ECLI:NL:TGZRAMS:2023:2 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/3799

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:2
Datum uitspraak: 02-01-2023
Datum publicatie: 02-01-2023
Zaaknummer(s): A2022/3799
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht tegen een GZ-psycholoog. Volgens klager heeft de GZ-psycholoog onzorgvuldig gehandeld, omdat zij zonder hem te zien of te spreken haar advies heeft uitgebracht. Gelet op het beoordelingskader zoals dat volgt uit jurisprudentie van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg was de GZ-psycholoog niet gehouden om klager te spreken voordat zij haar advies uitbracht, maar mocht zij zelf beoordelen of zij dat nodig of wenselijk achtte. De GZ-psycholoog heeft toegelicht waarom zij in dit geval vond dat zij kon volstaan met een advies op basis van de stukken. Naar het oordeel van het college snijdt deze toelichting hout: er waren meerdere documenten beschikbaar waarvan de GZ-psycholoog kennis heeft genomen, waaronder documenten van recente datum. Klacht ongegrond verklaard.


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM


Beslissing van 2 januari 2023 naar aanleiding van de klacht van:


A,
wonende te B,
klager,
gemachtigde: mr. C. Stroobach, werkzaam te Diemen,


tegen


C,
GZ-psycholoog,
werkzaam te B,
verweerster, hierna ook: de GZ-psycholoog,
gemachtigde: mr. C.J. van den Ham, werkzaam te Utrecht.


1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 30 december 2021;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het op 19 mei 2022 gehouden mondelinge vooronderzoek;
- de brief van 25 juli 2022, binnengekomen op 29 juli 2022, van de gemachtigde van klager.
De zaak is op 30 augustus 2022 in raadkamer behandeld en verwezen ter behandeling op een openbare zitting.
De zaak is behandeld op de openbare zitting van 21 november 2022. Namens klager is verschenen mr. G. Onnink, die waarnam voor mr. Stroobach. Verweerster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht.


2. Waar gaat de zaak over en wat is de beslissing?
2.1 De GZ-psycholoog is werkzaam bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (hierna: NIFP) en voert daar zogenaamde consultaties rechtspleging uit. Op 20 juli 2020 heeft zij op verzoek van het Openbaar Ministerie (hierna: OM) een consult rechtspleging uitgevoerd over klager. Zij heeft hem hierbij niet persoonlijk gezien of gesproken. Klager vindt dat onzorgvuldig.

2.2 Het college komt tot de conclusie dat de GZ-psycholoog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het college licht dat hierna toe.


3. Wat is er precies gebeurd?

3.1 Klager is op 17 juli 2020 aangehouden op verdenking van winkeldiefstal. Op 20 juli 2020 heeft het OM het NIFP een ‘Adviesverzoek inzake PJ-rapportage’ toegestuurd. In het adviesverzoek staat onder meer:
“(…) De officier van justitie verzoekt u, indien nodig op basis van een face-to-faceconsultgesprek met de betrokkene, advies uit te brengen over een of meer van de volgende vragen:
{X} acht u in deze zaak een gedragsdeskundig onderzoek wenselijk?
{X} zo ja, zijn er naast de standaardvraagstelling casus specifieke vragen of aandachtspunten die aan de opdracht zouden moeten worden toegevoegd
{X} welk onderzoeksarrangement adviseert u in deze zaak
{ } enkelvoudig (…)
{ } multidisciplinair (…)
{ } klinisch (…)
{ } anders (maatwerk)
{X} zijn er vanuit zorgperspectief aanbevelingen betreffende de plaatsing van betrokkene in of buiten detentie? (…)”.
Bij het adviesverzoek waren diverse documenten gevoegd, waaronder een e-mailbericht van een medewerker van het OM waarin staat dat klager voldoet aan de harde en zachte ISD criteria (ISD = Inrichting Stelselmatige Daders), het proces-verbaal van de politie, een uittreksel van de Justitiële Documentatie van klager, een reclasseringsadvies van Inforsa van 11 mei 2020 en een reclasseringsadvies van het Leger des Heils van 16 juli 2020, een consult rechtspleging van 19 september 2019 en een Pro Justitia dubbel rapportage van juli 2016.

