ECLI:NL:TGZRAMS:2023:182 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4198

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:182
Datum uitspraak: 25-07-2023
Datum publicatie: 25-07-2023
Zaaknummer(s): A2022/4198
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht tegen een psychiater. Klager is op verzoek van de bedrijfsarts onderzocht door de psychiater. Klager verwijt de psychiater dat hij een onjuiste diagnose heeft gesteld op basis van onzorgvuldig onderzoek. De psychiater heeft zich, volgens klager, laten leiden door vragen van de werkgever in plaats van door vragen van de bedrijfsarts. Ook heeft de psychiater ten onrechte nagelaten de huisarts over de door hem vastgestelde diagnose te informeren. Het college overweegt het volgende: de omstandigheid dat de psychiater op basis van een eenmalig onderzoek de diagnose heeft gesteld is geenszins onzorgvuldig, en binnen de omstandigheden van de door de bedrijfsarts verzochte expertise gebruikelijk te noemen. Anders dan klager stelt, blijkt uit het dossier dat de psychiater de vragen die de werkgever heeft gesteld juist geen onderdeel heeft willen laten uitmaken van zijn onderzoek. Nadat de bedrijfsarts hem de vragen van de leidinggevende had gemaild heeft hij immers direct de bedrijfsarts laten weten dat hij het onderzoek niet op grond van die vragen wilde uitvoeren. Het overige klachtonderdeel is ook ongegrond.


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM


Beslissing van 25 juli 2023 op de klacht van:


A,
wonende in B,
klager,


tegen


C,
psychiater,
destijds werkzaam in D,
verweerder, hierna ook: de psychiater,
gemachtigde: mr. R. Kroes, werkzaam in Amsterdam.


1. Waar gaat de zaak over?
Klager is in 2015 op verzoek van de bedrijfsarts onderzocht door de psychiater. Klager verwijt de psychiater dat hij een onjuiste diagnose heeft gesteld op basis van onzorgvuldig onderzoek. De psychiater heeft zich, volgens klager, laten leiden door vragen van de werkgever in plaats van door vragen van de bedrijfsarts. Ook heeft de psychiater ten onrechte nagelaten de huisarts over de door hem vastgestelde diagnose te informeren.
Het college komt tot de conclusie dat de psychiater zorgvuldig heeft gehandeld en licht dat hierna toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift, ontvangen op 25 maart 2022;
- het aanvullende klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 30 mei 2022;
- het verweerschrift met de bijlagen, ontvangen op 25 juli 2022;
- een aanvullend stuk van klager, ontvangen op 8 augustus 2022;
- aanvullende stukken van klager, ontvangen op 15 augustus 2022;
- het proces-verbaal van het op 29 september 2022 gehouden mondelinge vooronderzoek;
- aanvullende stukken van klager, ontvangen op 19 mei 2023;
- de e-mail van klager met de bijlage, binnengekomen op 30 mei 2023;
- de e-mail van klager met de bijlage, binnengekomen op 9 juni 2023.

2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 13 juni 2023. De partijen zijn verschenen. De psychiater werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De partijen en de gemachtigde van de psychiater hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

3. Wat is er gebeurd?
3.1 De bedrijfsarts van de werkgever van klager heeft op 3 juni 2015 een e-mail
gestuurd aan de psychiater waarin -onder meer- staat (alle citaten weergegeven met eventuele taal- en spelfouten): “Graag uw expertise mbt A. Aanvullende vraagstelling komt van de leidinggevende, E, zie bijlage. Zij kan u ook zijn contact details geven zodat een afspraak voor de expertise kan worden ingepland.
Vanwege het medisch beroepsgeheim mag u rapport uiteraard enkel aan mij, als bedrijfsarts, worden verzonden en niet aan E” […].


