit het verpleegkundig dossier), maar aan die wens heeft de arts gehoor gegeven door kort daarna de kamer te verlaten. De arts hoefde niet onmiddellijk de wens van klaagster op te volgen. Uit een oogpunt van zorgvuldigheid moest zij eerst een gesprek voeren om een beoordeling
te kunnen maken van de psychische toestand van klaagster. Door de gynaecoloog was haar om die beoordeling verzocht, niet alleen uit zorg voor klaagster en haar pasgeboren zoon, maar ook uit zorg voor de medewerkers van de afdeling die met het gedrag van klaagster te maken hadden gekregen. Naar het oordeel van het college kan de arts geen verwijt worden gemaakt. Zij is zorgvuldig te werk gegaan en heeft zich gedragen als een redelijk bekwame en redelijk handelende arts.

5.9 Ook in haar verslaglegging is de arts naar het oordeel van het college zorgvuldig geweest. Het verslag bevat haar bevindingen en beoordeling, die op objectieve wijze zijn weergegeven. Klaagster heeft niet toegelicht welke onderdelen van het verslag niet juist zouden zijn.

Slotsom

5.10 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn. De arts heeft dus geen belang meer bij haar bewijsaanbod zodat dit zal worden gepasseerd.

6. De beslissing

De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 29 december 2023 door J.F. Aalders, voorzitter, R.E. van Hellemondt, lid-jurist, I. Weenink, G.J. Dogterom en A.D.J. van Empel, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door F.J.E. van Geijn, secretaris.