ECLI:NL:TGZRAMS:2023:20 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4447

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:20
Datum uitspraak: 03-02-2023
Datum publicatie: 03-02-2023
Zaaknummer(s): A2022/4447
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een tandarts. De tandarts heeft bij klaagster een brug geplaatst. Volgens klaagster heeft de tandarts schade aangebracht met de boor aan haar kaakbot. Daarnaast heeft de zorg rondom de plaatsing van de brug tekortgeschoten, is haar dossier niet compleet en is niet op juiste wijze gefactureerd. Het college komt tot de conclusie dat de klacht niet gegrond is voor wat betreft het klachtonderdeel dat ziet op het uitschieten met de boor, de beschadiging aan het kaakbot en de gevolgen hiervan voor klaagster. Wel komt het college tot de conclusie dat de klachtonderdelen van klaagster die zien op de zorg rondom de plaatsing van de brug, dossiervoering en de facturatie gegrond zijn. Waarschuwing.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 3 februari 2023 naar aanleiding van de klacht van:


A,
wonende te B, klaagster,

tegen


C,
tandarts, werkzaam te B,
verweerder, hierna ook: de tandarts,
gemachtigde: mr. J.F. Groen, werkzaam te Eindhoven.

1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 23 juni 2022;
- de brief van klaagster met daarin de correctie op het klaagschrift;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de door klaagster ingezonden e-mails en foto’s.
De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met
elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld op de openbare zitting van 23 december 2022. Partijen zijn verschenen.
Klaagster is bijgestaan door D, en de tandarts door zijn gemachtigde. Alle aanwezigen hebben hun
standpunten mondeling toegelicht.

2. Waar gaat de zaak over en wat is de beslissing?
2.1 Het gaat om de plaatsing van de brug door de tandarts bij klaagster. Volgens klaagster heeft
de tandarts schade aangebracht met de boor aan haar kaakbot. Daarnaast heeft de zorg rondom de
plaatsing van de brug tekortgeschoten, is haar dossier niet compleet en is niet op juiste wijze
gefactureerd.

2.2 Het college komt tot de conclusie dat de klacht niet gegrond is voor wat betreft het
klachtonderdeel dat ziet op het uitschieten met de boor, de beschadiging aan het kaakbot en
de gevolgen hiervan voor klaagster. Wel komt het college tot de conclusie dat de klachtonderdelen van klaagster die zien op de zorg rondom de plaatsing van de brug, dossiervoering
en de facturatie gegrond zijn. Het college licht dat hierna toe.

3. Wat is er gebeurd met betrekking tot de plaatsing van de brug
3.1 De tandarts heeft het gebit van klaagster op 2 maart 2020 voorbereid op de plaatsing van een
brug rechtsboven. Hiertoe heeft hij de elementen 15 en 17 beslepen.

3.2 Er is een bloeding opgetreden die is gestelpt met Expasyl. Vervolgens heeft de tandarts een
afdruk gemaakt voor een zirkoniumbrug en daarna een noodbrug geplaatst.

3.3 Er is een afspraak gemaakt voor 18 maart 2020 om de zirkoniumbrug te plaatsen.

3.4 De afspraak voor 18 maart 2020 en een afspraak van 29 maart 2020 worden door klaagster
afgezegd in verband met de uitbraak van het Coronavirus.

3.5 Op 9 juli 2020 poogt de tandarts de definitieve brug – de zirkoniumbrug- te plaatsen. Hij
heeft dan de beschikking over de door de tandtechnieker gemaakte noodbrug en de zirkoniumbrug. De
zirkoniumbrug blijkt niet te passen en ook de noodbrug past niet. De tandarts past de door de
tandtechnieker vervaardigde noodbrug aan en plaats deze.

3.6 Tijdens het consult van 4 augustus 2020 wordt een nieuwe afdruk gemaakt voor de
zirkoniumbrug, worden de beslepen elementen 15 en 17 gecorrigeerd en wordt de (losgelaten) noodbrug
weer vastgezet.

