ECLI:NL:TGZRAMS:2023:181 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5336

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:181
Datum uitspraak: 25-07-2023
Datum publicatie: 25-07-2023
Zaaknummer(s): A2023/5336
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. Klager verwijt de psychiater dat hij de dossiers niet op orde heeft en niet naar waarheid heeft bijgehouden. Daarnaast verwijt hij de psychiater dat hij hem heeft geprovoceerd tijdens een intake omdat de psychiater de hand van klager extreem lang vast zou hebben gehouden. Klager heeft hier (deels) eerder over geklaagd, maar heeft toen zijn klacht ingetrokken. Nu dient klager een nieuwe klacht in. De psychiater vindt ten eerste dat klager niet nog een keer over hetzelfde mag klagen en ten tweede dat de klacht ongegrond is. Het college overweegt als volgt: er is geen sprake van het voor een tweede keer beslissen op een klacht. Op de eerste klacht is immers niet beslist. Daarom is de klacht wel ontvankelijk. Verder overweegt het college dat er geen enkele aanwijzing is dat de psychiater de dossiers niet op orde zou hebben. Voor zover klager heeft bedoeld dat de psychiater, na het verzoek van klager om (verkeerde) diagnoses uit zijn dossier te verwijderen, hier geen gehoor aan heeft gegeven, is het college van oordeel dat de psychiater juist heeft gehandeld door de diagnoses in het dossier niet zonder nader onderzoek bij klager te wijzigen. Het andere klachtonderdeel is ook ongegrond.


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM


Beslissing in raadkamer van 25 juli 2023 op de klacht van:


A,
wonende in B,
klager,


tegen


C,
psychiater,
destijds werkzaam in D,
verweerder, hierna ook: de psychiater,
gemachtigde: mr. F. Westenberg, werkzaam in Hoorn.


1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Klager verwijt de psychiater dat hij de dossiers niet op orde heeft en niet naar waarheid heeft bijgehouden. Daarnaast verwijt hij de psychiater dat hij hem heeft geprovoceerd tijdens een intake in 2016 omdat de psychiater de hand van klager extreem lang vast zou hebben gehouden. Klager heeft hier (deels) eerder, in 2022, over geklaagd, maar heeft toen zijn klacht ingetrokken. Nu dient klager een nieuwe klacht in. De psychiater vindt ten eerste dat klager niet nog een keer over hetzelfde mag klagen en ten tweede dat de klacht ongegrond is.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht ontvankelijk, maar kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.


2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 6 februari 2023;
- de brief van de gemachtigde van verweerder van 9 maart 2023, binnengekomen op 10 maart 2023;
- de brief van de gemachtigde van verweerder van 10 maart 2023, binnengekomen op 13 maart 2023, met als bijlagen de processtukken uit de eerdere procedure waarbij klager de klacht heeft ingetrokken;
- het verweerschrift met de bijlage.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klager heeft op 17 maart 2016 een kennismakingsgesprek gehad met de psychiater, werkzaam bij E, in aanwezigheid van een verpleegkundig specialist. Klager werd hiernaartoe verwezen vanuit de polikliniek F. De psychiater is aldaar ook werkzaam als Directeur Behandelzaken G. Op 30 mei 2016 en op 25 augustus 2016 vonden er vervolgcontacten met de psychiater en de verpleegkundig specialist plaats.

3.2 Vanwege een verschil van inzicht en het ontbreken van een klik tussen klager, de psychiater en het wijkteam is het behandelcontact op 1 november 2016 afgesloten.

3.3 In juli 2021 ontving de psychiater in zijn functie van directeur Behandelzaken een brief van klager met daarin het verzoek om de in het dossier opgenomen diagnoses te wijzigen. Hierop heeft de psychiater geantwoord dat het zonder nieuw onderzoek niet mogelijk is om achteraf diagnostiek te wijzigen.

3.4 Op 2 augustus 2022 heeft klager bij onderhavig college een klacht tegen de psychiater ingediend. Deze klacht (bekend onder kenmerk A2022/4610) is door klager ingetrokken en de behandeling van deze procedure is op 12 oktober 2022 gestaakt. Op 17 september 2022 ontving de gemachtigde van de psychiater een e-mail van klager met de volgende mededeling (alle citaten voor zover van belang en letterlijk weergegeven):
‘(…) U kunt de zaak sluiten en ik heb verder geen commentaar op wat C meldt. Ik steek mijn tijd en energie liever in positieve zaken. (…)’

4. De klacht en de reactie van de psychiater
4.1 Klager verwijt de psychiater dat hij:
a) de dossiers niet op orde zou hebben en niet naar waarheid zou hebben bijgehouden;
b) klager heeft geprovoceerd tijdens een intake in 2016, omdat hij toen de hand van klager extreem lang zou hebben vastgehouden.

4.2 De psychiater heeft het college verzocht klager niet-ontvankelijk te verklaren en de klacht dus niet inhoudelijk te behandelen. Vanwege de eerder ingediende en vervolgens ingetrokken klacht, meent de psychiater dat klager niet-ontvankelijk is. De psychiater mocht en moest er op basis van de mededeling van klager op kunnen vertrouwen dat hij de zaak inderdaad kon sluiten en heeft dat ook gedaan. Een nieuwe inhoudelijke behandeling van de zaak is in strijd met het beginsel van de rechtszekerheid. Ook is er sprake van misbruik van procesrecht, omdat klager vijf maanden na het intrekken van de klacht opnieuw dezelfde klacht indient. Bovendien verwijst klager in zijn onderhavige klacht naar het door de psychiater gevoerde verweer in de eerdere klacht. Voor het geval het college de klacht wel inhoudelijk gaat beoordelen, heeft de psychiater het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. 4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.


