ECLI:NL:TGZRAMS:2023:241 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam a2023/5455

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:241
Datum uitspraak: 31-10-2023
Datum publicatie: 31-10-2023
Zaaknummer(s): a2023/5455
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. Klaagster verwijt de psychiater dat hij niet op juiste wijze met een rechterlijke machtiging is omgegaan en haar niet op juiste wijze heeft behandeld. Daarnaast verwijt zij de psychiater dat medicijnen hebben geleid tot een grote gewichtstoename en dat zij onnodig vaak in de separeercel heeft moeten verblijven. Naar het oordeel van het college is de gemaakte keuze voor een depot met de onderhavige omvang er één die gelet op de geestelijke gezondheidssituatie van klaagster zonder meer voor de hand lag. De psychiater heeft onderkend dat deze behandeling kon leiden tot een gewichtstoename bij klaagster. Dit heeft hij meegewogen en hij heeft klaagster hierover geïnformeerd. Uit het dossier van klaagster volgt dat de psychiater bovengemiddelde aandacht voor klaagster heeft gehad. Niet is gebleken dat de psychiater bij het feitelijk overbrengen van klaagster naar de separeercel betrokken is geweest. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

A2023/5455

Beslissing van 31 oktober 2023


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM


Beslissing in raadkamer van 31 oktober 2023 op de klacht van:


A,
wonende te B,
klaagster,


tegen


C,
psychiater,
werkzaam te D,
verweerder, hierna ook: de psychiater,
gemachtigde: mr. P.H.N. Keuning-Taapken, werkzaam te Amsterdam.


1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Klaagster verwijt de psychiater dat hij niet op juiste wijze met een rechterlijke machtiging is omgegaan en haar niet op juiste wijze heeft behandeld. Daarnaast verwijt zij de psychiater dat medicijnen hebben geleid tot een grote gewichtstoename en dat zij onnodig vaak in de separeercel heeft moeten verblijven.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.


2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift ontvangen op 26 januari 2023;
- het aanvullende klaagschrift met bijlagen;
- de e-mails van klaagster met bijlagen;
- het verweerschrift met bijlagen;
- het proces-verbaal met bijlagen van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op
13 juli 2023.

2.2 Partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan heeft klaagster gebruik gemaakt; de psychiater niet.

2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat partijen daarbij aanwezig waren.


3. Wat is er gebeurd?
3.1 De psychiater is werkzaam bij E te D.

3.2 Bij klaagster is tijdens haar 19e levensjaar de diagnose schizofrenie gesteld. Deze diagnose is later gewijzigd naar bipolaire stoornis. Vanaf haar 19e levensjaar is klaagster meerdere malen opgenomen in de geestelijke gezondheidszorg wegens manisch psychotische ontregelingen.

3.3 Klaagster was laatstelijk opgenomen bij F. Vanuit F is zij – er was sprake van separatie wegens agressie – verplicht opgenomen bij E op 6 december 2022. Dit op basis van een door de rechtbank afgegeven zorgmachtiging. Aan de overplaatsing lag mede ten grondslag dat bij E beter passende zorg aanwezig was, omdat klaagster bij E op een gewone kamer kon verblijven.

3.4 De psychiater is vanaf de opname van klaagster bij E de behandelend psychiater en regiebehandelaar. Op 3 februari 2023 is gestart met het geven van olanzapine (depot-medicatie) aan klaagster. Op 3 maart 2023 heeft klaagster gemeld zich te zullen verzetten tegen het toegediend krijgen van olanzapine. De psychiater heeft vervolgens op basis van artikel 8:9 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg een beslissing genomen om bij verzet van klaagster de medicatie in de separeercel toe te kunnen dienen. Bij de toediening is klaagster inderdaad in verzet gegaan en is zij met dwang naar de separeercel verplaatst. Daar heeft de toediening van de medicatie verder plaatsgevonden.