3.7 Tijdens het consult van 7 augustus 2020 zet de tandarts de weer losgekomen noodbrug vast en
wordt afgesproken dat de zirkoniumbrug bij het volgende consult wordt geplaatst.

3.8 Op 21 augustus 2020 plaatst de tandarts de zirkoniumbrug met tijdelijk cement. Dit omdat
klaagster op dat moment pijnlijk tandvlees heeft en de brug iets te laag lijkt te zijn.

3.9 Op 9 september 2020 plaatst de tandarts de door de tandtechnieker gemaakte noodbrug weer
terug. De zirkoniumbrug moet namelijk ter aanpassing terug naar de tandtechnieker worden gestuurd.

3.10 Op 14 september 2020 zet de tandarts de opnieuw losgekomen noodbrug opnieuw vast.

3.11 Op het consult van 17 september 2020 plaatst de tandarts de zirkoniumbrug met tijdelijk
cement.

3.12 Tijdens het consult van 29 oktober 2020 wordt de zirkoniumbrug niet definitief vastgezet, mede omdat sprake is van bloedend tandvlees.

3.13 Tijdens het consult van 17 november 2020 bestaan er bij klaagster nog steeds klachten. De
noodbrug wordt weer teruggeplaatst en met klaagster wordt afgesproken dat de tandarts in overleg
met de tandtechnieker zal bekijken hoe de brug zo kan worden aangepast dat het tussendeel beter te
reinigen is.

3.14 Op 8 december 2020 plaatst de tandarts de zirkoniumbrug met tijdelijk cement terug. Klaagster
heeft zich hierna niet meer bij de tandarts gemeld.

4. Wat is er in de periode waarop rubriek 3 ziet nog meer gebeurd?
4.1 Klaagster heeft op 2 augustus 2020 – vooruitlopend op de afspraak genoemd
onder 3.6 –een e-mail verstuurd naar de tandarts. In deze e-mail heeft klaagster de tandarts een
overzicht gegeven van wat er naar haar mening tijdens de behandelingen door de tandarts niet goed
is gedaan.

4.2 De e-mail van klaagster is gevolgd door een e-mailwisseling tussen klaagster, de tandarts en
bij de praktijk betrokken personen.

4.3 Naast deze e-mailwisseling heeft een e-mailwisseling plaatsgevonden omtrent de facturatie.

5. Wat houdt de klacht in?
Klaagster heeft haar klachten tegen de tandarts omschreven in haar klaagschrift. Uit hetgeen is
besproken tijdens de zitting heeft het college begrepen dat in volgorde van belangrijkheid voor
klaagster de klachten samengevat neerkomen op het volgende. Klaagster verwijt de tandarts dat hij
bij de behandeling op 2 maart 2020 is uitgeschoten met zijn boor en ernstige en onherstelbare
schade aan het kaakbot heeft aangericht en vervolgens heeft geweigerd zijn fout toe te geven en op
te nemen in het dossier. Daarnaast heeft de tandarts verzuimd alle benodigde informatie omtrent de
behandeling in het dossier op te nemen. De tandarts heeft haar ook vooraf niet voldoende
geïnformeerd over de behandeling die hij heeft uitgevoerd en heeft haar te lang met pijn laten
lopen. De tandarts heeft ten slotte niet op juiste wijze gefactureerd.

6. Wat zijn de overwegingen van het college?
Algemeen
6.1 De vraag is of de tandarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. Dat is
een zakelijke beoordeling. De norm daarvoor is of hij heeft gehandeld als een redelijk bekwame en
redelijk handelende tandarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de
zorgverlener geldende beroepsnormen en de stand van de
wetenschap ten tijde van het handelen.

