ECLI:NL:TGZRAMS:2023:219 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5203
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2023:219 |
---|---|
Datum uitspraak: | 10-10-2023 |
Datum publicatie: | 10-10-2023 |
Zaaknummer(s): | A2022/5203 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een tandarts. Het college komt tot het oordeel dat de tandarts bij de beëindiging van de behandelingsovereenkomst verwijtbaar onzorgvuldig heeft gehandeld. Met een brief is duidelijk verzocht aan klaagster om op zoek te gaan naar een andere tandarts. Uit de brief blijkt niet dat er onderzoek is gedaan naar de reden waarom klaagster geen medewerking wilde verlenen aan een eerder onderzoek door de tandarts. Het college vindt het goed voorstelbaar dat de brief voor klaagster uit de lucht kwam vallen. Uit het medisch dossier en die brief blijkt bovendien niet dat klaagster is gewaarschuwd en of er is onderzocht of herstel in de relatie nog mogelijk is. Verder is het college van oordeel dat onvoldoende blijkt of klaagster heeft begrepen welke behandelingen zij zou ondergaan en of zij hiervoor toestemming heeft gegeven, nu er weinig is genoteerd door de tandarts en klaagster de Nederlandse taal niet goed machtig is. Klacht voor het overige ongegrond verklaard. Klacht gedeeltelijk gegrond verklaard. Waarschuwing. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 10 oktober 2023 op de klacht van:
A,
wonende te B, klaagster,
gemachtigde: mr. R.J. Sterk, werkzaam te Amsterdam,
tegen
C,
tandarts,
werkzaam te D,
verweerster, hierna ook: de tandarts,
gemachtigde: mr. M.J. de Groot, werkzaam te Utrecht.
1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Klaagster had op 3 december 2020 een consult bij de tandarts. Er werden daarna
verschillende
vervolgafspraken gemaakt. Op 8 december 2020 onderging klaagster bij de tandarts een
wortelkanaalbehandeling. De dochter van klaagster nam daarna herhaaldelijk contact
op met de
tandartsenpraktijk, onder andere vanwege aanhoudende pijn. Op 17 december 2020 kwam
klaagster terug bij de tandarts, maar zij weigerde plaats te nemen in de behandelstoel.
De tandarts mocht ook niet in de mond van klaagster kijken. De andere vervolgafspraken
werden door klaagster afgezegd. Een week later ontving klaagster een brief van de
tandartsenpraktijk waarin aan klaagster en haar dochter werd gevraagd om naar een
andere praktijk
uit te kijken.
1.2 Klaagster verwijt de tandarts dat zij de behandeling éénzijdig beëindigde, zonder
gewichtige
reden en de zorgvuldigheidseisen in acht te nemen. Ook verwijt klaagster de tandarts
zij haar
onvoldoende informeerde tijdens het consult op 3 december 2020 en niet de klinische
bevindingen
tijdens de wortelkanaalbehandeling noteerde.
1.3 Het college komt tot het oordeel dat de tandarts tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld
en de klacht gedeeltelijk gegrond is. Hiervoor krijgt de tandarts een waarschuwing.
Hierna licht het college dat toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 15 december 2022;
- het verweerschrift met de bijlagen.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het
college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij
geen gebruik
gemaakt.
2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 29 augustus 2023. De partijen
zijn
verschenen. Zij werden bijgestaan door hun gemachtigden.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klaagster had zich na een periode van twee jaar afwezigheid eind 2020 heringeschreven
bij de
tandartsenpraktijk. Voor de herinschrijving werd klaagster behandeld door een collega
van de
tandarts. Op 3 december 2020 kwam klaagster voor het eerst op consult bij de tandarts.
Daarover
noteerde de tandarts het volgende:
“(…) Periodiek preventief onderzoek td: 17ο, 27ο
td: 44 endo + b + do td: m01/03
tzt: 14 R24 en 16 vervang R24 (16 lekt distaal) xrbw Bitewing foto
=X21 Orthopantomogram
=INFCONPat. Akkoord OPT + akkoord dor ass gemaa 44 xrsl Intra orale foto ivm endo
start (…)”.