3.2 De psychiater heeft de bedrijfsarts op 3 juni 2015 geantwoord per e-mail waarin
- onder meer - staat: “[…] het spijt mij, maar de door E gestelde vragen kan ik als psychiater en in het kader van een expertise niet beantwoorden. Het betreft deels vragen die pas kunnen beantwoord in een veel uitgebreider onderzoek dan een gewone expertise en deels vragen die meer op uw terrein liggen. Het praktische nut van sommige vragen lijkt mij ook gering. Ik stel voor dat ik de gebruikelijke vragen beantwoord die bij een psychiatrische expertise gesteld worden:
1. Wat is uw diagnose?
2. Heeft u adviezen ten aanzien van de behandeling?
3. Hoe schat u de prognose in, met name ten aanzien van de werkhervatting?
4. Heeft u adviezen ten aanzien van de integratie?
Kunt u het hiermee eens zijn? […]”


3.3 Hierop heeft de bedrijfsarts op 8 juni 2015 per e-mail geantwoord met “akkoord”.


3.4 Op 13 juni 2015 heeft de psychiater klager onderzocht.
In het verslag van de expertise heeft de psychiater –onder meer- geschreven: “[…] Met cliënt is besproken dat hij contact opneemt met zijn huisarts voor verwijzing naar een vrijgevestigde bij hem in de buurt.[…]”.


3.5 Op 14 juni 2015 heeft de psychiater het verslag van de expertise per e-mail
verstuurd aan de bedrijfsarts.


4. De klacht en de reactie van de psychiater
4.1 Klager verwijt de psychiater dat hij:
a) op een onzorgvuldige wijze in één gesprek een onjuiste diagnose heeft gesteld;
b) zich heeft laten leiden door de vragen van de werkgever van klager;
c) ten onrechte heeft nagelaten de huisarts van klager te informeren over de door hem gesteld diagnose.

4.2 De psychiater heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.


5. De overwegingen van het college
5.1 De vraag is of de psychiater de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende psychiater. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.

Klachtonderdeel a) onjuiste diagnose en onzorgvuldig onderzoek
5.2 Het college ziet in de stukken en hetgeen op de mondelinge behandeling is besproken geen enkele aanleiding om klager te volgen in zijn stelling dat het onderzoek door de psychiater onzorgvuldig is uitgevoerd. Uit het verslag van 13 juni 2015 blijkt een zorgvuldig en uitgebreid onderzoek en de wijze waarop de psychiater tot de diagnose is gekomen is goed te volgen door het college. De omstandigheid dat de psychiater op basis van een eenmalig onderzoek de diagnose heeft gesteld is geenszins onzorgvuldig, en binnen de omstandigheden van de door de bedrijfsarts verzochte expertise gebruikelijk te noemen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel b) zich door de vragen van de werkgever laten leiden
5.3 Anders dan klager stelt blijkt uit het dossier dat de psychiater de vragen die de werkgever heeft gesteld juist geen onderdeel heeft willen laten uitmaken van zijn onderzoek. Nadat de bedrijfsarts hem de vragen van de leidinggevende had gemaild heeft hij immers direct de bedrijfsarts laten weten dat hij het onderzoek niet op grond van die vragen wilde uitvoeren. Hij heeft in zijn e-mail van 3 juni 2015 de bedrijfsarts voorgesteld om de gebruikelijke vragen bij een psychiatrische expertise te onderzoeken, waarmee de bedrijfsarts vervolgens akkoord was. De stelling van de klager dat de psychiater zich heeft laten leiden door de vragen van de werkgever volgt het college dan ook niet. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel c) ten onrechte nagelaten de huisarts te informeren
5.4 Ook dit verwijt van klager volgt het college niet. Voorop staat dat de psychiater niet zonder toestemming daartoe van klager de huisarts had mogen informeren. In het verslag van de psychiater staat vermeld dat hij klager heeft aangeraden zelf contact op te nemen met zijn huisarts om een verwijzing te vragen naar een vrijgevestigd psychiater in de buurt. Het college vindt dit advies passend bij de gestelde diagnose. Uit de stukken of uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken is niet gebleken dat klager de psychiater heeft verzocht om/en toestemming heeft gegeven om contact op te nemen met de huisarts. Ook dit laatste klachtenonderdeel is ongegrond.

Slotsom
5.5 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht ongegrond zijn.

6. De beslissing
Het college:
- verklaart alle klachtonderdelen ongegrond.


Deze beslissing is gegeven door J. Brand, voorzitter, E.P. de Beij, lid-jurist, A.M. van Hemert, J. Koster, en L.A.J. Stouthamer-Verschuren, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door T.C. Brand, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2023.