ECLI:NL:TGZRAMS:2023:264 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5541

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:264
Datum uitspraak: 13-12-2023
Datum publicatie: 13-12-2023
Zaaknummer(s): A2023/5541
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht tegen een bedrijfsarts. Volgens klaagster heeft de bedrijfsarts haar niet de zorg gegeven die hij had horen te betrachten. Zij verwijt hem dat hij geen kennis had van de werkplek en de daarbij voorkomende arbeidsrisico’s, ondanks communicatie met de behandelaren geen kennis heeft genomen van de aandoening van het polsgewricht en met zijn adviezen tot werkhervatting haar aandoening heeft verergerd met onherstelbare schade tot gevolg. Naar het oordeel van het college is gelet op het verweer van de bedrijfsarts onvoldoende gebleken dat de bedrijfsarts geen kennis had van de werkplek van klaagster. Ook kan niet gezegd worden dat de bedrijfsarts onzorgvuldige adviezen heeft gegeven omdat hij niet voldoende rekening heeft gehouden met de genoemde omstandigheden. De door de bedrijfsarts bij de behandelaren ingewonnen informatie gaf geen aanleiding om aan te nemen dat klaagster helemaal niet kan werken. Het college kan het advies van de bedrijfsarts hieromtrent volgen. Dat de adviezen van de bedrijfsarts de klachten van klaagster hebben verergerd, kan het college niet vaststellen (zie 5.8 beslissing). Niet is gebleken dat de bedrijfsarts, waarbij nog een voorwaardelijke schorsing loopt, tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het college oordeelt dat alle onderdelen van de klacht ongegrond zijn. De tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke schorsing is dus niet aan de orde.

A2023/5541
Beslissing van 12 december 2023

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 12 december 2023 op de klacht van:

A,
wonende te B,
klaagster,

tegen

C,
bedrijfsarts,
werkzaam te D,
verweerder, hierna ook: de bedrijfsarts,
gemachtigde: mr. J.M. Janson, werkzaam te Utrecht.

1. De zaak in het kort

1.1 De bedrijfsarts heeft tijdens ziekte van klaagster de bedrijfsgeneeskundige begeleiding verzorgd. Zij is daar ontevreden over, omdat zij vindt dat de bedrijfsarts bij zijn adviezen onvoldoende rekening heeft gehouden met haar lichamelijke beperkingen en niet goed naar haar heeft geluisterd. De bedrijfsarts heeft verweer gevoerd.

1.2 De bedrijfsarts heeft eerder onder andere een voorwaardelijke schorsing opgelegd gekregen van de uitoefening van de bevoegdheden die zijn verbonden aan zijn inschrijving in het BIG-register. De bij die schorsing behorende proeftijd liep ook ten tijde van de bedrijfsgeneeskundige begeleiding van klaagster. Eén van de voorwaarden bij de schorsing luidt dat de bedrijfsarts zich in de proeftijd niet schuldig maakt aan handelen of nalaten in strijd met de zorg die hij arts moet betrachten. Het college moet dus ook beoordelen of de bedrijfsarts deze voorwaarde heeft overtreden.

1.3 Het college komt tot het oordeel dat de bedrijfsarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, zodat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Dat betekent ook dat er geen reden is om de voorwaardelijk opgelegde schorsing geheel of gedeeltelijk ten uitvoer te brengen. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure

2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 14 april 2023;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de hierna genoemde second opinion, ontvangen op 14 juli 2023 van de gemachtigde van de bedrijfsarts;
- het proces-verbaal van het op 14 september 2023 gehouden mondelinge vooronderzoek.

