ECLI:NL:TGZRAMS:2023:18 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4301

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:18
Datum uitspraak: 30-01-2023
Datum publicatie: 30-01-2023
Zaaknummer(s): A2022/4301
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen oogarts. De oogarts heeft bij klager aan beide ogen een staaroperatie uitgevoerd. Klager verwijt de oogarts dat hij bij de eerste operatie verkeerde oogdruppels heeft voorgeschreven, waarbij geen rekening is gehouden met de medicatielijst van klager. Klager kreeg hierdoor een flinke neusbloeding. Het college overweegt dat de oogarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door het gebruik van Yellox voor te schrijven. Het gebruik van bloedverdunners is niet een harde contra-indicatie, alleen als een eerdere allergische reactie op deze of vergelijkbare medicatie is opgetreden. Van een dergelijke allergie bij klager blijkt niet uit het dossier. Klager verwijt de oogarts verder dat hij bij de tweede operatie een verkeerde lens heeft geplaatst; die lens functioneert niet omdat die geen cilinder heeft, ondanks dat in het oog een cilindrische afwijking was vastgesteld. Klager heeft nu een slechter zicht. De oogarts heeft de klacht bestreden. Het college overweegt als volgt. Met klager is meermalen besproken dat de mogelijkheid bestond om bij de staaroperatie(s) een multifocale of torische lens te plaatsen, maar klager wilde dat niet. Klager wist dus dat hij na de operatie nog een correctie nodig zou hebben in de vorm van een bril of contactlenzen. Voor en na de operatie is dezelfde cilinder gemeten. Er is geen duidelijke verklaring voor de huidige klachten. Het dossier geeft geen aanknopingspunten voor de stelling dat er bij de staaroperatie iets mis is gegaan. Van de ontstane situatie valt de oogarts geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. De klacht is kennelijk ongegrond.

A2022/4301

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 30 januari 2023 naar aanleiding van de klacht van:

A,
wonende te B, klager,

tegen


C,
oogarts, werkzaam te B,
verweerder, hierna ook de oogarts,
gemachtigde: mr. C.J. van Weering, werkzaam te Leiden.

1. De procedure
1.1  Het verloop van de procedure blijkt uit:
-  het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 25 mei 2022;
-  het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;
-  het verweerschrift;
-  het medisch dossier.

1.2  Het college heeft de klacht op 19 december 2022 op basis van de stukken beoordeeld.

2. De zaak in het kort
2.1   Klager, geboren in 1943, heeft zich met visusklachten (slechter zien) in 2019 voor het eerst 
gewend tot de kliniek waar de oogarts werkzaam is. Daar is een staaroperatie aan het rechteroog 
afgesproken, welke afspraak later door klager is afgezegd. Op 6 september 2021 is klager opnieuw in 
de kliniek gezien wegens slechter zien, met name van het rechteroog. Bij onderzoek werd beiderzijds 
naast een visusafwijking ook staar vastgesteld. Klager heeft op 18 oktober 2021 een staaroperatie 
aan het rechteroog ondergaan en op 22 november 2021 aan het linkeroog. De oogarts heeft beide 
operaties uitgevoerd.

2.2   Klager verwijt de oogarts dat hij bij de eerste operatie geen acht heeft geslagen op de 
medicatielijst en hem een verkeerd medicijn (Yellox oogdruppels) heeft voorgeschreven,
waardoor klager ’s nachts een neusbloeding heeft gekregen. Daardoor is hij bijna gestikt.

Verder heeft de oogarts volgens klager bij de tweede operatie een verkeerde lens geplaatst. Die 
lens functioneert niet, omdat die geen cilinder heeft, ondanks dat in het oog een cilindrische 
afwijking was vastgesteld. Klager heeft klachten van trilling en wazig zien en slechter zicht dan 
vóór de operatie.

2.3  De oogarts heeft de klacht bestreden.

2.4  Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Hierna licht het college deze beslissing 
verder toe.

3. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
3.1   Het college moet beoordelen of de oogarts met inachtneming van de geldende beroepsnormen de 
zorg heeft verleend die van hem mocht worden verwacht. De norm daarvoor is ‘de redelijk bekwame en 
redelijk handelende’ oogarts. Daarbij gaat het er niet om of het beter had gekund, maar of de 
beroepsnormen met zich meebrengen dat het ook anders had gemoeten.

Klachtonderdeel 1: de gebruikte oogdruppels na de operatie aan het rechteroog
3.2   De oogarts heeft klager het gebruik van Yellox (broomfenac) voorgeschreven na de eerste 
staaroperatie. Dat is gebruikelijk, ook bij patiënten die bloedverdunners gebruiken. De oogdruppels 
zijn bedoeld om ontstekingen te verminderen en ook de kans op maculaoedeem (vochtophoping in de 
gele vlek). Dat is belangrijk om te zorgen dat het oog goed geneest. Er bestaat bij het gebruik van 
Yellox een zeldzame kans op een (neus)bloeding. Als een patiënt bloedverdunners gebruikt - 
waaronder acetylsalicylzuur, zoals bij klager het geval is - wordt wel geadviseerd om extra 
voorzichtig te zijn met het gebruik van Yellox, omdat die combinatie een hogere kans geeft op 
bloedingen. Een harde contra-indicatie is het gebruik van bloedverdunners door de patiënt echter 
niet. Er is pas sprake van een contra-indicatie bij het voorschrijven van Yellox als een eerdere 
allergische reactie op deze of vergelijkbare medicatie (NSAID’s, waaronder acetylsalicylzuur) is 
opgetreden. Dit staat ook vermeld in de bijsluiter van Yellox, die klager heeft meegestuurd:
“Wanneer mag u dit middel niet gebruiken? (…)
U hebt last van astma, een huidallergie of intense ontstekingen in uw neus als u andere NSAID’s 
gebruikt. Voorbeelden van NSAID’s zijn: acetylsalicylzuur (…).”

