ECLI:NL:TGZRAMS:2023:207 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5124

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:207
Datum uitspraak: 22-08-2023
Datum publicatie: 22-08-2023
Zaaknummer(s): A2022/5124
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een internist. Klaagster is op de SEH onderzocht door een arts. De internist was als supervisor betrokken. Klaagster verwijt de internist valsheid in geschrifte. De internist heeft volgens klaagster (ook) in strijd met zijn artseneed gehandeld. Het college gaat uit van de gegevens zoals die door de arts zijn genoteerd in het medisch dossier. Het is niet gebleken of aannemelijk geworden dat er sprake is geweest van valsheid in geschrifte. Het dossier bevat geen enkel aanknopingspunt of aanleiding om te veronderstellen dat er bewust gegevens zijn achtergehouden of gemanipuleerd, of dat het medisch verslag onjuistheden bevat. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

A2022/5124

Beslissing van 22 augustus 2023

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing in raadkamer van 22 augustus 2023 op de klacht van:

A,
wonende in B,
klaagster,

tegen

C,
internist,
werkzaam in B,
verweerder, hierna ook: de internist,
gemachtigde: mr. D, werkzaam B.

1. Waar gaat de zaak over?

1.1 Klaagster, geboren in 1982, heeft zich op 30 april 2014 in de avond gemeld bij de afdeling Spoedeisende en Eerste Hulp (SEH) van het E, waar de internist op dat moment supervisie had. Klaagster voelde zich gedrogeerd en was bang dat haar ex-partner iets radioactiefs bij haar had ingespoten. De dienstdoende arts (verweerster in de zaak A2022/5110, hierna: de arts) heeft klaagster lichamelijk onderzocht en het bloed en de urine van klaagster laten onderzoeken. De bevindingen heeft de arts-assistent telefonisch met de internist besproken.

1.2 Klaagster verwijt de internist valsheid in geschrifte. De internist heeft volgens klaagster (ook) in strijd met zijn artseneed gehandeld. Volgens klaagster was zij niet verward en had zij geen waanbeelden, maar was zij gedrogeerd. Klaagster stelt verder dat zij – anders dan in het medisch dossier staat opgenomen – niet is beoordeeld door de crisisdienst. De internist heeft deze verwijten weersproken.

1.3 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.

2. De procedure

2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 24 juni 2022;
- de brief van 6 juli 2022 van klaagster, binnengekomen op 8 juli 2022, met de bijlagen;
- de brief van 17 oktober 2022 van klaagster, binnengekomen op 19 oktober 2022, met de bijlagen;
- het verweerschrift met de bijlagen.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. De overwegingen van het college

3.1 De vraag is of de internist de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende internist. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de internist geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.

3.2 Naar aanleiding van het SEH-consult van klaagster op 30 april 2014 heeft de arts in het medische dossier genoteerd, voor zover van belang (alle citaten letterlijk weergegeven):
“(…)
-Datum SEH bezoek: 30-4-2014
-Reden bezoek: is volgens eigen zeggen op dit moment radio-actief
(…)
-Anamnese: (…): wil graag een bloedtest
Komt naar de SEH omdat ze graag een bloedtest wil op harddrugs en een test of ze radioactief is. (…)
Ze voelt zich erg verward, denkt daarom ook harddrugs in haar systeem te hebben.
(…)
Tr. Resp: hoesten+, geen dyspneu of slijm
Tr. Dig: N+V-, kan niets meer eten. Ontlasting normaal.
Tr. Uro: mictie en urine geen bijzonderheden.
-Lichamelijk onderzoek: Pols 79, RR 127/76. Temp 37.1; sat 99% zonder extra O2
Niet acuut zieke vrouw, komt wel erg verward over.
(…)
-Aanvullend onderzoek: Lab: (…)
- Bespreking / dd: Verwardheid en waanbeelden
- Diagnose (voorlopig) (…): Psychose
- Beleid (huisartsenbrief (…): Crisisdienst zijn patient komen beoordelen:
psychose. --> Zij nemen patiënte op.
Verder beleid bij F
-Overlegd met patiënt: ja
-Vervolgbeleid: opname
(…)”.

3.3 De internist heeft in het verweerschrift toegelicht dat het destijds niet gebruikelijk was voor supervisoren om op de afdeling aanwezig te zijn. Daarom heeft de arts de bevindingen van het consult op 30 april 2014 telefonisch met hem besproken. Omdat er geen lichamelijke oorzaak werd gevonden voor de klachten van klaagster, heeft de internist met de arts afgestemd de crisisdienst te vragen om klaagster te beoordelen. Dit beleid is door de arts ook vastgelegd in het medische dossier. Het college kan hierin geen onjuist handelen zien van de internist. In bijlage 2 bij de brief van 6 juli 2022 heeft klaagster geschreven dat zij niet verward was of waanbeelden had, maar gedrogeerd was. Uit het bloedonderzoek bleek echter juist niet van verdovende middelen in het bloed van klaagster, of van een andere mogelijke lichamelijke oorzaak voor haar verwardheid. Volgens klaagster heeft de arts ook met een apparaatje gemeten of zij radioactief was, maar dit was niet het geval. Het is daarom verdedigbaar dat de internist, in overleg met en als supervisor van de arts, de conclusie heeft getrokken dat bij klaagster sprake was van waanbeelden, met als voorlopige diagnose psychose. In zoverre is van schending van de artseneed geen sprake.

3.4 Het college gaat verder uit van de gegevens zoals die destijds, in 2014, door de arts zijn genoteerd in het medische dossier. Er is geen reden om te twijfelen aan de juistheid van deze notities van de arts. Dat er sprake is geweest van valsheid in geschrifte of (daardoor) schending van de eed van Hippocrates, zoals klaagster heeft aangevoerd, is niet gebleken en ook niet aannemelijk geworden. Het dossier bevat geen aanknopingspunten om te veronderstellen dat er – al dan niet bewust – gegevens zijn achtergehouden of gemanipuleerd, of dat het medische dossier onjuistheden bevat. Klaagster stelt dat zij op de SEH niet is beoordeeld door de crisisdienst. Wel schrijft zij in de bijlage bij het klaagschrift – een in 2021 ingediend klaagschrift tegen F – dat zij met drie personen uit het ziekenhuis is vertrokken die haar naar F hebben gebracht. Verder blijkt ook uit de overgelegde stukken dat klaagster na het bezoek bij de SEH direct op de afdeling acute psychiatrie van F is opgenomen. Op grond daarvan moet het ervoor worden gehouden dat de notities van de arts in het SEH-dossier hierover kloppen. Er zijn dus ook geen aanwijzingen dat de internist in dit opzicht iets heeft gedaan of nagelaten dat tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Conclusie

3.5 Alles overziend heeft de internist gehandeld zoals van hem mocht worden verwacht. De conclusie is dat de klacht kennelijk ongegrond is.

Beslissing van 22 augustus 2023

4. De beslissing

De klacht is kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 22 augustus 2023 door N.B. Verkleij, voorzitter,
S. Colsen, lid-jurist,
B.E.E.M. van den Borne, J.I. van der Spoel en H.R.H. de Geus, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door R.C. Kruit, secretaris.


secretaris                                                                                                             voorzitter