ECLI:NL:TGZRAMS:2023:24 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4361
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2023:24 |
---|---|
Datum uitspraak: | 31-01-2023 |
Datum publicatie: | 31-01-2023 |
Zaaknummer(s): | A2022/4361 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. De huisarts werkte als waarnemend huisarts bij de praktijk waar de moeder van klaagster stond ingeschreven. Klaagster verwijt de huisarts dat zij een verklaring van natuurlijk overlijden heeft afgegeven terwijl zij uit het dossier had kunnen opmaken dat klaagster zich zorgen maakte over ‘het gezonde mengsel’ dat patiënte tot enkele maanden voor haar dood had ingenomen. De huisarts heeft aangevoerd dat zij voor de laatste visite aan patiënte het medisch dossier heeft geraadpleegd. Uit dat dossier kon de huisarts opmaken dat patiënte leed aan darmkanker (in een terminale fase) en dat zij een dag ervoor op de SEH was gezien in verband met een (dreigende) ileus. Het college heeft in het dossier geen aanwijzingen aangetroffen die voor de huisarts reden hadden moeten zijn om te twijfelen aan een natuurlijke doodsoorzaak. Het verwijt dat de huisarts ten onrechte een verklaring van natuurlijk overlijden heeft afgegeven acht het college ongegrond. |
A2022/4361
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 31 januari 2023 naar aanleiding van de klacht van:
A,
wonende te B, klaagster,
tegen
C,
huisarts, werkzaam te B,
verweerster, hierna ook: de huisarts,
gemachtigde: mr. D. Benamari, werkzaam te Utrecht.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 2 juni 2022;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;
- het verweerschrift met de bijlage;
- het proces-verbaal van het op 29 november 2022 gehouden mondelinge vooronderzoek;
- de brief van 29 november 2022, binnengekomen op 30 november 2022, van klaagster;
- de e-mail van 15 december 2022, van klaagster.
Het college heeft de klacht op basis van de stukken beoordeeld.
2. Waar gaat de zaak over?
De huisarts werkte vanaf juli 2020 als waarnemend huisarts bij de praktijk waar de
moeder van
klaagster (hierna: patiënte), geboren in 1923, stond ingeschreven. Klaagster stelt
dat de huisarts
ten onrechte een verklaring van natuurlijk overlijden heeft afgegeven na het overlijden
van
patiënte op 23 augustus 2021. De huisarts heeft de klacht bestreden. Het college komt
tot de
conclusie dat de huisarts zorgvuldig heeft gehandeld. Het college licht dat hierna
toe.
3. Wat is er precies gebeurd?
3.1 Patiënte had vanaf 2017 last van bloedarmoede, maar wilde in eerste instantie
niet dat
darmonderzoek werd gedaan om de oorzaak van de bloedarmoede te achterhalen, omdat
zij geen
behandeling wilde “indien positief”. Daarnaast is patiënte behandeld voor een longembolie. In
december 2020 is darmkanker geconstateerd, waarvoor patiënte geen behandeling wenste.
Wel onderging zij palliatieve radiotherapie en kreeg zij een aantal bloedtransfusies.
3.2 Uit het medisch dossier blijkt dat klaagster een aantal keer contact heeft opgenomen
met de
collega van de huisarts (verweerder in zaak A2022/4332) over de mogelijke oorzaak
van de klachten
van haar moeder. Zo staat in het dossier op 23 april 2020 de aantekening (alle citaten
voor zover
van belang en inclusief eventuele typ- en taalfouten):
“S Dochter belt: wilt dat warfarine gehalte in bloed bepaald wordt, omdat ze op internet
gelezen
heeft dat dat ook voor een laag Hb kan zorgen.
E Anemie
P Uitleg dat er vandaag overleg is met MDL om te onderzoeken of er sprake is van bloedverlies
ergens. Mw. gebruikt geen warfarine, dus geen reden om dat te bepalen.”
3.3 Op 29 oktober 2020 is door de collega van de huisarts het volgende in het medisch
dossier
genoteerd:
“S Mail dochter; M. slikte volgens mij maanden fenegriek. Aangezien het bloedgeven
misschien een
regelmatige bezigheid wordt, nam ik het zakje gezondheid maar even mee om op internet
te zoeken.
Fenegriek kan ook bloedingen veroorzaken. Kan dit iets met e.e.a. te maken hebben?
Zo ja, da is dit
misschien iets om rekening mee te houden. (…)
E Zorgen door dochter
P Fenegriek heeft bij uw moeder geen invloed op de huidige problematiek. Ik zou het
verder laten.”
Ook heeft klaagster op 24 januari 2021 de collega van de huisarts een kopie van een
brief
toegestuurd, waarin zij een ziekenhuisarts vroeg of het mengsel van fenegriek en sesamzaad
dat
patiënte vrijwillig slikte de oorzaak zou kunnen zijn van de darmkanker van patiënte.
