ECLI:NL:TGZRAMS:2023:161 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4721

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:161
Datum uitspraak: 27-06-2023
Datum publicatie: 27-06-2023
Zaaknummer(s): A2022/4721
Onderwerp: Niet of te laat verwijzen
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. De verpleegkundige is werkzaam bij de medische dienst in een justitiële instelling en heeft klager aldaar eenmaal beoordeeld. Gelet op de klachten van klager, waaronder niet meer aanwezige uitstralingspijn, was er geen reden om klager naar een arts door te verwijzen of een ECG te laten maken. De verpleegkundige heeft duidelijke instructies gegeven bij pijn op de borst. Er blijkt niet van andere betrokkenheid. Klacht is kennelijk ongegrond verklaard.

A2022/4721

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing in raadkamer van 27 juni 2023 op de klacht van:

A,
wonende in B, klager,

tegen

C,
verpleegkundige, destijds werkzaam in D,
verweerder, hierna ook: de verpleegkundige, gemachtigde mr. S.J. Muntinga, gevestigd te Utrecht.

1. Waar gaat de zaak over?
1.1   Klager (nu 48 jaar) verbleef enkele maanden in justitiële instelling E, te D. In de periode 
van mei 2022 tot begin juni 2022 is klager driemaal onwel geworden. De verpleegkundige was destijds 
werkzaam bij de medische dienst van het E, en is vanuit die rol betrokken geweest bij klager. 
Klager is niet tevreden over de hulpverlening door de verpleegkundige.

1.2   Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent 
dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht 
niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is 
gekomen.

2. De procedure
2.1  Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
-  het klaagschrift met de bijlage, ontvangen op 13 juni 2022;
-  het verweerschrift met de bijlagen.
2.2   De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het 
college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3   Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak 
beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig

3. Wat is er gebeurd?
3.1  Klager is bekend met chronische hart- en vaatproblemen en diabetes type twee, met insuline 
gebruik.

3.2   Klager verbleef in 2022 enkele maanden in het E. De verpleegkundige was van april 2022 tot en 
met oktober 2022 werkzaam als verpleegkundige bij de medische dienst van het E.

3.3   In de nacht van 24 op 25 mei 2022 had klager last van druk op de borst. Hiervan is om 07.49 
uur melding gemaakt bij de medische dienst. Klager heeft vervolgens om 09.20 uur de medische dienst 
bezocht, alwaar hij werd beoordeeld door de verpleegkundige. Hierover is het volgende opgenomen in 
het medisch dossier (alle citaten voor zover van belang en letterlijk weergegeven):

“[…] 25-05-2022:

S: C [initialen verpleegkundige]: Dhr gezien op de MD ivm pob klachten en dhr wilt zijn RR meten.

RR: gb

Dhr gaf aan dat de klachten gister avond begonnen, maar het lichte klachten waren en hij geen 
uitstralingen had en daarvoor geen nitrospray heeft gebruikt. Dhr wilde eerst een RR meten en 
eigelijk ook een ECG.

Uitgelegd dat er nu geen aanleiding is om een ECG te maken. Indien klachten nog aanwezig waren mag 
dhr zijn nitrospray gebruiken. Dhr wilde dit niet.

O: RR: 114/70 P: 82
E: POB klachten

P: -Dhr advies gegeven over hoe te handelen indien dhr pob klachten heeft.”

3.4   In de nacht van 29 op 30 mei 2022 had klager opnieuw last van druk op de borst. Hiervan is om 
07.40 uur melding gemaakt bij de medische dienst, waarna klager door de medische dienst op de 
afdeling werd bezocht en zijn bloeddruk en zuurstof werden gecontroleerd.

3.5   In de nacht van 1 op 2 juni 2022 heeft klager rond 00.30 uur een blackout gehad op het 
toilet, met een bewustzijnsverlies van ongeveer vijf minuten, en aansluitend een blackout zonder 
bewustzijnsverlies voor zijn bed. Hiervan is omstreeks 07.35 uur melding gemaakt bij de medische 
dienst, die klager rond 10.45 uur heeft bezocht en onderzocht.

4. De klacht en de reactie van de de verpleegkundige
4.1   De klachten van klager zien op het (gebrek aan) onderzoek na de incidenten in de nachten van 
24 op 25 mei 2022, van 29 op 30 mei 2022 en van 1 op 2 juni 2022. Klager verwijt de verpleegkundige 
dat hij na deze incidenten niet is doorverwezen naar een arts en dat er geen ECG is gemaakt, 
ondanks aandringen van hemzelf en de dienstdoend afdelingsmanager.

4.2  De verpleegkundige heeft het college verzocht de klacht (kennelijk) ongegrond te verklaren.

4.3  Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1   De vraag is of de verpleegkundige de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. 
De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende verpleegkundige. Bij de beoordeling 
wordt rekening gehouden met de voor de verpleegkundige geldende beroepsnormen en andere 
professionele standaarden.

Sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen?
5.2  Het college oordeelt dat de verpleegkundige niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

5.3   Klager stelt dat sprake is van verwijtbaar handelen, nu hij tot driemaal toe niet is 
doorverwezen naar een arts en omdat hem geweigerd werd een ECG af te nemen, ondanks aandringen van 
hemzelf en de dienstdoende afdelingsmanager. De verpleegkundige betwist de stellingen van klager. 
Allereerst betwist de verpleegkundige dat hij betrokken is geweest bij de gebeurtenissen in de 
nachten van 29 op 30 mei en 1 op 2 juni 2022. Daarnaast betwist de verpleegkundige dat er op 25 mei 
2022 redenen waren om klager door te verwijzen naar een arts of om een ECG te maken. Tot slot stelt 
de verpleegkundige dat hij niet wist dat er door de afdelingsmanager zou zijn aangedrongen op een 
ECG; hij is hierover door de afdelingsmanager ook niet benaderd.

5.4   Vaststaat dat de verpleegkundige klager op 25 mei 2022 heeft onderzocht. Uit het dossier 
blijkt dat er geen sprake was van afwijkende waardes, dat klager geen uitstralingspijn had (gehad) en dat de klachten op het moment van onderzoek niet meer aanwezig waren. Gelet daarop is het college met de verpleegkundige van oordeel dat er geen redenen waren om klager door te verwijzen naar een arts. Ook de beslissing om geen ECG te maken is onder voornoemde omstandigheden conform de professionele standaard.
Bovendien heeft de verpleegkundige klager duidelijke instructies gegeven over hoe te handelen als 
hij nogmaals pijn op de borst zou hebben. Gelet op het voorgaande kan niet geconcludeerd worden dat 
sprake is geweest van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, zodat dit klachtonderdeel kennelijk 
ongegrond is.

5.5   Wat betreft gebeurtenissen in de nachten van 29 op 30 mei en 1 op 2 juni 2022 heeft de 
verpleegkundige weersproken dat hij hierbij betrokken is geweest, en die betrokkenheid blijkt ook 
niet uit het dossier. Gelet daarop is dit klachtonderdeel eveneens kennelijk ongegrond.

Slotsom
5.6  Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.

6. De beslissing

De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 27 juni 2023 door J.T.W. van Ravenstein voorzitter, E.M. Deen, 
lid-jurist, M. Houtlosser, W.J. van der Meer en E.M. Vink-de Goeij, leden-
beroepsgenoten, bijgestaan door S.M. Geerding, secretaris.