ECLI:NL:TGZRAMS:2023:25 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4332
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2023:25 |
---|---|
Datum uitspraak: | 31-01-2023 |
Datum publicatie: | 31-01-2023 |
Zaaknummer(s): | A2022/4332 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Verweerder was de huisarts van de moeder van klaagster (hierna: patiënte). Klaagster verwijt de huisarts onder andere dat hij onjuist heeft gehandeld, omdat hij niet heeft onderzocht of het ‘gezonde mengsel’ dat patiënte van haar zoon (broer van klaagster) kreeg kwaad kon. De huisarts heeft een beroep gedaan op niet-ontvankelijkheid en, voor het geval het college de klacht wel inhoudelijk behandelt, de klacht bestreden. Het college overweegt dat er geen bijzondere omstandigheden aan het licht zijn gekomen die doen vermoeden dat klaagster niet de veronderstelde wil van patiënte vertegenwoordigt, klaagster is dus ontvankelijk in haar klacht. Het college overweegt verder dat nadat de huisarts door klaagster erop werd gewezen dat patiënte een ‘gezond mengsel’ slikte waar klaagster zich zorgen over maakte, de huisarts richtlijnen erop heeft nagekeken en klaagster verder heeft geïnformeerd over het gebruik van voedingssupplementen. Het college is van oordeel dat er voor de huisarts geen aanleiding was om nader onderzoek te doen naar de veiligheid van het mengsel dat patiënte zelfstandig innam en dat hij afdoende op de zorgen van klaagster heeft gereageerd. Het klachtonderdeel is ongegrond. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond. |
A2022/4332
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 31 januari 2023 naar aanleiding van de klacht van:
A,
wonende te B,
klaagster,
tegen
C,
huisarts, werkzaam te B,
verweerder, hierna ook: de huisarts,
gemachtigde: mr. J.S.M. Brouwer, werkzaam te Amsterdam.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 2 juni 2022;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het op 29 november 2022 gehouden mondelinge vooronderzoek;
- de brief van 29 november 2022, binnengekomen op 30 november 2022, van klaagster.
Het college
heeft de klacht op basis van de stukken beoordeeld.
2. Waar gaat de zaak over?
Verweerder was de huisarts van de moeder van klaagster (hierna: patiënte), geboren
in 1923.
Klaagster is niet tevreden over de zorg die de huisarts aan patiënte heeft verleend.
Het college
komt tot de conclusie dat de huisarts zorgvuldig heeft gehandeld. Het college licht
dat hierna toe.
3. Wat is er precies gebeurd?
3.1 De huisarts was vanaf 2017 huisarts van patiënte. Sinds 2017 had patiënte last
van
bloedarmoede. Uit het medisch dossier blijkt dat de huisarts meerdere keren met haar
heeft
gesproken over mogelijke oorzaken van de bloedarmoede. Zo noteerde de huisarts op
23 april 2020 in
het dossier (alle citaten voor zover van belang en inclusief eventuele typ- en taalfouten):
“Uitleg
stand van zaken. Wens onderzoek darm? Heeft dit liever niet. Indien positief wil zij
toch geen
operatie.” En: “Dochter belt: wilt dat warfarine gehalte in het bloed bepaald wordt,
omdat ze op
internet gelezen heeft dat dat ook voor een laag Hb kan zorgen.
(…) Uitleg dat er vandaag overleg is met MDL om te onderzoeken of er sprake is van bloedverlies
ergens. Mw. gebruikt geen warfarine, dus geen reden om dat te bepalen.” Ook is patiënte behandeld voor een longembolie en had zij last van oedeem in haar
benen. Voor dat laatste kreeg zij furosemide en, toen dat onvoldoende effect had,
steunkousen.
3.2 Op 7 oktober 2020 stuurde klaagster een e-mail aan de huisarts waarin, voor
zover hier van
belang, het volgende stond:
“Weet u iets van kruiden en zaden af? Aangezien M. gisteren meldde dat zij de hele
morgen bezig was
naar beneden te komen, omdat haar darmen meermaals geleegd moesten worden, heb ik
het zakje
vitaminen bekeken, die goed voor de gezondheid zouden zijn. Het was immers goed uitgezocht.
Ik ben
desalniettemin zo brutaal te denken dat daar een deel van het probleem kan liggen.
Zo wordt er
fenugriek genomen. Ik heb e.e.a. al even op internet opgezocht en dat kan diaree veroorzaken
en ook
kan het de werking belemmeren van bloedstollingsmiddelen (zie bijlage aub). Sommige
andere kruiden
in het mengsel hebben eveneens deze eigenschappen (veel wat er op staat voert terug
op de
fenugriek).
Ondanks de goede eigenschappen van deze kruiden, lijkt het mij beter dat zij dit mengsel
niet
inneemt. Ik ben wederom brutaal om M. te zeggen dat zij moet stoppen met dit gezondheidsmengsel
in
te nemen en hoop dat er geluisterd wordt. Doe ik hier goed aan? Zo niet, kunt u mij
dit dan nog
even laten weten? (…)”
De huisarts schreef op 8 oktober 2020, voor zover hier van belang, het volgende antwoord:
“Het
middel Fenegriek is mijn niet goed bekend. Ik ken eigenlijk geen mensen die het slikken.
