ECLI:NL:TGZRAMS:2023:258 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5520

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:258
Datum uitspraak: 05-12-2023
Datum publicatie: 05-12-2023
Zaaknummer(s): A2023/5520
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een tandarts. Klager verwijt de tandarts dat hij de door hem opgevraagde tandartsverklaring voor zijn verzekering niet heeft aangepast. De tandarts heeft op basis van zijn professionele kennis en expertise een verklaring opgesteld die melding maakt van een verhoogd risico op hart- en vaataandoeningen indien parodontitis niet wordt behandeld. Een andere conclusie waarin parodontitis als directe oorzaak wordt aangewezen van klagers hartfalen, is naar huidige medische inzichten niet verdedigbaar. Klager kan en mag een dergelijke onjuiste verklaring niet verlangen van de tandarts. De tandarts heeft de afgifte van zo’n verklaring terecht geweigerd. Wat betreft de behandeling van de composietreparatie; het enkele feit dat de composietopbouw is losgeraakt, rechtvaardigt nog niet de conclusie dat de tandarts tekortgeschoten is in de uitgevoerde behandeling. De tandarts heeft niet over hoeven gaan tot kosteloze reparatie. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing in raadkamer van 5 december 2023 op de klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

tegen

C,

tandarts,

werkzaam te B,

verweerder, hierna ook: de tandarts,

gemachtigde: mr. S. Mosk, werkzaam te Leusden.

1. Waar gaat de zaak over?

1.1       Klager, geboren in 1964, klaagt over de weigering van de tandarts om een tandheelkundige verklaring ten behoeve van de verzekering aan te passen. De gewenste aanpassing zou volgens de tandarts medisch gezien niet correct zijn. Daarnaast wordt geklaagd over de ondeugdelijke behandeling omdat de composietvulling is losgekomen en wenst klager een kosteloze reparatie.
 

1.2       Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
 

2. De procedure

2.1       Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 31 maart 2023;
  • de aanvullende klaagschriften van 25 april 2023 en 16 mei 2023 met de bijlagen;
  • het verweerschrift met de bijlagen;
  • de brief van klager van 25 juli 2023 (repliek);
  • de brief van de gemachtigde van de tandarts van 3 augustus 2023 (dupliek).

2.2       De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt. In plaats daarvan is gelegenheid gegeven voor een extra schriftelijke ronde.
 

2.3       Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren. 
 

3. Wat is er gebeurd?

3.1       Op 18 juli 2022 bezocht klager de praktijk van de tandarts (verweerder). Klager was geruime tijd niet bij een tandarts geweest. Hij wilde een esthetische oplossing voor zijn voortand waar een stuk van was afgebroken. Tijdens de intake werd een onderzoek uitgevoerd en werden de bevindingen met klager besproken. De tandarts heeft in het tandheelkundig dossier genoteerd dat er sprake was van een ongecompliceerde kroonfractuur van element 11 en adulte parodontitis in de boven-en onderkaak met gegeneraliseerd verdiepte pockets 5-6mm met BOP in de boven-en onderkaak. Na afloop van de intake zijn afspraken voor behandeling gepland.
 

3.2       Op 22 augustus 2022 is element 11 behandeld met een composietrestauratie. Voor de tandvleesbehandeling werden vervolgafspraken gemaakt. Klager is in het bezit is van een pacemaker en gebruikt verschillende medicijnen. Vanwege de pacemaker heeft de tandarts gekozen voor een handmatige gebitsreiniging in plaats van gebruik te maken van ultrasone scalers. Hierover is klager voortijdig telefonisch geïnformeerd. Een vervolgafspraak is om financiële redenen uitgesteld.

3.3       Op 30 januari 2023 komt klager om andere redenen naar de praktijk met het verzoek om een ‘brief bestemd voor de verzekering’. Diezelfde dag ontvangt klager deze tandartsverklaring met daarin vermeld de bevindingen van het onderzoek en de behandelopties en ingezette behandeling.

3.4       Op 27 februari 2023 bezoekt klager wederom de praktijk met als doel het verkrijgen van een aangepaste tandheelkundige verklaring. Op 6 maart 2023 wordt de verklaring aangepast en daarin de risico’s van parodontitis vermeld. In deze verklaring is onder meer vermeld: “Indien de parodontitis niet wordt behandeld zullen meerdere risicofactoren verhoogd zijn waaronder: (…)

-Een verhoogd risico op het ontwikkelen van hart- en vaataandoeningen”.

3.5       Diezelfde dag bezoekt klager nogmaals de praktijk met wederom als doel aanpassing van de verklaring in die zin dat daarin wordt vermeld dat klagers hartfalen het directe gevolg is van de eerder geconstateerde parodontitis. Die laatste aanpassing weigert de tandarts in de verklaring op te nemen. Verweerder heeft naar zijn stelling getracht dit klager uit te leggen, maar klager liet hem niet uitpraten. Op verweerders verzoek verliet klager de praktijk. Hij kondigde aan dat hij een klacht zou indienen bij het medisch tuchtcollege.