Klachtonderdeel 1: Uitschieten met de boor en gevolgen hiervan
6.2 Uit de e-mail van klaagster van 2 augustus 2020 en wat klaagster ter zitting heeft gezegd
blijkt dat klaagster tijdens de behandeling niet heeft gemerkt dat de tandarts met de boor is
uitgeschoten. Klaagster heeft ter zitting gemeld dat zij dit ook niet heeft kunnen voelen, omdat
zij verdoofd was. Bij klaagster zijn zoals zij dat zelf in haar e-mail heeft gemeld eerst later –
mede door de aanhoudende pijn – de puzzelstukjes op zijn plaats gevallen. Eén van deze
puzzelstukjes was dat zij tijdens de behandeling bij het afvegen van haar vingers aan “het
slabbetje” iets zachts heeft voelen liggen wat naar haar mening een stukje tandvlees moet zijn
geweest. Op basis van de puzzelstukjes is klaagster ervan overtuigd geraakt dat de tandarts met
zijn boor moet zijn uitgeschoten. Gelet op het verhandelde ter zitting en het dossier is er geen
enkele aanleiding om aan te nemen dat de tandarts bij het beslijpen van de pijlers niet de
gebruikelijke behandeling met boortjes van 0,8 tot 1 mm heeft uitgevoerd. Enig aanknopingspunt voor
een afwijkende aanpak heeft het college ook anderszins niet gevonden. Bij zo’n behandeling kan een
bloeding van het tandvlees optreden. Dat is in dit geval ook gebeurd. Met de door de tandarts
gebruikte boortjes is het echter onmogelijk een schade aan te richten aan het kaakbot als zichtbaar
op de door klaagster overgelegde foto’s. In deze procedure is de oorzaak van het ontstaan van “de
deuk” niet aan de orde. Het college volstaat met de opmerking dat de oorzaak voor het ontstaan
hiervan in een verder verleden moet worden gezocht.

6.3 De tandarts heeft de bloeding op de gebruikelijke wijze behandeld. Bij het stelpen is gebruik
gemaakt van Expasyl, een zacht kneedbaar materiaal. Het is ondenkbaar dat in een geval dat een stuk
van het kaakbot wordt weggeboord de hierdoor ontstane bloeding kan worden gestelpt met Expasyl. Het
stelpen van de bloeding moet wel zijn gelukt, omdat er daarna ook volgens klaagster afdrukken zijn
gemaakt. Bij een doorgaande heftige bloeding zou dit niet mogelijk zijn geweest.

6.4 Aangezien uit 6.2 en 6.3 volgt dat klaagster niet aannemelijk heeft gemaakt dat de tandarts
is uitgeschoten met zijn boor, treft de klacht ter zake geen doel.

6.5 Nu klaagster niet aannemelijk heeft gemaakt dat de tandarts is uitgeschoten met de boor treft
ook de klacht dat de tandarts van dit uitschieten ten onrechte geen melding heeft gemaakt in het
dossier geen doel. Hetzelfde geldt voor zover de klacht behelst dat
geen melding van de schade is gedaan in het dossier en dat de tandarts zich niet transparant heeft
opgesteld.

Klachtonderdeel 2: De zorg voor de patiënt na 2 maart 2020
6.6 De klacht voor zover die ziet op het gebrek aan zorg van de tandarts na de behandeling op 2
maart 2020 treft doel. Klaagster heeft ondanks dat de brug was losgeraakt twee afspraken kort na 2
maart 2020 afgezegd. Het afzeggen van deze afspraken is gelet op
het uitbreken van de coronapandemie en de daarbij behorende onzekerheden niet
onbegrijpelijk. Evenmin is gelet op deze onzekerheden en de druk die ontstond door andere patiënten
met acute klachten onbegrijpelijk dat de tandarts niet onmiddellijk prioriteit heeft gegeven aan
klaagster. Het college acht het echter wel onzorgvuldig dat de tandarts wetende dat de noodbrug los
had gelaten geen actie heeft ondernomen om klaagster eerder dan 9 juli 2020 op consult te krijgen.
Klaagster heeft meer dan vier maanden onbeschermd met twee beslepen pijlers rondgelopen, waarbij
onder meer het risico van kanteling en/of scheefgroei van deze pijlers aanwezig was.

