ECLI:NL:TGZRAMS:2023:186 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4985
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2023:186 |
---|---|
Datum uitspraak: | 21-07-2023 |
Datum publicatie: | 21-07-2023 |
Zaaknummer(s): | A2022/4985 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een tandarts. Klaagster verwijt de tandarts dat hij niet met zijn collega-tandarts heeft overlegd toen hij een andere diagnose stelde dan waarvoor klaagster naar hem toegestuurd was. Zij verwijt hem ook dat hij niet op enige wijze contact met haar heeft opgenomen, of heeft geïnformeerd hoe het met haar ging, terwijl hij haar met heftige pijn en in beroerde toestand naar huis heeft gestuurd. Het college oordeelt dat het stellen van een andere diagnose niet ongebruikelijk is. Dit vormde ook geen reden om hierover contact op te nemen met de collega-tandarts. Het was beter geweest als de tandarts meerdere pogingen had gedaan of laten doen om contact op te nemen met klaagster. De persoonlijke verantwoordelijkheid van de tandarts gaat echter niet zo ver dat hij tuchtrechtelijk aansprakelijk is voor het feit dat de berichten van klaagster hem niet hebben bereikt. Daarbij speelt mee dat sprake is van een bijzonder grote praktijk met verschillende filialen, waarvan de organisatie in handen is van de eigenaar en het management van de praktijk, en waar de tandarts geen enkele invloed op heeft. Klacht kennelijk ongegrond verklaard. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 21 juli 2023 op de klacht van:
A,
wonende in B,
klaagster,
tegen
C,
tandarts,
werkzaam in B,
verweerder, hierna ook: de tandarts,
1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Klaagster is op 22 november 2021 bij de collega van de tandarts op consult gekomen
in verband met een pijnklacht aan haar kies. De collega constateerde een ontsteking
aan de wortelpunt en heeft klaagster doorverwezen naar de tandarts. De tandarts constateerde
tijdens een consult op 23 november 2021 dat er mogelijk sprake was van een ontsteking,
maar ook van overbelasting. Hij heeft getracht de klachten te verminderen door van
enkele tanden en kiezen wat af te vijlen. Desondanks namen de klachten (waaronder
een zwelling van haar kaak) in de dagen erna toe en is klaagster op 1 december 2021
opnieuw op consult bij de tandarts gekomen. De tandarts constateerde een abces, heeft
codeïne en antibiotica voorgeschreven, en heeft klaagster doorverwezen naar de kaakchirurg.
Omdat het de tandarts niet lukte om een afspraak bij de kaakchirurg te maken heeft
hij klaagster gevraagd de volgende dag zelf een afspraak te maken bij de kaakchirurg.
Omdat zij in de loop van de nacht echter nog meer klachten kreeg is zij via de huisartsenpost
naar de Spoedeisende Hulp gegaan en daar is zij door de kaakchirurg gezien. De kaakchirurg
constateerde dat er sprake was van een ‘submocosaal abces’ en heeft antibiotica voorgeschreven.
Toen de zwelling voldoende was afgenomen is een apexresectie uitgevoerd door de kaakchirurg.
Klaagster heeft schriftelijk aan de praktijk laten weten wat er was gebeurd en zij
heeft schriftelijk en telefonisch verzocht om een reactie. Die heeft zij niet gekregen.
1.2 Klaagster verwijt de tandarts dat hij niet met zijn collega-tandarts heeft overlegd
toen hij (op 23 november 2021) een andere diagnose stelde dan waarvoor klaagster naar
hem toegestuurd was. Zij verwijt hem ook dat hij niet op enige wijze contact met haar
heeft opgenomen, of heeft geïnformeerd hoe het met haar ging, terwijl hij haar met
heftige pijn en in beroerde toestand naar huis heeft gestuurd. Zij heeft ook geen
reactie van de tandarts gekregen nadat zij de praktijk had laten wat er gebeurd was
en om een reactie had gevraagd.
1.3 De tandarts heeft verweer gevoerd en heeft het college verzocht de klacht ongegrond
te verklaren.