Van een dergelijke allergie bij klager blijkt niet uit het dossier. Het is duidelijk dat de 
neusbloeding voor klager een angstige ervaring is geweest. De oogarts heeft echter niet 
tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door klager de Yellox oogdruppels voor te schrijven. Het 
college merkt daarbij op dat de oogarts na de tweede operatie in overleg met klager andere 
oogdruppels heeft voorgeschreven, wat gelet op de bij klager opgetreden
neusbloeding zorgvuldig was.

Klachtonderdeel 2: de bij de operatie in het linkeroog geplaatste lens
3.3   Uit het medisch dossier blijkt dat op 6 september 2021 onderzoek is verricht naar de 
afwijkingen van het zicht van klager. Op die dag is de staaroperatie aan het rechteroog 
afgesproken. In dat kader is met klager besproken dat de mogelijkheid bestond een multifocale of 
torische intraoculaire lens te plaatsen, waarbij de scherpte van het zicht en/of de cilinder 
(deels) kan worden gecorrigeerd. Klager wilde om financiële redenen van deze mogelijkheid geen 
gebruik maken. Dat betekende dat geen aanpassing zou plaatsvinden van de cilinder en dat voor 
optimaal zicht veraf en dichtbij nog een bril nodig zou zijn.

3.4   Bij onderzoek op 22 september 2021 is in het linkeroog van klager een belangrijke 
cilindrische afwijking (corneaal astigmatisme) vastgesteld. Klager wenste desondanks geen 
verminderde brilafhankelijkheid. Bij controle van het geopereerde rechteroog op 16 november 2021 
werd de staaroperatie aan het linkeroog gepland op 22 november 2021. Nogmaals is in het dossier 
vastgelegd dat klager geen torische lens wilde ter reductie van de cilinder.

3.5   Uit de diverse onderzoeken en visusmetingen na de operatie aan het linkeroog, waarbij de 
oogarts niet meer betrokken is geweest, is gebleken dat het linkeroog er qua visus niet echt op 
achteruit is gegaan. Wel is de brilsterkte duidelijk afgenomen. Voor de visusklachten die klager na 
de operatie had, is geen duidelijke oorzaak gevonden. Uit corneatopografisch onderzoek (scan van 
het hoornvlies) bleek het hoornvlies onregelmatig (irregulair) te zijn. Dat betekende dat het 
alsnog plaatsen van een torische lens het probleem niet zou oplossen. Klager heeft in april 2022 
nog een nastaarbehandeling ondergaan, waarvan het resultaat niet uit het dossier blijkt.

3.6   Het college overweegt het volgende. Met klager is driemaal expliciet besproken dat de 
mogelijkheid bestond om bij de staaroperatie(s) een multifocale of torische lens te plaatsen, maar 
klager wilde dat niet. Klager heeft er dus voor gekozen de bestaande cilinder niet bij de operatie 
aan zijn linkeroog te laten corrigeren en wist dat hij na de operatie nog een correctie nodig zou 
hebben in de vorm van een bril of contactlenzen. Voor en na de operatie is dezelfde cilinder 
gemeten. Het is dan ook niet aannemelijk dat de na de operatie resterende visusproblemen van klager 
het gevolg zijn van de plaatsing van de niet-torische lens. Er is geen duidelijke verklaring voor 
die klachten. Het dossier geeft echter geen aanknopingspunten voor de stelling dat er bij de 
staaroperatie iets mis is gegaan.

3.7   Naar het oordeel van het college is de oogarts dus niet tekort geschoten in de zorg voor 
klager bij de keuze van de lens of anderszins tijdens de staaroperatie. Het is uiteraard voor 
klager heel naar dat hij klachten van trilling en wazig zien ondervindt sinds de operatie. Helaas 
kan een staaroperatie dit soort klachten veroorzaken, maar het is niet aannemelijk dat dit aan de 
ingebrachte lens ligt. Verder betekent het ontstaan van dergelijke klachten niet dat er bij de 
operatie een fout is gemaakt. Ook bij een geslaagde operatie kan het
voorkomen dat er klachten blijven bestaan of nieuwe klachten ontstaan. Klager heeft naar voren gebracht dat andere oogartsen hem hebben verteld dat het oog beschadigd zou zijn, maar hij heeft dit verder niet onderbouwd en het college ziet daarvoor geen aanwijzingen in de stukken. De oogarts heeft duidelijk gemaakt dat hij het ook heel vervelend vindt voor klager dat hij nieuwe klachten heeft. Het enige wat de behandelende artsen daaraan kunnen doen is stap voor stap, via verder onderzoek, mogelijke oorzaken uitsluiten en een zo goed mogelijke oplossing zoeken voor de door klager ervaren problemen. Uit het dossier blijkt dat dit ook gebeurt. Van de ontstane situatie 
valt de oogarts geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.

Conclusie
3.8  De conclusie is dat de klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond is.

4. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven door N.B. Verkleij, voorzitter, B.F.Th. Hogewind en
M.E.H.M. Fortuin, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door N.A.M. Sinjorgo, secretaris.