Klachtonderdeel 3: Is het dossier compleet en is sprake geweest van informed consent?
6.7 De klacht voor zover die ziet op het niet compleet zijn van het dossier beoordeeld in
samenhang met het klachtonderdeel dat gaat over het geven en van onvoldoende informatie over de
behandeling treft wel doel. De tandarts heeft een begroting opgesteld voor het plaatsen van de
brug. Aangenomen moet worden dat er in dat kader is gesproken over de mogelijkheden om het door
klaagster ervaren probleem in haar mond op te lossen. Uit het dossier is echter niet op te maken
wat is besproken. Niet terug te leiden is wat de overwegingen zijn geweest om in dit geval een brug
te plaatsen. Niet duidelijk is of en zo ja welke alternatieven voor de plaatsing van de brug zijn
overwogen en waarom is gekozen voor de oplossing van een brug en niet voor een andere oplossing.
Niet duidelijk is ook of is besproken wat gelet op het gebit van klaagster de mogelijke risico’s
waren bij het plaatsen van de brug. De omstandigheid dat klaagster zelf een brug wenste is
onvoldoende om dit achterwege te laten. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat bij klaagster
eerder een brug is geplaatst. Weinig inzichtelijk is ook wat de tandarts ertoe heeft gebracht
klaagster voor te stellen niet een vierdelige brug, zoals dat ook was opgenomen in de begroting,
maar een driedelige brug te plaatsen. Ook ontbreekt een planning van gehele behandeling. Zeker in
een geval als dit waarin gelet op het gebit van klaagster sprake was een ingrijpende behandeling
met een zeker risicoprofiel had dit niet achterwege mogen blijven. Een zorgplan en verslaglegging
in het dossier had niet mogen ontbreken.

6.8 Het dossier geeft evenmin een compleet overzicht van de zogenoemde baliecontacten. Gelet op
de inhoud van de door klaagster overgelegde e-mails hebben er vele contacten met de balie
plaatsgevonden. Uit het dossier volgt niet wat de inhoud van deze contacten was en waartoe deze
hebben geleid.

Klachtonderdeel 4: Juiste facturering?
6.9 Ook de klacht die ziet op de facturering treft doel. De tandarts heeft gekozen om via de
verzekering te declareren. In de ter zake geldende regeling kan declaratie eerst plaats vinden
nadat de brug via definitief cementeren is geplaatst en/of de behandeling is afgerond. Tot een
definitief cementeren is het niet gekomen. Dit betekent dat reeds hierom is gedeclareerd op een
moment dat het nog niet toegestaan was.

Conclusie
6.10 De conclusie is dat de klacht gedeeltelijk gegrond is.

Maatregel
6.11 Het zwaartepunt van de klacht – het uitschieten met de boor waardoor schade is ontstaan – is
ongegrond. Andere delen van de klacht heeft het college wel gegrond geacht. Niet uit het oog kan
echter worden verloren dat er geen sprake van is dat de tandarts op deze punten ernstig tekort is
geschoten. Het was aangewezen geweest dat de tandarts druk had uitgeoefend op klaagster om naar de
praktijk te komen en dat hij haar zou wijzen op mogelijke consequenties bij uitstel, maar er was
als gevolg van het uitbreken van corona sprake van een bijzondere situatie. Ook van de zijde van
klaagster is, zoals uit haar e-mails blijkt, mede gelet op deze situatie geen actie ondernomen. De
facturatie heeft niet op het juiste moment plaatsgevonden, maar er is geen enkele aanwijzing van
(een poging tot) fraude. Indien klaagster patiënt bij de tandarts was gebleven had hij alle
werkzaamheden die nog hadden moeten worden verricht (zo nodig nader passend maken van de brug en
definitief cementeren) zonder verdere declaratie verricht. Declaratie van die kosten is ook niet
mogelijk. Volstaan kan dan ook worden met een waarschuwing, zijnde een zakelijke terechtwijzing
over hoe binnen de beroepsgroep wordt gehandeld.

7. De beslissing
Het college:
- verklaart de klachtonderdelen 2, 3 en 4 gegrond;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- legt de tandarts de maatregel op van een waarschuwing.

Deze beslissing is gegeven door J. Brand, voorzitter, R.E. van Hellemondt, lid-jurist, H.W. Luk,
E.C.L. Fritschy en R.C.M. van Gorp, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door Y.M.C.
Bouman, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2023.