Er werden verschillende vervolgafspraken gemaakt, waaronder één voor een wortelkanaalbehandeling,
het vullen van twee gaatjes, beoordelen van de prothese en één afspraak bij de mondhygiëniste.
3.2 Op 8 december 2020 verrichtte de tandarts de wortelkanaalbehandeling aan element
44. Hierover noteerde de tandarts het volgende:
“(…) 44 wkb1 Wortelkanaalbeh. éénkanalig element lengte 18 mm (...)
Diagnose: Restauratie na endodontische behandeling (…) 44 mdb Drievlaksrest. Composiet
Diagnose: Slijtage element (…)”.
3.3 De volgende dag belde de dochter van klaagster met de praktijk om de afspraak
voor de
beoordeling van de prothese af te zeggen. De dag daarna belde de dochter van klaagster
om ook de andere vervolgafspraken af te zeggen. Op 14 december 2020 belde de dochter
weer met de
praktijk, nu vanwege aanhoudende pijnklachten bij klaagster na de wortelkanaalbehandeling.
De
administratief medewerker van de praktijk zou overleg voeren met de tandarts. De volgende
dag is er
aan klaagster aangeboden om direct langs te komen. Er werd in overleg een afspraak
gemaakt voor 17
december 2020. Later belde de dochter van klaagster of de afspraak de volgende dag
ook telefonisch
kon, omdat klaagster niet wilde dat er in haar mond werd gekeken. Omdat de tandarts
aangaf haar
liever persoonlijk te zien, bleef de afspraak staan.
3.4 Op 17 december 2020 verscheen klaagster op de afspraak bij de tandarts. Klaagster
wilde niet
plaatsnemen in de behandelstoel. Verder noteerde de tandarts het volgende:
“(…) ze had geen pijn meer maar alleen voelde ze bij het kauwen nog drukpijn bij iets
hards; ik heb
voorgesteld om het nog even aan te zien. (…)”.
3.5 De volgende dag werden er nieuwe vervolgafspraken gemaakt voor de andere behandelingen.
Klaagster zegde die afspraken dezelfde dag wederom af.
3.6 Bij brief van 23 december 2020 werd aan klaagster en haar dochter gevraagd om
uit te kijken
naar een andere praktijk. De brief is ondertekend door ‘Team E’.
Verder staat in de brief het volgende:
“(…) Op 14 december heeft uw dochter weer gebeld met de praktijk om aan te geven dat
u nog steeds
last had na de wortelkanaalbehandeling. [De tandarts] heeft u driemaal aangeboden
om naar de
praktijk te komen, zodat zij de situatie in de mond kon bekijken. Dit is echter elke
keer door u
afgewezen. Uw dochter eiste op een stellige en niet te verstane wijze een andere tandarts
voor u.
(…)
Uit de stellige houding van u en uw dochter blijkt dat u beiden geen vertrouwen hebben
in uw
behandelaar en de handelswijze van E. In 2018 was dit al de reden van uw uitschrijving
geweest,
destijds tandarts [x], en nu herhaalt zich een zelfde situatie met [de tandarts].
(…)”
3.7 Begin 2021 is klaagster uitgeschreven als patiënt van de praktijk.
4. De klacht en de reactie van de tandarts
4.1 Klaagster verwijt de tandarts dat zij
a) de behandelingsovereenkomst eenzijdig heeft opgezegd, zonder hiervoor gewichtige
redenen te
hebben;
b) de behandelingsovereenkomst eenzijdig heeft opgezegd, zonder de daarvoor geldende
zorgvuldigheideisen in acht te hebben genomen;
c) het principe van informed consent niet in acht heeft genomen, door klaagster niet
te informeren
over de diagnose, behandelopties, risico’s en kosten van de wortelkanaalbehandeling
en niet te
verifiëren dat klaagster begreep welke behandeling er zou worden uitgevoerd en waarom;
d) niet heeft voldaan aan haar dossierplicht door niet te noteren welke klinische
bevindingen
werden gedaan tijdens de wortelkanaalbehandeling, zo werd de diagnose niet genoteerd,
valt niet af
te leiden of het wortelkanaal vitaal of a-vitaal was en/of er is gezocht naar een
tweede
wortelkanaal.