2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 31 oktober 2023. De partijen zijn verschenen. Klaagster werd vergezeld door mevrouw E, tolk in de Poolse taal. De bedrijfsarts werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De partijen en de gemachtigde hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

3. Wat is er gebeurd?

3.1 Klaagster, geboren in 1994, werkt als productiemedewerkster bij een tuinbouwbedrijf. Haar reguliere werk bestaat uit het sorteren en inpakken van exotische vruchten, waarbij zij frequent repeterende handelingen verricht. Ook tilt zij daarbij dozen met fruit van pallets en zet zij volle dozen daarop terug. Begin juni 2022 verwijst haar huisarts haar op verdenking van carpaaltunnelsyndroom (CTS) naar de afdeling neurologie van een ziekenhuis. In het medische dossier noteert de huisarts dat klaagster klachten heeft aan haar rechterhand en verder depressieve klachten heeft. De verwijsbrief vermeldt dat klaagster al jaren last heeft van tintelingen en een doof gevoel in de rechterhand. Op 18 juli 2022 meldt klaagster zich ziek.

3.2 Op 26 juli 2022 heeft klaagster een consult bij de neuroloog. Zij vertelt dat zij al ongeveer tien jaar klachten heeft van een doof gevoel, tintelingen en pijn in beide handen, rechts meer dan links. De klachten nemen de laatste tijd toe, treden vooral ’s nachts op en zij heeft ook pijn bij het werken overdag. Na lichamelijk onderzoek en een EMG luidt de conclusie: matig CTS beiderzijds, rechts meer dan links. De neuroloog verwijst klaagster naar de neurochirurg voor een CTS-releaseoperatie aan de rechterhand van klaagster.

3.3 De bedrijfsarts verzorgt de bedrijfsgeneeskundige begeleiding voor de werkgever van klaagster. Hij houdt daarvoor spreekuren op het bedrijf. Op 4 augustus 2022 heeft klaagster het eerste consult bij de bedrijfsarts en een volgend (telefonisch) consult op 10 augustus 2022. Klaagster wordt bij dit consult en bij volgende consulten, evenals bij bezoeken aan de specialist, vergezeld door een eigen tolk in de Poolse taal, tevens een buurvrouw/vriendin van haar. Klaagster vertelt blijkens het medische dossier dat de specialist heeft aangegeven dat zij niet mag werken en de aandoening bovendien is veroorzaakt door het werk. De bedrijfsarts beoordeelt klaagster vanwege het door haar genoemde advies van de specialist als niet belastbaar vanwege de naderende operatie op 5 september 2022. Klaagster wordt op die dag geopereerd aan haar rechterhand. Het medische dossier van de neurochirurg vermeldt over een consult op 19 september 2022 (alle citaten voor zover van belang en letterlijk weergegeven): “Anamnese Patient maakt het goed. Lichamelijk onderzoek Litteken fraai Beleid Hechtingen verwijderd. Patient uit verdere controle ontslagen.”

3.4 Op 29 september 2022 komt klaagster weer op het spreekuur. Er is sprake van een iets wijkende operatiewond, waarvoor zij op 3 oktober 2022 een afspraak in het ziekenhuis heeft. Volgens de bedrijfsarts is klaagster nog niet belastbaar en hij maakt een nieuwe afspraak met haar voor 10 oktober 2022. Met machtiging van klaagster vraagt hij per brief van 29 september 2022 informatie op bij de neurochirurg.

3.5 Het volgende consult vindt plaats op 14 oktober 2022. De bedrijfsarts noteert hierover in het dossier: “S de neurochirurg stelde op 3.10.22 vast dat er sprake was van een ontsteking, die inmiddels is verbeterd, maar adviseerde nog een rustperiode alvorens met fysiotherapie te beginnen. Ïnmiddels is er wel een fth-afspraak gemaakt: 17.10.22 starten met fysiotherapie. Werknemer wordt op 16.11.22 bij de neurochirurg verwacht voor een controle. (…)” De bedrijfsarts adviseert dat er nog geen mogelijkheden zijn voor werkhervatting.