5. De overwegingen van het college


Ontvankelijkheid
5.1 De psychiater heeft naar voren gebracht dat klager niet-ontvankelijk is in de klacht, zoals is uiteengezet onder 4.2. Het college komt tot het oordeel dat de klacht wel ontvankelijk is en legt dat hieronder uit.

5.2 Artikel 65d lid 2 van de Wet op de Beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) bepaalt dat in geval van intrekking van de klacht de behandeling daarvan wordt gestaakt, tenzij degene over wie is geklaagd, schriftelijk heeft verklaard voortzetting van de behandeling te verlangen, of het tuchtcollege beslist dat de behandeling van de klacht om redenen, aan het algemeen belang ontleend, moet worden voortgezet. Artikel 51 van de Wet BIG bepaalt dat niemand andermaal ingevolge de bepalingen van dat hoofdstuk van de Wet BIG kan worden berecht ter zake van enig in artikel 47 lid 1 bedoeld handelen of nalaten waarover een onherroepelijk geworden tuchtrechtelijke eindbeslissing is genomen, het zogenoemde ‘ne bis in idem’-beginsel.


5.3 Na een intrekking wordt de klacht, als zich niet de genoemde uitzonderingssituaties voordoen, dus gestaakt. Dit is ook met de eerdere klacht van klager (A2022/4610) gebeurd. Dit houdt slechts een procedurele en geen inhoudelijke afsluiting in; er is dus ook nog geen eindbeslissing. Nu er geen eindbeslissing is, kan de psychiater daaraan niet de verwachting ontlenen dat een klacht niet opnieuw zal worden ingediend, of dat de klacht niet-ontvankelijk zal worden verklaard als die opnieuw ingediende klacht ziet op hetzelfde handelen of nalaten. Er is geen sprake van het voor een tweede keer beslissen op een klacht. Op de eerste klacht is immers niet beslist. Uit eerdere beslissingen van het Centraal Tuchtcollege volgt echter dat bijkomende omstandigheden met zich kunnen brengen dat een klager misbruik maakt van zijn bevoegdheid door een ingetrokken klacht opnieuw in te dienen. Van dergelijk misbruik is sprake indien omstandigheden meebrengen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn indien een klager na intrekking van een klacht alsnog een inhoudelijk oordeel kan vragen over hetzelfde handelen of nalaten als waarop de ingetrokken klacht zag.

5.4 Het college oordeelt dat er in dit geval geen sprake is van dergelijke bijkomende omstandigheden. Klager heeft dan wel zijn eerdere klacht ingetrokken met daarbij de mededeling naar de gemachtigde van de psychiater dat ‘hij de zaak zou afsluiten’ en ‘hij zijn tijd en energie zou steken in positievere zaken’, maar dit is geen toezegging van dien aard dat de psychiater ervan uit mocht gaan dat klager op een later moment niet opnieuw een klacht zou indienen.

5.5 Gelet op hetgeen hierboven is overwogen zal het college de klacht daarom verder inhoudelijk bespreken.

De criteria voor de beoordeling
5.6 De vraag is of de psychiater de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende psychiater. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de psychiater geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.


5.7 Het college hecht eraan van tevoren op te merken dat de klacht die klager heeft ingediend in sommige onderdelen sterk lijkt op een ‘verkapte’ reactie op het verweerschrift uit de procedure van de ingetrokken klacht. Aan passages die zien op een reactie op dat verweerschrift gaat het college voorbij; die procedure is immers gestaakt. Voor zover het college het uit het klaagschrift kan destilleren gaat het om de klachten zoals die ook zijn geformuleerd in het verweerschrift van de psychiater en genoemd onder 4.1. Dit heeft klager ook niet betwist.


5.8 Daarnaast gaat het college voorbij aan klachtonderdelen die betrekking hebben op gebeurtenissen die, gelet op de verjaringstermijn, langer dan tien jaar geleden hebben plaatsgevonden en aan opmerkingen die betrekking hebben op andere personen dan de aangeklaagde psychiater.

Klachtonderdeel a) het op orde hebben van de dossiers
5.9 Uit het klaagschrift maakt het college op dat klager van mening is dat de psychiater, als Directeur Behandelzaken G, het dossier van klager niet op orde heeft en dat de gegevens niet naar waarheid in het dossier staan. Het college heeft in het betoog van klager geen enkele aanwijzing aangetroffen dat hier sprake van is. Voor zover klager heeft bedoeld dat de psychiater, na het verzoek van klager om (verkeerde) diagnoses uit zijn dossier te verwijderen, hier geen gehoor aan heeft gegeven, is het college van oordeel dat de psychiater juist heeft gehandeld door de diagnoses in het dossier niet zonder nader onderzoek bij klager te wijzigen. Klager heeft de klacht in het klaagschrift verder niet geconcretiseerd. Gelet op het bovenstaande is dit klachtonderdeel ongegrond. Klachtonderdeel b) provoceren

5.10 In het klaagschrift is te lezen dat klager meent dat de psychiater klager tijdens een intake in 2016 heeft geprovoceerd door extreem lang zijn hand vast te houden. De psychiater betwist dat er sprake is geweest van fysiek contact. Enige aanwijzing dat een incident heeft plaatsgevonden als door klager beschreven heeft het college niet. Het klaagschrift bevat hiervoor volstrekt onvoldoende aanknopingspunten. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

Slotsom
5.11 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.


6. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven op 25 juli 2023 door J. Brand voorzitter, J. Koster en L.A.J. Stouthamer-Verschuren, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door T.C. Brand, secretaris.