Bijwerkingen van voedingssupplementen kunnen heel verschillend zijn.
De mate van interactie met bloedverdunners is niet omschreven in onze richtlijnen.
Mochten er
klachten van diarree zijn dan is het mijn advies om met het middel te stoppen om te
kijken of dat
effect heeft. Dat is natuurlijk altijd te proberen. In principe zitten in gevarieerde
voeding alle
bestanddelen die het lichaam nodig heeft. Voor extra ijzer is groenen bladgroente
en wekelijks
(rund-)vlees te adviseren.”
3.3 Begin december 2020 is patiënte onderzocht middels een colonoscopie, waarbij
bleek dat zij
darmkanker had. Hoewel patiënte in eerste instantie geen behandeling wilde, heeft
zij later in
samenspraak met haar beide kinderen besloten om nog palliatieve radiotherapie te ondergaan.
3.4 Op 24 januari 2021 heeft klaagster de huisarts een brief doorgestuurd die zij
bij het
ziekenhuis had afgegeven. In de begeleidende e-mail schrijft klaagster aan de huisarts: “Hoorde dat
u niets gehoord had. Misschien is het goed te weten dat ik bijgaande brief bij het
ziekenhuis had
afgegeven.”
In de genoemde brief vraagt klaagster aan een ziekenhuisarts het volgende:
“(…) M heeft geruime tijd een mengsel van sesamzaad, fenegriek e.d. gegeten, omdat
het ‘gezond’ zou
zijn. Inmiddels heb ik e.e.a. opgezocht op internet en ik vond dat sesamzaad darmkanker
kan
veroorzaken en fenegriek tot bloedingen kan leiden (…). Kloppen deze
zaken (…)?
M heeft vandaag -dit keer aan Dr. E- weer niet gevraagd of deze kruiden de oorzaak
van de darmkanker kunnen zijn, dus of hetgeen op internet staat, waar is; vandaar
dat ik u lastigval. Zij
weet niet dat ik dit doe, maar ik maak mij zeer grote zorgen. Mocht internet de waarheid
spreken,
kunt u mij dit dan aub laten weten? (…)”
3.5 Op 25 januari 2021 beantwoordde de huisarts de e-mail van klaagster met: “Ik heb uw mail met
bijlage gelezen en hoop dat u de antwoorden via het ziekenhuis kan krijgen. Sterkte
in deze
tijden.”
3.6 Tijdens een visite op 15 juli 2021 constateerde de huisarts dat de onderbenen
van patiënte
dik waren en af en toe nat. De huisarts noteerde het volgende in het dossier: “Wil ècht niet
zwachtelen, want dat is verschrikkelijk. (…) Nu eerst proberen met furosemide 20 mg
5 dgn. Evt
lymfedrainage-therapie”. Op vrijdag 30 juli 2021 ontving de huisarts een bericht van kliniek D, dat
sprake was van fors oedeem van de onderbenen. Op maandag 2 augustus 2021 heeft de
huisarts na een
telefonisch verzoek van de kinderen een verwijzing geschreven voor oedeemtherapie.
3.7 In augustus 2021 ging de toestand van patiënte achteruit en kreeg de zij onder
andere
tramadol en paracetamol tegen de pijn. Op 19 augustus 2021 heeft de huisarts tijdens
een visite
metoclopramide voorgeschreven tegen de misselijkheid. Op 20 augustus 2021 is in het
dossier
genoteerd: “Overleg met zoon, bijwerkingen van tramadol lijken mij op dit moment te verkiezen
boven
pijnklachten zonder tramadol”.
3.8 Op 22 augustus 2021 heeft patiënte de Spoedeisende Eerste Hulp (SEH) bezocht
vanwege buikpijn
en afwezige ontlasting. Op de SEH werd een obstructieve ileus geconstateerd en werd
met patiënte en
haar zoon besproken dat het een zeer zorgelijke situatie was waarin de kans reëel
is dat patiënte
daaraan zou komen te overlijden als er geen reactie zou komen op de dexamethason die
die dag werd
voorgeschreven.
3.9 Op 23 augustus 2021 is patiënte in het bijzijn van een collega van de huisarts
(verweerster in
zaak A2022/4361) thuis overleden.
4. Wat houdt de klacht in?
Volgens klaagster heeft de huisarts onjuist gehandeld, omdat hij:
1) Niet heeft onderzocht of het ‘gezonde mengsel’ dat patiënte van haar zoon (broer
van
klaagster) kreeg kwaad kon;
2) Op 19 augustus 2021 een middel tegen misselijkheid (metoclopramide) heeft gegeven
in plaats
van een ander middel tegen de pijn;
3) Het oedeem in de benen van patiënte niet goed heeft behandeld;
4) Onvoldoende hygiënemaatregelen in acht heeft genomen na een bezoek aan patiënte.