3.6 De neurochirurg beantwoordt de op 29 september 2022 door de bedrijfsarts gestelde vragen in een brief van 19 oktober 2022. De brief vermeldt op de vraag of de neurochirurg een verklaring heeft voor het optreden van de ontsteking van het operatiegebied dat er geen ontsteking is vastgesteld. Op de vraag of het advies aan patiënten bij wie CTS is gediagnosticeerd inhoudt dat zij hun werkzaamheden moeten staken en ook geen aangepast werk kunnen doen, schrijft de neurochirurg: “In principe geef ik geen advies ten aanzien van werkzaamheden bij klinische diagnoses. Hier is naar mijn mening de bedrijfsarts voor. Mijn mening is echter dat de diagnose CTS geen reden is om de werkzaamheden te staken. Wel kunnen de klachten dermate heftig zijn dat de patiënte niet in staat is de eigen werkzaamheden te verrichten. Tegen eventueel aangepast werk bestaat geen bezwaar.” De vraag of een patiënt na de operatie blijvend beperkt is voor ‘zwaardere werkzaamheden’ beantwoordt de neurochirurg als volgt: “Na een CTS operatie kunnen de gebruikelijke werkzaamheden eigenlijk altijd weer worden hervat. Dit geldt ook voor zwaardere werkzaamheden. Het is echter wel zo dat gedurende een periode na een CTS operatie er klachten kunnen bestaan passend bij instabiliteit van de handwortel, en de een ervaart dit heftiger dan de ander. In principe zijn deze klachten self limiting. Een enkele keer houden patiënten langdurige klachten.”


3.7 Op 2 november 2022 vindt het volgende consult plaats. Klaagster geeft nog pijn aan ter hoogte van het litteken en vertelt dat zij fysiotherapie krijgt. De bedrijfsarts ziet een rustig litteken en adviseert per 7 november 2022 werkhervatting voor vijf maal vier uur per week met de toevoeging: “waarbij zij niet zwaar hoeft te tillen, geen snel repeterend werk behoeft te verrichten en haar rechter hand kan ontzien.”

3.8 Op 10 november 2022 ontvangt de bedrijfsarts een e-mail van de fysiotherapeut van klaagster. Hij schrijft dat hij op 9 november 2022 heeft vernomen dat klaagster sinds die week weer volledig aan het werk is, wat inhoudt dat zij acht uur per dag kratten van 40 kilogram moet sjouwen. Volgens de fysiotherapeut is de handfunctie van klaagster sterk verminderd en richt de therapie zich op het verbeteren van de functionaliteit door middel van oefeningen. De fysiotherapeut schrijft dat de genoemde belasting te veel is voor de hand/pols van klaagster. Hij vraagt de bedrijfsarts zijn besluit toe te te lichten. De bedrijfsarts heeft de e-mail beantwoord, waarbij hij zijn hiervoor onder 3.5 aangehaalde advies heeft vermeld. Ook schrijft hij dat hij ervan overtuigd is dat de werkgever klaagster passend werk heeft aangeboden.

3.9 Op 16 november 2022 neemt de neurochirurg telefonisch contact op met de bedrijfsarts met vragen over de belasting van klaagster, omdat zij aan de neurochirurg had teruggekoppeld dat zij 40 uur per week moest werken en dozen van 40 kilogram moest sjouwen. De bedrijfsarts licht ook aan de neurochirurg zijn werkhervattingsadvies toe en bespreekt dat hij klaagster nog drie weken als volledig niet belastbaar zal beschouwen.

3.10 Op 8 december 2022 is het volgende consult. Volgens het medische dossier vertelt klaagster dat de fysiotherapeut heeft geadviseerd nog niet te gaan werken. Er is volgens klaagster ook sprake van beschadiging van de linkerhand door overbelasting, welke beschadiging ernstiger wordt als zij doorwerkt. Klaagster vindt de oefeningen van de fysiotherapeut te zwaar, maar hij zegt dat zij moet doorzetten en met de rechterhand moet blijven oefenen. Vooral een koude omgeving is slecht. De bedrijfsarts adviseert dat klaagster met ingang van 12 december 2022 kan starten met drie maal drie uur per week in werkzaamheden zonder tilwerk, zonder snel repeterende bewegingen en waarbij zij rekening kan houden met een verminderd belastbare rechterhand. Klaagster werkt op deze manier tot en met 30 december 2022.