1.4 Het college komt tot het oordeel dat de klacht ontvankelijk is, maar kennelijk ongegrond. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 19 september 2022;
- het verweerschrift.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
waren.
3. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
3.1 De vraag is of de tandarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden.
De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende tandarts. Bij de beoordeling
wordt rekening gehouden met de voor de tandarts geldende beroepsnormen en andere professionele
standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd
genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.
3.2 Het college oordeelt dat de tandarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
Klachtonderdeel a) geen overleg
3.3 De tandarts is tot een ander beleid gekomen ten aanzien van de pijnbehandeling
en twijfelde vooralsnog aan de diagnose van zijn collega-tandarts. Klaagster verwijt
de tandarts dat hij daarover geen contact heeft opgenomen met zijn collega-tandarts.
De tandarts heeft aangevoerd dat het afwijken van de diagnose iets is wat vaker gebeurt
bij pijnklachten die duiden op een mogelijk endodontisch behandelen. Bij het beoordelen
van de pijnklacht heeft hij ook oudere röntgenfoto’s betrokken waardoor een betere
oordeelsvorming mogelijk was. Het college is van oordeel dat het stellen van een andere
diagnose niet ongebruikelijk is. Dit vormde dan ook geen reden om hierover contact
op te nemen met de collega-tandarts. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.
Klachtonderdeel b) geen contact opnemen
3.4 Klaagster verwijt de tandarts dat hij geen contact met haar heeft opgenomen na
het consult van 1 december 2021. De tandarts heeft verweer gevoerd en heeft aangevoerd
dat hij op 2 december 2021 naar de praktijk heeft gebeld en heeft gevraagd of klaagster
een afspraak bij de kaakchirurg had gekregen. Toen daarop bevestigend werd geantwoord
was hij gerustgesteld en verwachtte hij dat er contact met hem zou worden opgenomen
als er nog problemen zouden optreden. Zijn assistente heeft nog wel op 6 december
2021 gebeld naar klaagster, maar klaagster nam toen niet op. Hiervan is geen aantekening
gemaakt door de assistente. Hij wist niet dat klaagster zelf contact had opgenomen
met de praktijk en had gevraagd om een reactie.
3.5 Het college stelt voorop dat niet vastgesteld kan worden dat de assistente van
de tandarts daadwerkelijk op 6 december 2021 heeft geprobeerd om contact op te nemen
met klaagster. Hoe dan ook staat vast dat dit contact niet tot stand is gekomen. Het
was beter geweest als hierna nogmaals een poging tot contact was ondernomen. Dat is
niet gebeurd. Dat het handelen van de tandarts op dit punt beter had gekund, is echter
niet voldoende voor een tuchtrechtelijk verwijt. De tandarts heeft voldoende zorgvuldig
gehandeld door klaagster naar de kaakchirurg te verwijzen en zich er een dag later
van te verwittigen dat zij ook daadwerkelijk een afspraak bij de kaakchirurg had gemaakt.
3.6 Verder geldt dat vast staat dat klaagster herhaaldelijk geprobeerd heeft om contact te krijgen met de tandarts (of één van zijn collega’s), maar dat dat niet gelukt is, ondanks dat vast staat dat haar berichten de receptioniste(s) van de praktijk wel hebben bereikt. De persoonlijke verantwoordelijkheid van de tandarts gaat in dit geval echter niet zover dat hij tuchtrechtelijk aansprakelijk is voor het feit dat de berichten van klaagster hem niet hebben bereikt. Daarbij speelt mee dat er sprake is van een bijzonder grote praktijk met verschillende filialen, waarvan de organisatie in handen is van de eigenaar en het management van de praktijk, en waar de tandarts geen enkele invloed op heeft.
Slotsom
3.7 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk
ongegrond zijn.
4. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 21 juli 2023 door E.A. Messer, voorzitter, R.E. van
Hellemondt, lid-jurist, H.W. Luk, E.C.L. Fritschy en A. Stijger, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door M.G. Verkerk, secretaris.