5. Wat is het verweer?
De huisarts heeft een beroep gedaan op niet-ontvankelijkheid en, voor het geval het
college de
klacht wel inhoudelijk behandelt, de klacht bestreden. Het verweer wordt voor zover
nodig hierna
verder besproken.
6. Wat zijn de overwegingen van het college?
6.1 Het college komt tot de conclusie dat de klacht ontvankelijk is, maar dat de
huisarts niet
tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het college licht dat als volgt toe.
Is de klacht ontvankelijk?
6.2 Klaagster is de dochter van de overleden patiënte. Kinderen worden geacht de
(veronderstelde)
wil van de overleden ouder te vertegenwoordigen om een klacht in te dienen. Dat de
broer van
klaagster niet klaagt en mogelijk niet op de hoogte is van deze klacht, wil niet zeggen
dat
klaagster niet de veronderstelde wil van hun moeder vertegenwoordigt. Omdat in deze
klachtzaak ook
verder geen bijzondere omstandigheden aan het licht zijn gekomen die doen vermoeden
dat klaagster
niet de veronderstelde wil van patiënte vertegenwoordigt, is klaagster dus ontvankelijk
in haar
klacht.
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
6.3 De vraag die het college moet beantwoorden is of de huisarts de zorg heeft verleend
die van
hem verwacht mocht worden. Dat is een zakelijke beoordeling. De norm daarvoor is een
redelijk
bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden
met de voor de
huisarts geldende beroepsnormen en de stand van de wetenschap ten tijde van het handelen.
Klachtonderdeel 1: Geen onderzoek naar het ‘gezonde mengsel’
6.4 Uit het medisch dossier blijkt dat de huisarts in de laatste levensjaren van
patiënte
meerdere keren met haar heeft besproken wat de oorzaak zou kunnen zijn van haar bloedarmoede
en hoe
hier het beste mee kon worden omgegaan. Uit het dossier blijkt ook dat patiënte een
zelfstandige,
heldere en adequate vrouw was en dat zij lang geen onderzoek wilde naar de oorzaak
van de
bloedarmoede. Nadat de huisarts door klaagster erop werd gewezen dat patiënte een
‘gezond mengsel’
slikte waar klaagster zich zorgen over maakte, heeft de huisarts richtlijnen erop
nagekeken en
klaagster verder geïnformeerd over het gebruik van voedingssupplementen. Het college
is van oordeel
dat er voor de huisarts geen aanleiding was om nader onderzoek te doen naar de veiligheid
van het
mengsel dat patiënte zelfstandig innam en dat hij afdoende op de zorgen van klaagster
heeft
gereageerd. Klachtonderdeel 1 is dan ook ongegrond.
Klachtonderdeel 2: Middel tegen misselijkheid in plaats van ander middel tegen pijn
6.5 Patiënte kreeg in de laatste dagen van haar leven tramadol en paracetamol tegen
de pijn “wat
best goed werkte”, zoals in het medisch dossier werd genoteerd. Klaagster merkt in
haar
klaagschrift terecht op dat misselijkheid een van de mogelijke bijwerkingen is van
tramadol. Een
NSAID was voor patiënte echter niet een voor de hand liggende pijnstiller gezien de
darmbloeding,
maagklachten en haar hypertensie en andere alternatieven voor tramadol zijn morfineachtige
preparaten die ook misselijkheid als bijwerking hebben. Daarbij is het niet zeker
dat patiënte misselijk was door de tramadol, de ziekte van patiënte kan de misselijkheid ook
veroorzaakt hebben. Het college vindt het dan ook begrijpelijk dat de huisarts ervoor
koos de misselijkheid te bestrijden met metoclopramide, in plaats van patiënte een
andere pijnstiller voor
te schrijven. Ook klachtonderdeel 2 is dus ongegrond.
Klachtonderdeel 3: Oedeem in de benen niet goed behandeld
6.6 Uit het medisch dossier blijkt dat de huisarts meerdere keren in overleg met
patiënte het
oedeem in haar benen heeft behandeld, rekening houdend met de wensen van patiënte.
Toen het verzoek
om verwijzing voor oedeemtherapie op 2 augustus 2021 binnen kwam heeft hij die verwijzing
meteen
geregeld. Het college is van oordeel dat de huisarts ook op dit vlak zorgvuldig heeft
gehandeld.
Klachtonderdeel 3 is dan ook ongegrond.
Klachtonderdeel 4: Onvoldoende hygiënemaatregelen in acht nemen
6.7 Klaagster verwijt de huisarts dat hij zijn handen niet waste na zijn visite
bij patiënte. De
huisarts heeft in zijn verweerschrift uitgelegd dat hij altijd handalcohol in zijn
tas heeft,
waarmee hij zijn handen schoonmaakt na een visite bij een patiënt. Volgens het college
is de
huisarts daarmee niet tekortgeschoten in de vereiste hygiëne bij het bezoeken van
patiënte en is
klachtonderdeel 4 dus ook ongegrond.
Conclusie
6.8 De conclusie is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is.
7. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door R.A. Dozy, voorzitter, E.M. Deen, lid-jurist, D.E.
de Jong,
I. Boekhout en V.M. Schijf, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door B.J. Dekker, secretaris.