3.11 Op 22 december 2022 is er weer een spreekuur, ditmaal – evenals bij de volgende consulten – met een beëdigde tolk. De bedrijfsarts heeft in het dossier genoteerd: “S: het gaat nog niet beter. Werknemer heeft met name last van de kou, nu ook buiten (in het openbaar vervoer) Zij heeft veel last van de arm. De rechter hand wordt rood en dik. Zij heeft 1 maal per week fysiotherapie. Oefeningen rechter hand. Moet de vingers strekken en de pols buigen en bewegen. Heeft de fysiotherapeut zich uitgelaten over het werk? De pijn zou het herstel niet belemmeren volgens werknemer. Er is een telefonisch consult geweest met de neurochirurg. Die heeft volgens werknemer aangegeven dat de linker hand ook achteruit gaat. Volgens werknemer heeft de specialist aangegeven dat zij niet kan werken, alhoewel hij dat niet letterlijk heeft gezegd. Werknemer heeft op 6.2.23 een afspraak met de neurochirurg (…). Bedrijfsarts informeert bij werknemer naar de opmerking over 40 uur werken en 40 kg tillen. Werknemer geeft aan niet te weten hoe dat bij de specialist en fysiotherapeut terecht is gekomen. In ieder geval geeft werknemer aan dat dat niet de realiteit is. Werknemer wil graag een second opinion. Bedrijfsarts gaat daar in mee. (…)” De bedrijfsarts adviseert drie maal vier uur per week werkzaamheden, met dezelfde beperkingen als genoemd in het advies van 8 december 2022 (zie hiervoor onder 3.10). Hij vraagt de fysiotherapeut om zijn visie op de status, prognose en een advies omtrent de belastbaarheid van klaagster, en herinnering op 3 januari 2023.

3.12 Tijdens het spreekuur van 4 januari 2023 vertelt klaagster – volgens de aantekeningen van de bedrijfsarts in het dossier – dat zij griep heeft en dat zij onverminderd last heeft van beide handen. Er is geen verbetering. De fysiotherapie wordt gecontinueerd, met meer oefeningen met rubber en klei, knijpen met de rechterhand en wringen met de rechterpols. Klaagster heeft een brief bij zich met een operatiedatum van 6 februari 2023. Zij zegt geen werkzaamheden te kunnen verrichten. De bedrijfsarts noteert: “P: eerst contact met specialist en fysiotherapeut en dan een re-integratie-advies. Bedrijfsarts nodigde A uit voor een bezoekje aan haar afdeling teneinde te kunnen beoordelen wat zij voor re-integratiewerkzaamheden zij doet. Een collega was standby om mee te gaan, maar werknemer gaf aan daar nu niet aan mee te kunnen werken en zij vertrok.”