3.5 Klaagster heeft tegen de psychiater twee klachten bij de klachtencommissie van E ingediend. De klachtencommissie heeft deze klachten afgewezen. Op 13 februari 2023 heeft de psychiater het regiebehandelaarschap overgedragen aan de GZ-psychologe.


4. De klacht en de reactie van de psychiater
4.1 Klaagster verwijt de psychiater dat:
a) hij haar ten onrechte een olanzapine-depot heeft voorgeschreven en olanzapine heeft toegediend. Daarbij komt dat het depot een te hoge dosering had;
b) hij haar niet heeft doorverwezen naar G, in het klaagschrift geduid als “H”;
c) hij een onderscheid maakte tussen allochtonen en autochtonen;
d) zij een vitamine D-tekort heeft opgelopen;
e) hij haar pestte en zijn machtspositie misbruikte en;
f) hij haar heeft mishandeld.
Verder eist klaagster dat de psychiater de rechterlijke machtiging intrekt.

4.2 De psychiater heeft verweer gevoerd en het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.


5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de psychiater de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende psychiater. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.

5.2 Het college oordeelt dat de psychiater niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Klachtonderdeel a) ten onrechte een olanzapine-depot?
5.3 Klaagster heeft als eerste klachtonderdeel aangevoerd dat de psychiater ten onrechte een olanzapine-depot heeft voorgeschreven. Aan de keuze van de psychiater voor een olanzapine-depot ligt ten grondslag de noodzaak om het manisch toestandsbeeld bij klaagster te doorbreken. Bij de keuze heeft een rol gespeeld dat sprake was van een onvoldoende trouwe inname van lamotrigine, lithium en olanzapine. Het was in drie maanden tijd niet gelukt om de medicatiespiegels op peil te krijgen. De psychiater heeft bij deze keuze niet enkel op zijn eigen kompas gevaren. Zo waren onder andere ook de ambulante psychiaters van F de mening toegedaan dat dit de beste keuze was. Ook het college deelt de mening van de psychiater. De gemaakte keuze voor een depot met de onderhavige omvang is er één die gelet op de geestelijke gezondheidssituatie van klaagster zonder meer voor de hand lag. De psychiater heeft onderkend dat deze behandeling kon leiden tot een gewichtstoename bij klaagster. Dit heeft hij meegewogen en hij heeft klaagster hierover geïnformeerd. Voorts is klaagster geadviseerd te sporten en zijn psylliumvezels voorgeschreven om de eetlust te verminderen. Dit klachtonderdeel slaagt niet.

Klachtonderdeel b) weigering door te verwijzen
5.4 Klaagster klaagt daarnaast dat de psychiater haar ten onrechte niet doorverwezen zou hebben naar “G” (in het klaagschrift geduid als “H”). Klaagster heeft dit klachtonderdeel niet onderbouwd. Uit de voortgangsrapportage, gedateerd 13 januari 2023, blijkt dat de psychiater niet afwijzend stond tegen inwilliging van het verzoek van klaagster om te worden verwezen. Wel is vermeld dat de opname intens is, er geen eigen kamer is en dat plaatsing niet met de rechterlijke machtiging kan plaatsvinden. Daarbij komt het volgende. De psychiater ziet, anders dan klaagster, als oorzaak voor het bij haar bestaande geagiteerde toestandsbeeld geen trauma met middelengebruik, maar een prikkelgevoeligheid en een manische psychose. Inwilliging van het verzoek van klaagster was volgens de psychiater daarom alleen mogelijk indien de medicatie aanslaat en zij zich goed aan het crisissignaleringsplan houdt. Het geagiteerde toestandsbeeld is ondanks medicatie niet verminderd. Het college wijst in dit verband onder meer op het incident – een geweldsuitbarsting richting personeel – op 7 april 2023. De beslissing van de psychiater om onder deze omstandigheden klaagster (nog) niet te verwijzen is een beslissing die een redelijk bekwame en redelijk handelende psychiater zonder meer heeft kunnen nemen.