3.6.      Na 6 maart 2023 heeft verweerder geen contact meer gehad met klager.

4. De klacht en de reactie van de tandarts

4.1. Volgens klager heeft de tandarts onjuist gehandeld, omdat hij:

  1. weigerde de tandartsverklaring aan te passen;
  2. de behandeling aan element 11 niet juist werd uitgevoerd nu de composietopbouw verloren is gegaan;
  3. geen kosteloze reparatie van element 11 wenst uit te voeren.

4.2. De tandarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
 

4.3. Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?

5.1. De vraag is of de tandarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende tandarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de tandarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.
 

De beoordeling

Klachtonderdeel a) tandheelkundige verklaring

5.2.      Klager stelt dat hij op 6 maart 2023 de tandarts heeft gevraagd om in zijn verklaring te noteren dat klager een chronisch hartpatiënt is en dat er risico’s voor hem zijn als de parodontitis niet wordt behandeld. De tandarts betwist dat dit de aanpassing is waar klager om heeft gevraagd. De tandarts heeft uitgelegd dat hij destijds het verzoek om aanpassing zo heeft begrepen dat daarin wordt vermeld dat klagers hartfalen het directe gevolg is van de eerder geconstateerde parodontitis. Deze aanpassing heeft hij geweigerd omdat dit medisch gezien onjuist is. Verweerder heeft naar zijn stelling getracht dit aan klager uit te leggen, maar klager liet hem niet uitpraten.
 

5.3       Het college oordeelt als volgt. De tandarts heeft op basis van diens professionele kennis en expertise een verklaring opgesteld die melding maakt van een verhoogd risico op hart- en vaataandoeningen indien de parodontitis niet wordt behandeld. Deze verklaring is mede gebaseerd op de wetenschappelijke literatuur. De juistheid van de verklaring wordt onderschreven door het college. Een andere conclusie waarin parodontitis als directe oorzaak wordt aangewezen van klagers hartfalen, is naar huidige medische inzichten niet verdedigbaar. Klager kan en mag een dergelijke onjuiste verklaring niet verlangen van de tandarts. De tandarts heeft de afgifte van zo’n verklaring terecht geweigerd. Voor zover klager zou hebben gevraagd om de aanpassing zoals onder 5.2 omschreven, is het college van oordeel dat deze zin dezelfde strekking heeft als de zin in de opgestelde verklaring. Het college oordeelt dan ook dat de tandarts ten aanzien van dit klachtonderdeel niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Klachtonderdeel b) onjuiste behandeling composietreparatie

5.2       Volgens de tandarts heeft hij tijdens het intakegesprek van 18 juli 2022 met klager besproken dat element 11 het beste met composietvulling gerestaureerd kon worden, aangezien er sprake was van parodontitis. Hierbij heeft hij uitgelegd dat er niet veel hechtoppervlak op de tand aanwezig was door de soort breuk en dat daardoor de vulling mogelijk kon loskomen. Na afloop was klager volgens de tandarts tevreden.
 

5.3       Het college oordeelt als volgt. Het enkele feit dat de composietopbouw is losgeraakt, rechtvaardigt nog niet de conclusie dat de tandarts tekortgeschoten is in de uitgevoerde behandeling. De verweerstukken en de meegestuurde foto’s geven geen enkele steun voor de juistheid van het standpunt van klager dat sprake is geweest van een onjuist uitgevoerde behandeling. Daarbij komt dat onweersproken is dat bij het laatste contact op 6 maart 2023 de composietopbouw nog zichtbaar intact was. Onweersproken is ook dat zoals vermeld in het verweerschrift klager voorafgaand aan behandeling is geïnformeerd over onder meer het risico dat - gelet op de wijze waarop de tand was afgebroken - de opbouw kon losraken. Klager heeft zich ook niet gemeld bij verweerder met de nieuw ontstane situatie. De tandarts heeft de nieuwe situatie en de oorzaak hiervan niet kunnen beoordelen. Ook anderszins blijkt uit de gedingstukken niet wat de oorzaak van het afbreken van de vulling is geweest. Een verklaring van een andere tandarts heeft klager niet ingebracht. Klager heeft dit klachtonderdeel ook anderszins niet onderbouwd.

Klachtonderdeel c) kosteloze reparatie

5.4. De weigering een kosteloze reparatie te verrichten is onder de hiervoor geschetste omstandigheden geen weigering waar de tandarts als redelijk handelende tandarts niet toe heeft kunnen komen.

Slotsom

5.5. Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.
 

6. De beslissing

De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 5 december 2023 door J. Brand, voorzitter, A.P. den Exter, lid-jurist, J.M.W. Croes, M.M.L.F. Smulders en H.W. Luk, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door L.B.M. van ‘t Nedereind, secretaris.

secretaris                                                                                           voorzitter