3.13 Op 5 januari 2023 stuurt de bedrijfsarts een e-mail aan de fysiotherapeut: “Ik zag A gisteren op het spreekuur (…). Ik vroeg haar welke oefeningen zij door u opgedragen krijgt. Zij moet (…) om kracht in de rechter hand terug te krijgen. Op het werk is de belasting lager. Zij schuift een avocado zonder enige tijdsdruk in een verpakking. Als bedrijfsarts is het mijn taak mensen betrokken te houden bij hun werk en die visie heeft werkgever ook. Zij gaf gisteren aan dat zij twee keer per week bij u onder behandeling staat. Die behandeling is volgens mevr.gericht op het verbeteren van de kracht. Waarom kan dat niet op het werk? (…)” De fysiotherapeut schrijft in een e-mail van diezelfde dag: “Haar oefeningen bestaan uit: Pees glij oefeningen Een wringstang (lichtste weerstand) wringen en buigen Met putty in de hand kneden Met een weerstand band oefeningen. Pols mobilisatie oefeningen Het probleem is dat ze aangeeft dat ze deze oefeningen vaak niet adequaat kan uitvoeren vanwege de pijn. Ik heb er geen bezwaar tegen als ze op haar werk lichte werkzaamheden uitvoert. Het lijkt me dan wel belangrijk dat ze goed kan aangeven hoe dat gaat. Mocht de belasting te hoog zijn dan moet daar op gereageerd worden. (Hiermee geef ik niet aan dat dit niet het geval is, maar dat dit een wenselijke situatie is).” Op 10 januari 2023 adviseert de bedrijfsarts klaagster per 13 januari 2023 haar werkzaamheden te hervatten, waarbij zij de door de fysiotherapeut genoemde bewegingen kan toepassen. Klaagster werkt overeenkomstig dit advies tot en met 20 januari 2023, waarna zij weer uitvalt.

3.14 Het volgende consult is op 20 februari 2023. Het dossier vermeldt dat klaagster vertelde dat zij zich slecht voelt en dat haar linkerhand hevig pijnlijk is. Zij heeft een keer per week fysiotherapie, de oefeningen zijn meer uitgebreid. Volgens de bedrijfsarts laat zij weinig los. De operatie aan de linkerpols is uitgesteld naar 6 maart 2023. Die is nodig omdat de linkerhand achteruit gaat. Klaagster zegt ook dat haar gezondheidstoestand achteruit gaat. De bedrijfsarts heeft verder genoteerd: “O: knijpkracht rechts gering. Door de kou? Maar hand voelt warm aan. E: status na CTS-operatie rechts en wacht op een CTS operatie links. P: Per 27.2.23: 3 maal 3 uur per week, in werkzaamheden zonder tilwerk, zonder snel repeterende bewegingen en waarbij rekening gehouden kan worden met een verminderd belastbare rechterhand. Werknemer kan een deskundigen oordeel aanvragen bij het UWV.”

3.15 Op 17 maart 2023 wordt klaagster geopereerd aan haar linkerhand. De bedrijfsarts spreekt met haar af dat zij vier tot zes weken neemt voor haar herstel. De volgende afspraak voor 13 april 2023 gaat niet door, omdat klaagster de bedrijfsarts meedeelt dat zij een tuchtklacht tegen hem heeft ingediend. De bedrijfsgeneeskundige begeleiding van klaagster wordt door een andere bedrijfsarts overgenomen.

4. De klacht en de reactie van de bedrijfsarts

4.1 Volgens klaagster heeft de bedrijfsarts haar niet de zorg gegeven die hij had behoren te betrachten. Zij verwijt hem dat hij:

a) geen kennis had van de werkplek en de daar voorkomende arbeidsrisico’s;
b) ondanks communicatie met de behandelaren geen kennis heeft genomen van de aandoening van het polsgewricht (CTS);
c) met zijn adviezen tot werkhervatting haar aandoening heeft verergerd, met onherstelbare schade tot gevolg.
4.2 De bedrijfsarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

5.1 Het is duidelijk dat klaagster nog steeds veel last heeft van de aandoening aan haar handen en dat zij daardoor beperkt is in haar dagelijkse leven en haar werk. Dat is heel naar voor haar.
Welke criteria gelden bij de beoordeling?

5.2 De vraag is of bedrijfsarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende bedrijfsarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor bedrijfsartsen geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.

