ECLI:NL:TGZRAMS:2023:179 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5098

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:179
Datum uitspraak: 21-07-2023
Datum publicatie: 21-07-2023
Zaaknummer(s): A2022/5098
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een tandarts. De tandarts heeft voor het plaatsen van vullingen een gebruikelijk verdovingsmiddel gebruikt dat niet schadelijk is. Het is niet vast komen te staan dat de tandarts een ander – wel schadelijk – middel heeft gebruikt, laat staan dat hierdoor een tandvleesontsteking is ontstaan. Ook komt niet vast te staan dat de tandarts (stiekem) de nervus facialis heeft geïnjecteerd. Dat de tandarts amalgaam in plaats van composiet heeft gebruikt en dat de tandarts haar heeft opgelicht, heeft klaagster onvoldoende onderbouwd. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

A2022/5098

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing in raadkamer van 21 juli 2023 op de klacht van:

A,
wonende in B, klaagster,

tegen

C,
tandarts,
destijds werkzaam in B,
verweerster, hierna ook: de tandarts,

1. Waar gaat de zaak over?
1.1   Klaagster is ontevreden over de behandeling die de tandarts haar heeft gegeven. Zij stelt dat 
de tandarts een schadelijke stof bij haar heeft geïnjecteerd, dat zij haar lichamelijk letsel heeft 
toegebracht en haar heeft opgelicht.

1.2   Het college komt tot het oordeel dat de klacht ontvankelijk is, maar kennelijk ongegrond. 
‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat 
duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het 
tot deze beslissing is gekomen.

2. De procedure
2.1  Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
-  het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 2 november 2022;
-  het aanvullend klaagschrift met de bijlagen;
-  het verweerschrift;
-  het aanvullend verweerschrift met de bijlagen;
-  het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;
-  de brief van verweerster van 5 maart 2023, ontvangen op 8 maart 2023;
-  de brief van klaagster van 27 maart 2023, ontvangen op 29 maart 2023;
-  de brief van klaagster van 7 april 2023 met bijlagen, ontvangen op 11 april 2023;
-  de brief van klaagster van 21 april 2023, ontvangen op 24 april 2023.

2.2   De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het 
college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3   Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak 
beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. De feiten

3.1   Klaagster is sinds 1 juli 2022 onder behandeling van de tandarts. Op die dag heeft er een 
intake plaatsgevonden.

3.2   Op 13 juli 2022 zijn bij haar vullingen geplaatst. Dit is ook gebeurd op 16 en op 30 augustus 
2022. Op de rekening van 20 juli 2022, betreffende de behandeling op 13 juli 2022, is (naast de 
kosten voor de verdoving en de kosten voor de vullingen) een bedrag van € 12,34 in rekening gebracht voor het droogleggen van de elementen door middel van een rubberen lapje.

3.3  Op 31 augustus 2022 heeft klaagster aangegeven geen vertrouwen meer te hebben in de tandarts.

4. De klacht en de reactie van de tandarts

4.1  Klaagster verwijt de tandarts dat zij:
a) een schadelijke vloeistof heeft geïnjecteerd waardoor een zware tandvleesontsteking is ontstaan;
b) de nervus facialis heeft geïnjecteerd;
c) gebruik heeft gemaakt van amalgaam;
d) haar heeft opgelicht.

4.2  De tandarts heeft verweer gevoerd en zij heeft het college verzocht de klacht ongegrond te 
verklaren.

4.3  Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

De criteria voor de beoordeling
5.1   De vraag is of de tandarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm 
daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende tandarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de tandarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.

5.2  Het college oordeelt dat de tandarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Klachtonderdeel a) injecteren schadelijke vloeistof met een tandvleesontsteking als gevolg
5.3   Volgens klaagster heeft de tandarts haar tijdens de behandeling op 13 juli 2022 twee keer een 
injectie met een schadelijke vloeistof gegeven, met een ernstige ontsteking van het tandvlees als 
gevolg. De tandarts heeft dit bestreden. Volgens de tandarts heeft zij klaagster een verdoving met 
het middel articaïne hydrochloride/Epinefrine gegeven en is dit niet schadelijk.

5.4   Het door de tandarts genoemde verdovingsmiddel is een middel dat door vrijwel alle tandartsen 
gebruikt wordt en niet schadelijk is. Omdat niet gebleken is dat de tandarts een ander – wel 
schadelijk – middel heeft gebruikt, laat staan dat hierdoor een ernstige tandvleesontsteking is 
ontstaan, is dit klachtonderdeel ongegrond.

Klachtonderdeel b) injectie in de nervus facialis
5.5   Volgens klaagster heeft de tandarts haar op 13 juli 2022 stiekem een injectie in haar nervus 
facialis gegeven en blijkt dit uit het feit dat op de rekening van 20 juli 2022 een bedrag van € 
12,34 in rekening is gebracht voor het droogleggen van de elementen door middel van een rubberen 
lapje, terwijl dit lapje gratis is.

5.6   Het college stelt vast dat klaagster haar klacht niet voldoende heeft onderbouwd. Nergens 
blijkt uit dat de tandarts klaagster daadwerkelijk stiekem een injectie in een gezichtszenuw heeft 
gegeven. De onderbouwing daarvan blijkt in ieder geval niet uit het feit dat er een bedrag van € 
12,34 in rekening is gebracht voor het rubberen lapje. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel c) gebruik van amalgaam
5.7   Klaagster heeft gesteld dat de tandarts bij het vullen van de kiezen amalgaam in plaats van 
composiet heeft gebruikt. De tandarts heeft dat ontkend.

5.8   Ook hier had het op de weg van klaagster gelegen om haar klacht te onderbouwen, bijvoorbeeld 
door een verklaring van haar huidige tandarts. Dat heeft zij niet gedaan. Het klachtonderdeel is 
daarom ongegrond.

Klachtonderdeel d) oplichting
5.9   Klaagster verwijt de tandarts dat zij haar heeft opgelicht. Het college begrijpt uit de 
stellingen van klaagster dat zij de tandarts verwijt dat zij kosten heeft moeten maken om de fouten 
die de tandarts heeft gemaakt te laten herstellen. Zo heeft de tandarts, volgens klaagster, een 
kies onnodig aan de zijkant bedekt met composiet, en moest ook haar tandhals - die als gevolg van de tandvleesontsteking bloot was komen te liggen – hersteld worden.

5.10  Ook dit klachtonderdeel is ongegrond. Ook hiervoor geldt dat klaagster haar stelling niet 
heeft onderbouwd. Zij heeft weliswaar gesteld dat een kies onnodig aan de zijkant is bedekt met 
composiet, maar dit blijkt nergens uit. Voor wat betreft de tandvleesontsteking is achteraf 
moeilijk vast te stellen wat de ernst en gevolgen daarvan waren. Dit wordt door klaagster niet 
duidelijk gemaakt, er wordt alleen gemeld dat de ontstekingen door zelfbehandeling binnen enkele 
dagen genezen waren. Enige nabezwaren van een tandheelkundige behandeling kunnen optreden maar 
daarmee is niet aangetoond dat de tandarts tuchtrechtelijk iets te verwijten valt.

Slotsom
5.11  Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond 
zijn.

6. De beslissing

De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 21 juli 2023 door E.A. Messer, voorzitter, R.E. van Hellemondt, 
lid-jurist, H.W. Luk, E.C.L. Fritschy en A. Stijger, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door M.G. Verkerk, secretaris.