ECLI:NL:TGZRAMS:2023:208 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5553
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2023:208 |
---|---|
Datum uitspraak: | 25-08-2023 |
Datum publicatie: | 25-08-2023 |
Zaaknummer(s): | A2023/5553 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klager verwijt de huisarts dat deze zonder goede reden een verwijzing heeft geweigerd en zich neerbuigend tegenover klager heeft uitgelaten. Doordat de huisarts als waarnemer werkte en klager nog niet eerder op consult had gehad, kon hij voor zijn medisch oordeel alleen afgaan op wat klager naar voren bracht, zijn bevindingen tijdens het consult en het medisch dossier. Klager was niet psychotisch, niet hallucinatoir en een spoedactie was daarom niet noodzakelijk. Een consult bij een vaste huisarts van de praktijk om de klachten goed in beeld te krijgen en psychische ondersteuning door de POH GGZ, zoals de huisarts na het consult heeft geregeld, ziet het college als op dat moment proportionele zorg. De huisarts was niet verplicht klager een verwijzing te geven. Verder is het college van oordeel dat de huisarts op het consult voldoende aandacht heeft besteed aan de problematiek die klager naar voren bracht en daar ook ruim de tijd voor heeft genomen. Er zijn geen aanwijzingen dat de huisarts zich neerbuigend tegenover klager heeft uitgelaten. Klacht kennelijk ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 25 augustus 2023 op de klacht van:
A,
wonende te B,
klager,
gemachtigde: C,
tegen
D,
huisarts,
destijds werkzaam te B,
verweerder, hierna ook: de huisarts.
1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Op 17 juli 2022 is klager in verband met psychische en sociale problemen bij de
huisarts op consult geweest. Klager vroeg een verwijzing voor psychiatrische begeleiding
in E. E is een behandelkliniek voor mensen met psychische problemen, verslavingen
of een combinatie daarvan, die al meerdere therapieën en hulpverleners hebben gehad
maar desondanks niet verder komen. De huisarts heeft die verwijzing niet gegeven maar
wel een vervolgconsult bij een vaste huisarts van de praktijk geregeld en ondersteuning
door de POH GGZ (praktijkondersteuner huisarts geestelijke gezondheidszorg).
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’
betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk
is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe
het tot deze beslissing is gekomen.
1.3 Alle hieronder weergegeven citaten zijn voor zover van belang aangehaald en letterlijk,
dus inclusief verschrijvingen, opgenomen.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift, ontvangen op 25 april 2023;
- het verweerschrift;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 27 juni 2023.
2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
waren.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klager, geboren in 1993, kwam op 17 juli 2022 bij de huisarts op consult in huisartsenpraktijk
F in B. Verweerder was op dat moment de waarnemend huisarts en had klager niet eerder
op een consult gezien.
3.2 De huisarts heeft over dit consult in het medisch dossier onder meer genoteerd:
“Lang verhaal over micro agressies vanuit moeder naar pÍ. Zou om kleine pesterijen
vanuit haar gaan, pindakaas verstoppen oa. Thuissituatie hierdoor slecht. Kwaliteti
van leven minder. Wil met psycholoog praten. Alleen zus staat nog aan zijn kant. Vader
ook problematisch want bij trip naar dutisland een ruzie gehad over de tetevisie.
Doet hele dag niks behalve gamen, probeert wel te stoppen met wiet.
Na ruim 35 minuten bij afsluiten consult vraagt pt terloops naar nieuwe afkickkliniek,
want daar kan hij dan ook 8 weken wonen en even niet bij zijn moeder zijn. Recente
G verwijzing was niks voor pt.”
3.3 Over het verzoek om de verwijzing naar E in H heeft de huisarts genoteerd: “Na lang overleg is pt akkoord voor consult hier (I) met een familielid (heteroanamnese cave psychotische problematiek?) Verder akkoord voor POHGGZ ter inventarisatie problematiek. M.i. nu niet blind verwijzing naar andere aÍkickkliniek zonder eerst dit goed voor te spreken (komt er nu mee als deurknopvraag).”
4. De klacht en de reactie van de huisarts
4.1 Klager verwijt de huisarts dat deze zonder goede reden een verwijzing naar E heeft
geweigerd en dat hij daarbij de neerbuigende opmerking heeft gemaakt dat klager eerder
niet was verschenen na een verwijzing naar een G kliniek.
4.2 De huisarts heeft het college gemotiveerd verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden.
De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling
wordt rekening gehouden met de voor de huisarts geldende beroepsnormen en andere professionele
standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd
genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.
5.2 Het college oordeelt dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
5.3 Uit het medisch dossier en het klaagschrift blijkt dat de huisarts op 17 juli 2022 uitvoerig de tijd voor klager heeft genomen. Het consult duurde ruim 35 minuten in plaats van de gebruikelijke 10 minuten, en de huisarts heeft later op die dag telefonisch contact met klager opgenomen om zijn advies aan hem met een afspraak bij de POH GGZ aan te vullen.
Geen verwijzing naar E
5.4 Klager verzocht bij het afronden van het consult om een verwijzing naar E; de
huisarts zei zich daar niet comfortabel bij te voelen. Uit het verweer blijkt dat
de huisarts daarmee bedoelde dat hij het onzorgvuldig vond om zonder voorbereiding
een dergelijke verwijzing te geven. Doordat de huisarts als waarnemer werkte en klager
nog niet eerder op consult had gehad, kon hij voor zijn medisch oordeel alleen afgaan
op wat klager naar voren bracht, zijn bevindingen tijdens het consult en het medisch
dossier. Het college volgt de huisarts in zijn redenering. Klager was niet psychotisch,
niet hallucinatoir en een spoedactie was daarom niet noodzakelijk. Een consult bij
een vaste huisarts van de praktijk om de klachten goed in beeld te krijgen en psychische
ondersteuning door de POH GGZ, zoals de huisarts na het consult heeft geregeld, ziet
het college als op dat moment proportionele zorg. Anders dan namens klager is gesteld,
was de huisarts niet verplicht klager een verwijzing naar E te geven. Evenmin kan
van hem worden verwacht dat hij een verzoek om een verwijzing dat bij het afronden
van een consult van 35 minuten wordt gedaan, vervolgens nog op datzelfde consult verder
onderzoekt en beoordeelt. Voor zover de huisarts zijn overwegingen en bedoelingen
met de door hem ingezette vervolgacties in plaats van de gevraagde verwijzing onvoldoende
duidelijk heeft gemaakt aan klager, gaat het te ver hem hiervan een tuchtrechtelijk
verwijt te maken.
Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Neerbuigende opmerking
5.5 De opmerking van de huisarts dat hij in het dossier las dat klager eerder niet
was verschenen nadat hij was verwezen naar een G kliniek, heeft klager als neerbuigend
ervaren. Het college merkt op dit een feitelijke constatering betrof, die ook als
deze confronterend was bedoeld, niet als neerbuigend kan worden gekwalificeerd.
Dit klachtonderdeel is ongegrond.
5.6 Het college is van oordeel dat de huisarts op het consult voldoende aandacht heeft
besteed aan de problematiek die klager naar voren bracht en daar ook ruim de tijd
voor heeft genomen. Er zijn geen aanwijzingen dat de huisarts zich neerbuigend tegenover
klager heeft uitgelaten. Van een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door de huisarts
is dan ook geen sprake.
Slotsom
5.7 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht kennelijk ongegrond is.
6. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door P.J. van Eekeren, voorzitter, C.H. van Dijk, lid-jurist,
B. van Ek, G.J. Dogterom en N.B. van der Maas, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door
Y.M.C. Bouman, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2023.