5.3 Het college ziet vanwege de samenhang van de klachtonderdelen aanleiding om die gezamenlijk te bespreken.

5.4 Klaagster heeft naar voren gebracht dat zij in een heel koude hal met temperaturen van 8 tot 12 graden Celsius moest werken, waardoor de pijn aan haar handen – veroorzaakt door het CTS – verergerde. Daarom kon zij het werk, dat ook in de beperkte mate waarin dat door de bedrijfsarts was geadviseerd nog veel repetitieve handelingen inhield, niet goed volhouden. Zij verwijt de bedrijfsarts dat hij niet voldoende op de hoogte was van deze omstandigheden op de werkplek en van CTS. Bij zijn adviezen heeft hij daarmee niet genoeg rekening gehouden, en ook niet met de informatie van de behandelaren van klaagster, die zelf contact met hem hebben opgenomen. Klaagster voelt zich niet gehoord door de bedrijfsarts.

5.5 De bedrijfsarts heeft naar voren gebracht dat hij goed op de hoogte is van de omstandigheden op de werkplek, waar het volgens de door hem overgelegde temperatuurstaten niet zo koud is als door klaagster vermeld (12 tot 19 graden Celsius). Bovendien heeft hij klaagster uitgenodigd om samen de werkplek te bezoeken om te onderzoeken wat haar daar precies aan aangepast werk werd aangeboden, maar is zij daar niet op ingegaan. Volgens de bedrijfsarts is hij ook voldoende bekend met CTS. Hij heeft daarover nauw contact onderhouden met de behandelaren van klaagster en rekening gehouden met hun informatie en adviezen door aangepast werk te adviseren voor een beperkt aantal uren. Volgens de bedrijfsarts is de werkgever van klaagster betrokken bij zijn werknemers en hecht de werkgever veel waarde aan gezond werken. Als het niet ging, werd klaagster door de werkgever naar huis gestuurd. Hij heeft klaagster voor de eerste operatie als niet belastbaar beoordeeld, terwijl dit achteraf volgens de specialist niet nodig was geweest. Ook heeft hij klaagster geregeld wat extra ruimte gegeven om te herstellen van de operaties.

5.6 Mede gelet op het verweer van de bedrijfsarts op dit punt is onvoldoende gebleken dat hij geen kennis had van de werkplek van klaagster.

5.7 De bedrijfsarts heeft hierover aangevoerd dat hij al geruime tijd in die hoedanigheid voor de werkgever van klaagster werkzaam is en dat het kantoor waar hij spreekuur houdt, dicht bij de werkvloer is. Hij komt daar ook geregeld in verband met de begeleiding van andere werknemers. Klaagster heeft dit niet meer tegengesproken en het college vindt het voldoende aannemelijk. Ook kan het college niet vaststellen dat de bedrijfsarts onvoldoende kennis heeft genomen van wat de aandoening CTS inhoudt. Hij heeft aangevoerd dat hij CTS steeds vaker tegenkomt in zijn werk en hij heeft bij zijn adviezen aansluiting gezocht bij het Achtergronddocument bij de richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB) Klachten aan arm, nek of schouder (KANS). Het college begrijpt het verwijt van klaagster in die zin dat de bedrijfsarts onvoldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden op de werkplek, in het bijzonder de repeterende handelingen en de kou, in relatie tot haar CTS.