4.2 De tandarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de tandarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht
worden. De norm
daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende tandarts. Bij de beoordeling
wordt rekening
gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele
standaarden.
Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk
zijn voor
hun eigen handelen.
5.2 Op grond van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) kan
een arts een
behandelingsovereenkomst alleen beëindigen als daar gewichtige redenen voor zijn.
In de
KNMG-richtlijn ‘Niet-aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst’
staan
voorbeelden van gewichtige redenen genoemd:
“(…)
b. de patient toont zeer onheus of agressief gedrag;
c. De arts heeft een ernstig conflict met de patiënt en/of de patiënt wil niet meewerken
aan de
behandeling. (…)”
Verder staan in paragraaf 3.2 van die richtlijn zorgvuldigheidseisen. Daar staat onder
andere: “(…)
Als een arts op grond van (één of meer) bovengenoemde gewichtige redenen besluit om
de
behandelingsovereenkomst te beëindigen, is het van belang dat hij daarbij zorgvuldigheid
betracht.
(…)
a. de patient herhaaldelijk waarschuwen en onderzoeken of herstel van de relatie mogelijk
is;
b. de patient tijdig mondeling informeren over zijn besluit en dit besluit schriftelijk
bevestigen;
c. een redelijke termijn aanhouden voordat hij de overeenkomst daadwerkelijk beëindigt;
d. noodzakelijke hulp blijven verlenen of laten verlenen, tot de patiënt een andere
behandelaar
heeft gevonden;
e. medewerking verlenen om na de beëindiging elders zorg te ontvangen.”
Klachtonderdeel a en b) eenzijdige beëindiging van de behandelingsovereenkomst
5.3 Het college behandelt deze klachtonderdelen samen vanwege de samenhang.
Het college oordeelt dat met de brief van 23 december 2020 duidelijk is verzocht aan
klaagster om
op zoek te gaan naar een andere tandarts. De brief is ondertekend door ‘Team
E’. De tandarts is onderdeel van dat team. Hoewel blijkt uit de toelichting ter zitting
van de
tandarts dat zij niet fulltime is betrokken bij de praktijk en op moment van schrijven
van de brief
verlof had, blijft de tandarts als behandelaar verantwoordelijk. Ook de tandarts die
niet fulltime
werkzaam is bij een praktijk, hoort op de hoogte te zijn van wat er vanuit de praktijk
wordt
gecommuniceerd richting de patiënt. Dit geldt te meer nu zij ter zitting heeft verklaard
op eigen
initiatief een terugkoppeling van het consult van 17 december 2020 te hebben gegeven
aan de
praktijkhouder en dit consult ook in de brief wordt genoemd als een van de redenen
om de
behandelrelatie te beëindigen. Bovendien heeft de tandarts nagelaten actie te ondernemen
toen zij
na haar verlof op de hoogte raakte van de brief, door bijvoorbeeld contact op te nemen
met de
praktijkhouder en klaagster. De tandarts kan daarom ook verantwoordelijk worden gehouden
voor de
inhoud van de brief.
5.4 Uit de brief blijkt niet dat er onderzoek is gedaan naar de reden waarom klaagster
geen
medewerking wilde verlenen aan het onderzoek door de tandarts op 17 december 2020.