3.2 Op 20 juli 2020 heeft de GZ-psycholoog de vragen van het OM beantwoord en advies uitgebracht. Zij schrijft onder meer:
“(…) Voorlopige conclusie
Betrokkene is een 43-jarige man die verdacht wordt van winkeldiefstal. Bij de politie bekent hij de diefstal gepleegd te hebben. Op basis van het dossier ontstaat het beeld van een moeilijk te begeleiden man, die ondanks driemaal inzet van een ISD maatregel en andere vormen van ambulante en klinische hulpverlening blijft disfunctioneren. Vermoedelijk is de (psychiatrische-, persoonlijkheids- en middelen-)problematiek waarvan bij betrokkene gesproken wordt, nog immer (onveranderd) aanwezig.
Advies
1: Acht u in deze zaak een gedragsdeskundig onderzoek wenselijk?
Nee. Er is voldoende informatie bekend over betrokkene terzake van gelijksoortige feiten als thans tenlastegelegd.
2: Zo ja, zijn er naast de standaardvraagstelling casus specifieke vragen of aandachtspunten die aan de opdracht zouden moeten worden toegevoegd?
Niet van toepassing.
3: Welk onderzoeksarrangement adviseert u in deze zaak?
Niet van toepassing.
4: Zijn er vanuit zorgperspectief aanbevelingen betreffende de plaatsing van betrokkene in of buiten detentie?
Indien betrokkene in voorlopige hechtenis wordt geplaatst, zou men op de reguliere inkomstenafdeling (waar men tegenwoordig wordt getest op corona) kunnen bekijken of er meer nodig is dan reguliere zorg, wat afgaand op de beschikbare informatie mogelijk toereikend is. Op basis van de stukken en de daaruit afgeleide informatie kan worden gesteld dat er geen contra-indicaties lijken te bestaan voor het opnieuw opleggen van een ISD maatregel. Voorstelbaar is dat lopende de ISD bekeken zou kunnen worden of er uitstroommogelijkheden zijn naar de genoemde dubbeldiagnosekliniek in D. Indien onderhavig consult nog vragen oproept, zou eventueel een ISD consult kunnen worden aangevraagd. (…)”.


4. Wat houdt de klacht in?
Volgens klager heeft de GZ-psycholoog onzorgvuldig gehandeld, omdat zij zonder hem te zien of te spreken haar advies heeft uitgebracht. Klager vindt dit onzorgvuldig omdat hierin het gevaar schuilt dat op basis van onvolledige stukken of onjuiste informatie advies wordt gegeven, zonder dat klager uitleg heeft kunnen geven. Dit geldt temeer omdat de recente reclasseringsadviezen waarover de GZ-psycholoog beschikte eveneens waren opgemaakt zonder klager te zien. In dit geval klopt het dat klager in het verleden niet behandelbereid was, maar dat was inmiddels gewijzigd. Klager was bereid om in een vrijwillig kader opgenomen te worden in een dubbeldiagnosekliniek, waarvoor ook een zorgmachtiging was aangevraagd. In het zorgplan daarvoor was opgenomen dat klager eventueel gedwongen opgenomen kon worden. De aanmelding bij de dubbeldiagnosekliniek en het traject met de zorgmachtiging is door omstandigheden buiten de macht van klager om, niet doorgegaan. De GZ-psycholoog wist niet van de zorgmachtiging, hetgeen haar niet is te verwijten, maar doordat zij heeft nagelaten klager te spreken, heeft klager dit ook niet kunnen toelichten. Klager wijst er tot slot op dat in strafzaken aan adviezen van deskundigen, zoals ook dit advies, veel waarde wordt gehecht. Grote zorgvuldigheid is daarom op zijn plaats.