3.4 In augustus 2021 ging de toestand van patiënte achteruit en kreeg zij onder
andere tramadol
en paracetamol tegen de pijn. Op 13 augustus 2021 is zij bestraald. Op 22 augustus
2021 heeft
patiënte de Spoedeisende Eerste Hulp (SEH) bezocht vanwege buikpijn en afwezige ontlasting.
Op de
SEH werd een obstructieve ileus geconstateerd “bij zwelling na radiotherapie, danwel progressieve
ziekte”. Met patiënte en haar zoon werd besproken dat het een zeer zorgelijke situatie was
waarin
de kans reëel is dat patiënte daaraan zou komen te overlijden als er geen reactie
zou komen op de
dexamethason die die dag werd voorgeschreven, zo staat in het dossier.
3.5 Op 23 augustus 2021 heeft de huisarts telefonisch contact gehad met klaagster
en haar broer,
waarbij de huisarts werd verteld dat de pijn van patiënte niet onder controle was,
dat er behoefte
bestond aan thuiszorg en dat patiënte euthanasie wilde. De huisarts heeft daarop een
terminaal
verklaring geschreven voor de thuiszorg, de pijnstilling verhoogd en afgesproken later
die dag
langs te komen om de euthanasiewens te bespreken. Daarna is de huisarts door de huisartsenpost
gebeld met de mededeling dat patiënte verslechterde. De huisarts heeft toen direct
patiënte
bezocht. Zij is die middag in het bijzijn van de huisarts overleden. De huisarts noteerde
hierover
het volgende in het dossier:
“S (…) bij aankomst, pte niet meer aansrpeekbaar, grote lichtstijve pupillen maar
nog wel ademhaling en lichte hartslag. comfortable. aan familie aangegeven om afscheid
te nemen. hierna morfine opgetrokken omdat er veel angst voor pijn was, maar atiente
intussen overleden. (…)
P mooi, rustig overlijden in bijzijn van kinderen. uitgebreid gesproken met zoon en
dochter.
dochter geeft aan dat moeder dit nooit zo gewild zou hebben, wilde euthanasie en heeft
nu 4 dagen
pijn gehad. zoon is het daar niet mee eens. gesproken over euthanasie consistente
wens moet zijn en
dat ziekte je soms kan inhalen. prettig afgerond, verklaringen ingevuld.”
4. Wat houdt de klacht in?
Klaagster verwijt de huisarts dat zij een verklaring van natuurlijk overlijden heeft
afgegeven
terwijl zij uit het dossier had kunnen opmaken dat klaagster zich zorgen maakte over
‘het gezonde
mengsel’ dat patiënte tot enkele maanden voor haar dood had ingenomen.
5. Wat is het verweer?
De huisarts heeft de klacht bestreden. Het verweer wordt voor zover nodig hierna verder
besproken.
6. Wat zijn de overwegingen van het college?
6.1 Het college komt tot de conclusie dat niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft
gehandeld. Het
college licht dat als volgt toe.
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
6.2 De vraag die het college moet beantwoorden is of de huisarts de zorg heeft verleend
die van
haar verwacht mocht worden. Dat is een zakelijke beoordeling. De norm daarvoor is
een redelijk
bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden
met de voor de
huisarts geldende beroepsnormen en de stand van de wetenschap ten tijde van het handelen.
6.3 Klaagster heeft tijdens het mondeling vooronderzoek haar klacht toegelicht en
verteld dat zij
graag wil weten of haar moeder om het leven is gebracht en of zij onnodig pijn heeft
geleden. Op
deze vragen kan het college geen antwoord geven. Wat betreft de pijnbestrijding kan
het college wel
uit het dossier opmaken dat de huisarts en haar collega het nodige hebben gedaan om
in overleg met
patiënte en haar kinderen het einde van de patiënte zo dragelijk mogelijk te maken,
dat wil zeggen
ook met adequate pijnbestrijding.
6.4 Het verwijt dat de huisarts ten onrechte een verklaring van natuurlijk overlijden
heeft
afgegeven oordeelt het college ongegrond. De huisarts heeft aangevoerd dat zij voor
de laatste
visite aan patiënte het medisch dossier heeft geraadpleegd. Uit dat dossier kon de
huisarts opmaken
dat patiënte leed aan darmkanker (in een terminale fase) en dat zij een dag ervoor
op de SEH was
gezien in verband met een (dreigende) ileus. Het college heeft in het dossier geen
aanwijzingen
aangetroffen die voor de huisarts reden hadden moeten zijn om te twijfelen aan een
natuurlijke
doodsoorzaak.
Conclusie
6.5 De conclusie is dat de klacht kennelijk ongegrond is.
7. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door R.A. Dozy, voorzitter, E.M. Deen, lid-jurist, D.E.
de Jong,
I. Boekhout en V.M. Schijf, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door B.J. Dekker, secretaris.