De tandarts
verklaarde desgevraagd ter zitting hierover geen navraag te hebben gedaan. Zelf stelde
de tandarts
volgens haar notities van die dag voor “om het nog even aan te zien”. De volgende dag is er alleen
nog telefonisch contact geweest waarin klaagster de vervolgafspraken afzegde. Tegen
deze
achtergrond is het goed voorstelbaar dat de brief voor klaagster uit de lucht kwam
vallen. Uit het
medisch dossier en die brief blijkt bovendien niet dat klaagster is gewaarschuwd en
of er is
onderzocht of herstel in de relatie nog mogelijk is. Het college komt daarom tot het
oordeel dat de
tandarts bij de beëindiging van de behandelingsovereenkomst verwijtbaar onzorgvuldig
heeft
gehandeld. De klachtonderdelen zijn gegrond.
Klachtonderdeel c) niet informeren
5.5 In de WGBO staat dat de arts op toegankelijke en begrijpelijke wijze moet bespreken
en
uitleggen wat de aard en het doel zijn van de behandeling, wat de diagnose en prognose
zijn voor de
patiënt, welke risico’s aan de behandeling verbonden zijn en welke alternatieven mogelijk
zijn
zodat de patiënt weet waarvoor toestemming wordt gegeven. Dit wordt kort samenvat
‘informed
consent’ genoemd. De notities bij het consult van 3 december 2020 zijn summier. Zo
staat er niet
genoteerd dat klaagster pijnklachten had, terwijl daar volgens de tandarts wel sprake
van was. Door
dit niet te noteren, kan het college hierover geen oordeel geven, zeker nu klaagster
ontkent dat
zij toen pijnklachten had. Daarnaast blijkt uit de behandeling ter zitting dat klaagster
moeite
heeft met het begrijpen van de Nederlandse taal. Om daarin tegemoet te komen heeft
de tandarts ter
zitting toegelicht dat zij enkele woorden Spaans sprak tijdens het consult; dit ging
volgens de
tandarts niet om medische termen. Zelf dacht klaagster dat er op 8 december 2020 een
gaatje zou
worden gevuld. Nu er weinig is genoteerd door de tandarts en klaagster de Nederlandse
taal niet
goed machtig is, blijkt onvoldoende of klaagster heeft begrepen welke behandelingen
zij zou
ondergaan en of zij hiervoor toestemming heeft gegeven. Het klachtonderdeel is gegrond.
Klachtonderdeel d) niet noteren in dossier
5.6 Volgens klaagster heeft de tandarts te weinig genoteerd over de wortelkanaalbehandeling
op 8
december 2020. De tandarts noteerde onder andere dat het ging om een eenkanalig element,
welke
lengte de wortel had en welke handelingen er zijn verricht. Bovendien worden de bevindingen
van de
tandarts verder ondersteund door de foto’s die bij de notitie horen. Er bestaat voor
de tandarts
geen verplichting om bevindingen te noteren waarvan geen sprake is, zoals het vermelden
dat er geen
tweede kanaal is gevonden. Het college acht het klachtonderdeel ongegrond.
Slotsom
5.7 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht gedeeltelijk gegrond is.
Maatregel
5.8 Nu het college de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, rijst de vraag of en,
zo ja, welke
maatregel het moet opleggen. Het college is van oordeel dat de tandarts tekort is
geschoten bij de
beëindiging van de behandelingsovereenkomst. Verder is de tandarts te kort geschoten
bij het
informed consent. Hoewel over de feitelijke uitvoering van de wortelkanaalbehandeling
geen
opmerkingen waren, heeft klaagster door het verdere verloop geen vertrouwen meer in
de tandarts en
is zij inmiddels onder behandeling van een andere tandarts. Alles afwegend en in aanmerking
genomen
dat de tandarts niet eerder met het tuchtrecht in aanraking is gekomen, volstaat het
college met
een waarschuwing.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klachtonderdelen a), b) en c) gegrond;
- verklaart klachtonderdeel d) ongegrond;
- legt de tandarts de maatregel op van een waarschuwing.
Deze beslissing is gegeven door E.A. Messer, voorzitter, M.P. Sombroek-van Doorm,
lid-jurist,
H.W. Luk, H.C. van Renswoude en R.C.M. van Gorp, leden-beroepsgenoten, bijgestaan
door B.J. Dekker,
secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2023.