5.8 Naar het oordeel van het college kan niet gezegd worden dat de bedrijfsarts onzorgvuldige adviezen heeft gegeven omdat hij niet voldoende rekening heeft gehouden met de genoemde omstandigheden. De door de bedrijfsarts bij de behandelaren ingewonnen informatie gaf geen aanleiding om aan te nemen dat klaagster helemaal niet kon werken. Het advies van de bedrijfsarts om na de operatie van 5 september 2022 per 7 november 2022 weer vijf dagen van vier uur per dag te gaan werken met de daarbij genoemde beperkingen voor wat betreft de aard van het werk – geen tilwerk en snel repeterende bewegingen en waarbij zij haar hand zou kunnen ontzien – kan het college volgen. Als daarna blijkt dat klaagster de oefeningen van de fysiotherapeut te zwaar vindt en dat vooral een koude omgeving slecht is, stelt hij zijn advies per 12 december 2022 bij naar drie maal drie uur per week, met dezelfde beperkingen. Later breidt hij dit uit naar drie dagen van vier uur per dag. Het college overweegt dat het wel beter zou zijn geweest als de bedrijfsarts eind december 2022, toen klaagster melding maakte van de last die zij had van de kou, meer onderzoek zou hebben gedaan naar de precieze temperatuur in de hal waarin klaagster werkte of een ergotherapeut zou hebben ingeschakeld, omdat werken in een koude omgeving van negatieve invloed kan zijn op CTS. Naar het oordeel van het college waren er echter geen duidelijke aanwijzingen dat het vooral de kou was die de klachten van klaagster veroorzaakte. De andere risicofactoren, zoals veelvuldige en snelle repeterende handelingen en zwaar tilwerk, waren door de beperkingen in tijd en in de aard van de werkzaamheden bij zijn adviezen voldoende ondervangen. Er zijn niet genoeg aanwijzingen dat de situatie van klaagster zo ernstig was dat de bedrijfsarts redelijkerwijs helemaal niet meer tot een werkhervattingsadvies op de eigen werkplek van klaagster had kunnen komen. Het is in het algemeen niet alleen in het belang van de werkgever, maar ook in het belang van de werknemer zelf dat hij of zij op enig moment na een operatie weer aan het werk gaat als de situatie dat toelaat. De bedrijfsarts kon er redelijkerwijs van uitgaan dat dit bij klaagster het geval was, met de door hem bepaalde beperkingen. Verder mocht de bedrijfsarts erop
vertrouwen dat de werkgever daadwerkelijk aangepast werk zou aanbieden. Dat dit ook is gebeurd, is door klaagster bevestigd bij het mondelinge vooronderzoek. Zij heeft daar verklaard dat er vanuit de werkgever een collega was benoemd om toezicht op haar te houden, zodat zij niet te zwaar werk ging doen.

5.9 Dat de adviezen van de bedrijfsarts de klachten van klaagster hebben verergerd, kan het college ook niet vaststellen. Volgens de bedrijfsarts heeft klaagster in de periode waarin hij haar begeleidde alleen gewerkt van 7 tot 10 november 2022, waarbij zij al na twee uur naar huis ging, van 12 tot en met 30 december 2022 en van 13 januari tot 20 januari 2023. (drie maal drie uur per dag). Klaagster had in die periode al aanzienlijke klachten aan haar handen, en blijkens de aantekeningen van de huisarts en de neuroloog had zij ook al lange tijd daarvoor klachten aan haar handen. Ook in die zin kunnen de adviezen van de bedrijfsarts niet als onzorgvuldig worden beschouwd.

5.10 Klaagster heeft nog benoemd dat zij zich niet gehoord heeft gevoeld door de bedrijfsarts. De gemachtigde van de bedrijfsarts heeft naar voren gebracht dat hij van nature nogal direct is en dat hij, na de eerdere tuchtklachten, zijn best doet om meer empathie aan de dag te leggen en verbinding te zoeken met werknemers. Het spijt hem dat klaagster dat niet zo heeft ervaren. Het college overweegt dat empathie gewenst, maar niet afdwingbaar is, en dat voor bedrijfsartsen geldt dat het niet meegaan met de wensen van een werknemer gemakkelijk als gebrek aan empathie kan worden ervaren. Evengoed kan de bedrijfsarts zich soms beter wat minder scherp uitdrukken. In het verweerschrift en ter zitting heeft hij zich echter wel leerbaar en toetsbaar opgesteld.

Slotsom

5.11 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat niet is gebleken dat de bedrijfsarts tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Alle onderdelen van de klacht zijn ongegrond. De tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke schorsing is dus niet aan de orde.

6. De beslissing

Het college verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door N.B. Verkleij, voorzitter, C.H. van Dijk, lid-jurist, R.P. van Straaten, B. Vlogtman en P. van Haren, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door F.J.E. van Geijn, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2023.

secretaris                                                                                                 voorzitter