5. Wat is het verweer?
De GZ-psycholoog heeft de klacht bestreden. Zij licht toe dat het consult geen complete rapportage is, maar slechts een advies is met een screenend karakter. Omdat het OM voldoende stukken had overgelegd, waarvan een aantal van zeer recente datum, vond zij dat zij op basis van de stukken in staat was om te adviseren. De GZ-psycholoog wijst er bovendien op dat zij niet heeft geadviseerd om een ISD-maatregel op te leggen, maar enkel heeft opgemerkt dat er geen contra-indicaties leken te bestaan.


Het verweer wordt voor zover nodig hierna verder besproken.
6. Wat zijn de overwegingen van het college?

6.1 De vraag is of de GZ-psycholoog de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende GZ-psycholoog. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en de stand van de wetenschap ten tijde van het handelen.

6.2 Uit jurisprudentie van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG 4 april 2019, ECLI:NL:TGZCTG:2019:77) volgt dat bij een advies zoals in deze zaak aan de orde is, de in de tuchtrechtjurisprudentie geformuleerde criteria voor een zorgvuldige rapportage niet één op één van toepassing zijn, gelet op het beknopte kader van het advies. Uiteraard dient het advies wel zorgvuldig en begrijpelijk te zijn. Het is daarbij aan de professionele beoordeling van de rapporteur overgelaten of het advies kan worden uitgebracht op basis van de stukken of pas nadat persoonlijk contact met de betrokkene heeft plaatsgevonden.

6.3 Gelet op voorgaand beoordelingskader was de GZ-psycholoog niet gehouden om klager te spreken voordat zij haar advies uitbracht, maar mocht zij zelf beoordelen of zij dat nodig of wenselijk achtte. De GZ-psycholoog heeft toegelicht waarom zij in dit geval vond dat zij kon volstaan met een advies op basis van de stukken. Naar het oordeel van het college snijdt deze toelichting hout: er waren meerdere documenten beschikbaar waarvan de GZ-psycholoog kennis heeft genomen, waaronder documenten van recente datum.

6.4 Het college merkt wel op dat voorzichtigheid betracht moet worden als gebruik wordt gemaakt van eerdere adviezen waarbij de betrokkene ook niet is gezien, zoals in dit geval aan de orde was bij de twee recente reclasseringsadviezen. Desondanks acht het college de werkwijze van de GZ-psycholoog in deze zaak niet onzorgvuldig, gelet op de beperkte vraagstelling en strekking van het advies. Het college gaat er verder van uit dat het OM voorafgaand aan de vordering tot oplegging van de ISD maatregel een advies heeft ingewonnen over de wenselijkheid en noodzakelijkheid van de maatregel, aangezien een dergelijk advies vereist is om tot oplegging van deze maatregel te kunnen overgaan. De GZ-psycholoog heeft deze mogelijkheid benoemd in haar advies. Uit de brief van de gemachtigde van klager van 25 juli 2022 blijkt ook dat dit is gedaan. De GZ-psycholoog mocht er dan ook op vertrouwen dat voorafgaand aan het opleggen van de ISD maatregel nader advies zou worden ingewonnen waarbij uitgebreider onderzoek voor de hand lag, en dat zij haar onderzoek kon beperken tot het bestuderen van de stukken, gelet op de beperkte strekking van het aan haar gevraagde advies.


6.5 Met de GZ-psycholoog is het college van oordeel dat het aan te bevelen is dat uit het advies ook blijkt om welke redenen de rapporteur meent dat het advies op basis van de stukken gegeven kan worden. Dat deze toelichting ontbreekt, maakt het advies echter niet onzorgvuldig en is ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

6.6 De conclusie is dat de klacht ongegrond is.
7. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht ongegrond.


Deze beslissing is gegeven door M.M. van ‘t Nedereind, voorzitter, W.R. Kastelein, lid-jurist, G.F.E.C. van Linden van den Heuvell, L.J.J.M. Geertjens, en T.A.W. van der Schoot, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door Y.M.C. Bouman, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 2 januari 2023.