ECLI:NL:TGZRAMS:2023:267 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5692

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:267
Datum uitspraak: 18-12-2023
Datum publicatie: 18-12-2023
Zaaknummer(s): A2023/5692
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. De verpleegkundige is als praktijkondersteuner bij een bedrijfsarts werkzaam en werkt onder supervisie van een bedrijfsarts. Klaagster heeft zijn spreekuur bezocht, samen met klager, haar advocaat. Het verwijt dat de verpleegkundige wordt gemaakt is: 1) dat hij zich ten onrechte als bedrijfsarts heeft voorgesteld en medische adviezen heeft gegeven; uit het BIG-register blijkt dat hij fysiotherapeut is, en op de website van de bedrijfsarts is vermeld dat hij praktijkondersteuner bedrijfsarts/bedrijfsverpleegkundige is, en 2) dat hij de advocaat van klaagster onheus heeft bejegend en dat dit impact had op de psychische gesteldheid van klaagster. Het college verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht en verklaart de klacht van klaagster in beide onderdelen kennelijk ongegrond. 

A2023/5692
Beslissing van 15 december 2023


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM


Beslissing in raadkamer van 15 december 2023 op de klacht van:


A. klaagster,
wonende te B,
C, klager,
tevens gemachtigde van klaagster en als advocaat werkzaam te Amsterdam,


tegen


D,
verpleegkundige,
werkzaam te E,
verweerder, hierna ook: de verpleegkundige.


1. Waar gaat de zaak over?
1.1 De verpleegkundige is als praktijkondersteuner bij een bedrijfsarts werkzaam en werkt onder supervisie van een bedrijfsarts. Klaagster heeft zijn spreekuur op 5 juni 2023 bezocht, samen met klager, haar advocaat. Het verwijt dat de verpleegkundige wordt gemaakt is:
1) dat hij zich ten onrechte als bedrijfsarts heeft voorgesteld en medische adviezen heeft gegeven; uit het BIG-register blijkt dat hij fysiotherapeut is, en op de website van de bedrijfsarts is vermeld dat hij praktijkondersteuner bedrijfsarts/bedrijfsverpleegkundige is, en
2) dat hij de advocaat van klaagster onheus heeft bejegend en dat dit impact had op de psychische gesteldheid van klaagster.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht ten aanzien van klager niet-ontvankelijk is. Ten aanzien van klaagster is de klacht kennelijk ongegrond. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.


2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift, ontvangen op 7 juni 2023;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de brief aan de zijde van klaagster van 28 juli 2023.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

2.4 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.


3. De overwegingen van het college
Klager niet-ontvankelijk
3.1 Klager heeft desgevraagd schriftelijk meegedeeld dat de klacht zowel namens klaagster als hemzelf in de hoedanigheid van advocaat is ingediend. Klager voelt zich onheus bejegend door de verpleegkundige. Dit betreft echter een eigen beroepsmatig belang van klager dat als zodanig niet onder de aard en strekking van de Wet BIG valt.

3.2 Ook heeft klager gesteld dat de onheuse bejegening impact heeft gehad op de psychische gesteldheid van klaagster. Het college overweegt dat die stelling op geen enkele wijze is onderbouwd. En daarnaast kan niet worden vastgesteld dat sprake was van onheuse bejegening van klager, omdat de lezingen van partijen hierover uiteenlopen. Het is vaste rechtspraak dat in dat geval, waarbij sprake is van het woord van de één tegen dat van de ander en het dossier geen van die lezingen ondersteunt, het college zich geen oordeel kan vormen.

3.3 Uit het voorgaande volgt dat klager geen belang heeft dat kan worden geplaatst in het kader van de individuele gezondheidszorg. Daarom kan hij niet worden aangemerkt als rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 65 lid 1 sub a van de Wet BIG. Het college concludeert dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht.

3.4 Hierna zal de klacht ten aanzien van klaagster worden beoordeeld.

Klachtonderdeel 1): optreden in hoedanigheid van arts
3.5 De verpleegkundige heeft als verweer gevoerd dat hij zich heeft voorgesteld als praktijkondersteuner bedrijfsarts. Voorts is hij als verpleegkundige geregistreerd in het BIG-register en mag hij medische adviezen geven, onder supervisie van de bedrijfsarts. Zijn naam en functie zijn in de uitnodiging vermeld (‘F, praktijkondersteuner’). In het BIG-register is hij als ‘D, verpleegkundige’ te vinden. Er bestaat ook een fysiotherapeut met de naam F, maar die heeft (uiteraard) een ander BIG-nummer. Dit is wellicht verwarrend, daarom is binnen de praktijk waar de verpleegkundige werkt naar aanleiding van de onderhavige klacht afgesproken dat voortaan het BIG-nummer van de betreffende professional op de uitnodiging voor het spreekuur wordt vermeld.

3.6 Het college kan op grond van het voorgaande niet vaststellen dat de verpleegkundige een verwijt in tuchtrechtelijke zin te maken valt. Dit klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel 2): onheuse bejegening
3.7 Zoals onder 3.2 reeds is overwogen, kan niet worden vastgesteld dat sprake was van onheuse bejegening. Dit klachtonderdeel is daarom ook kennelijk ongegrond.


4. De beslissing
Het college:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht;
- verklaart de klacht van klaagster in beide onderdelen kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven op 15 december 2023 door P.M. de Keuning, voorzitter, M.A.H. Verburgh, lid-jurist, I.M. Bonte, M. Houtlosser en W.J. van der Meer, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door S. Verdaasdonk, secretaris.