ECLI:NL:TGZRAMS:2023:205 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5266

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:205
Datum uitspraak: 22-08-2023
Datum publicatie: 22-08-2023
Zaaknummer(s): A2023/5266
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een longarts. Klaagster verwijt de longarts dat hij bij een eerder consult nepverpleegkundigen heeft laten komen, die haar hebben geadviseerd om haar medicijnen weg te gooien. Daarnaast verwijt klaagster de longarts dat hij kwaad is geworden en heeft geschreeuwd toen zij hierover met hem sprak. Niet kan worden vastgesteld dat het eerdere consult heeft plaatsgevonden, wie daarbij eventueel betrokken was of waren en wat er is besproken. Van een advies of opdracht om medicatie weg te gooien, is niet gebleken. Dat de longarts daarbij een rol zou hebben gespeeld, kan ook niet worden vastgesteld. Het college kan niet vaststellen hoe het gesprek hierover is verlopen en kan daarom niet uitgaan van de juistheid van wat klaagster over dit gesprek zegt. Alle klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

A2023/5266

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing in raadkamer van 22 augustus 2023 op de klacht van:

A,
wonende in B, klaagster,

tegen

C,
longarts, werkzaam in B,
verweerder, hierna ook: de longarts,
gemachtigde: mr. D. Benamari, werkzaam in Utrecht.

1. De zaak in het kort
1.1   Klaagster, geboren in 1937, is sinds 2016 in behandeling bij de polikliniek Longgeneeskunde 
in het ziekenhuis waar de longarts werkzaam is. Op 1 februari 2021 is klaagster bij de longarts 
geweest voor controle in verband met haar astma. Tijdens dat consult heeft klaagster de longarts 
verteld dat zij op 14 januari 2021 door twee verpleegkundigen in het ziekenhuis is gezien en dat 
deze verpleegkundigen een verkeerd advies hebben gegeven over het medicatiegebruik van klaagster.

1.2   Klaagster verwijt de longarts dat hij nepverpleegkundigen heeft laten komen, die haar hebben 
geadviseerd om haar medicijnen weg te gooien (klachtonderdeel a). Daarnaast beklaagt klaagster zich 
erover dat de longarts kwaad is geworden en heeft geschreeuwd toen zij hierover met hem sprak 
tijdens de controle op 1 februari 2021 (klachtonderdeel b). De longarts heeft deze verwijten 
weersproken.

1.3   Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent 
dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht 
niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is 
gekomen.

2. De procedure

2.1  Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
-  het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 12 januari 2023;
-  het aanvullende klaagschrift met de bijlage;
-  het verweerschrift met de bijlage;
-  het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 6 juni 2023.

2.2   Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak 
beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
3.1   De vraag is of de longarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm 
daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende longarts. Bij de beoordeling wordt rekening 
gehouden met de voor de longarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Verder 
geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun 
eigen handelen. Het college gaat bij de beoordeling uit van de gegevens zoals die zijn genoteerd in 
het medisch dossier.

Klachtonderdeel a) advies met betrekking tot het medicatiegebruik van klaagster door 
nepverpleegkundigen

3.2   Er zijn geen gegevens te vinden van een consult op 14 januari 2021 in het medische dossier 
van klaagster. In het verpleegkundige dossier zijn aantekeningen gemaakt van een consult op 14 
december 2020 met een longverpleegkundige, die met klaagster de techniek voor de inhalatiemedicatie 
met haar heeft doorgelopen en aangepast. Deze verpleegkundige heeft over het eerstvolgende consult 
dat in het verpleegkundige dossier is vermeld, op 17 februari 2021, genoteerd:
“(…) verwarrend gesprek, mij onduidelijk: Mw. geeft aan dat ze in januari bij een verpleegkundige 
is geweest, moest stoppen met alle inhalatie medicatie en allemaal weggooien? Ik heb mevrouw in 
december gezien en juist besproken dat zij haar inhalatiemedicatie moest gebruiken.”

3.3   Naar aanleiding van de onvrede van klaagster over het door haar genoemde consult van 14 
januari 2021, heeft de klachtenbemiddelaar van het ziekenhuis samen met klaagster alle namen en 
foto’s van medewerkers van de polikliniek Longgeneeskunde doorgenomen. Volgens klaagster stonden de 
betreffende verpleegkundigen daar niet tussen. Ook is contact opgenomen met de apotheek van 
klaagster, die in hun systeem geen opdracht vanuit het ziekenhuis kon vinden om de medicatie van 
klaagster stop te zetten.

3.4   Gelet hierop kan het college niet vaststellen dat er op 14 januari 2021 een consult heeft 
plaatsgevonden, wie daarbij eventueel betrokken was of waren en wat er is besproken. Van een advies 
of opdracht om medicatie weg te gooien, is niet gebleken. Dat de longarts daarbij een rol zou hebben gespeeld, kan ook niet worden vastgesteld. Het dossier bevat daar geen aanknopingspunten voor. Dat betekent dat de longarts geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt met betrekking tot dit klachtonderdeel. Daarom is het ongegrond.

Klachtonderdeel b) het consult bij de longarts op 1 februari 2021
3.5   Volgens de longarts heeft hij tijdens het consult van 1 februari 2021 geprobeerd om in 
gesprek met klaagster duidelijkheid te krijgen over haar verhaal. Dit gesprek verliep volgens hem 
lastig, omdat klaagster geen heldere antwoorden gaf en het verhaal daardoor onsamenhangend bleef. 
Het college kan zich met de longarts voorstellen dat dit gesprek teleurstellend is geweest voor 
klaagster, omdat zij verwachtte opheldering te krijgen. De longarts heeft een vervolgafspraak 
voorgesteld met het verzoek aan klaagster om alle inhalatiemedicatie mee te nemen. Ook heeft hij 
gevraagd aan de longverpleegkundige om telefonisch contact op te nemen met klaagster om nogmaals te 
proberen haar verhaal duidelijk te krijgen. Op een later moment heeft er nog een gesprek tussen de 
longarts en klaagster plaatsgevonden onder begeleiding van de klachtenbemiddelaar van het 
ziekenhuis. De longarts heeft daarbij excuses aangeboden omdat hij klaagster niet heeft kunnen 
helpen bij haar hulpvraag.

3.6   Het is duidelijk dat de longarts zich heeft ingespannen om klaagster te helpen bij het 
verkrijgen van duidelijkheid over de situatie. Met betrekking tot het verloop van het consult op 1 
februari 2021 stelt het college vast dat sprake is van het ene woord tegen het andere. De longarts 
weerspreekt dat hij boos is geworden en heeft geschreeuwd tijdens het gesprek. Nu alleen klaagster 
en de longarts bij dit gesprek aanwezig waren, is het voor het college niet mogelijk om vast te 
stellen hoe het gesprek nu precies is verlopen. Het college kan daarom niet uitgaan van de 
juistheid van wat klaagster over dit gesprek zegt. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

Slotsom
3.7  Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.

4. De beslissing

De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 22 augustus 2023 door N.B. Verkleij, voorzitter,
S. Colsen, lid-jurist,
B.E.E.M. van den Borne, J.I. van der Spoel en H.R.H. de Geus, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door R.C. Kruit, secretaris.