Klachtonderdeel c) het maken van onderscheid tussen autochtonen en allochtonen
5.5 Als derde klachtonderdeel heeft klaagster gesteld dat de psychiater een onderscheid maakt tussen autochtonen en allochtonen. Klaagster heeft dit klachtonderdeel echter niet onderbouwd. Evenmin heeft zij aangegeven welk onderscheid zou zijn gemaakt. Reeds hierom slaagt dit klachtonderdeel niet.

Klachtonderdeel d) het vitaminetekort
5.6 Klaagster klaagt aansluitend dat zij een vitamine D-tekort zou hebben opgelopen doordat de psychiater haar lang op haar kamer zou hebben opgesloten. Nog daargelaten dat uit hetgeen klaagster heeft aangevoerd niet volgt dat de psychiater haar onnodig binnen heeft laten verblijven, heeft de psychiater nadat uit een bloedafname bleek dat sprake was van een vitamine D-tekort onmiddellijk adequate actie ondernomen. Ook dit klachtonderdeel faalt.

Klachtonderdeel e) het pesten en misbruik van de machtspositie
5.7 Klaagster klaagt verder dat de psychiater haar pestte en zijn machtspositie misbruikte. Dit klachtonderdeel is slechts onderbouwd met de mededeling dat zij de bezoeken van de psychiater heeft ervaren als pestgedrag, omdat hij altijd slecht nieuws bracht en haar dan achterliet met de aios (arts in opleiding tot specialist). Het dossier van klaagster biedt voor de juistheid van dit standpunt geen steun. Eerder volgt hieruit dat de psychiater bovengemiddelde aandacht voor klaagster heeft gehad. Van misbruik van zijn machtspositie is het college evenmin gebleken. De psychiater heeft juist zijn regiebehandelaarschap overgedragen om meer op afstand te komen staan van klaagster. Ook dit klachtonderdeel faalt.

Klachtonderdeel f) de mishandeling
5.8 Klaagster heeft verder aangevoerd dat zij is mishandeld, doordat zij met geweld naar de separeercel is gebracht. Zij heeft hierbij een pluk haar verloren. Niet is gebleken dat de psychiater bij het feitelijk overbrengen van klaagster naar de separeercel betrokken is geweest. Reeds hierom kan hem geen verwijt worden gemaakt van wat is gebeurd bij het feitelijk overbrengen van klaagster naar de separeercel.

De eis de rechterlijke machtiging in te trekken
5.9 Tot slot heeft klaagster ‘geëist’ dat de rechterlijke machtiging door de psychiater wordt ingetrokken. Dit klachtonderdeel treft geen doel. Het college begrijpt dit klachtonderdeel zo dat klaagster het standpunt inneemt dat geen zogenoemd ernstig nadeel bestaat, zodat de psychiater ten onrechte gebruik heeft gemaakt van de machtiging, dan wel dat hij na afloop van de machtiging niet om een verlenging mag vragen. Het dossier van klaagster geeft geen enkele grond voor de juistheid van het standpunt van klaagster. Uit het dossier volgt dat de psychiater steeds – binnen de juridische en medische mogelijkheden – zorgvuldig en adequaat heeft gereageerd op de situatie waarin klaagster verkeerde. De eis aan de psychiater om na afloop van de rechterlijke machtiging niet om verlenging te vragen kan niet worden ingewilligd. Dit reeds omdat een beoordeling tegen de dan bestaande situatie zal moeten plaatsvinden.

Slotsom
5.10 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.


6. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven op 31 oktober 2023 door J. Brand, voorzitter, J.C.J. Dute, lid-jurist, A.E. van ‘t Hoog, M.H. Braakman en H.J. Kolthof, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door S.M. Geerding, secretaris.


secretaris                                                             voorzitter