ECLI:NL:TGZRAMS:2023:160 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4906

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:160
Datum uitspraak: 26-06-2023
Datum publicatie: 26-06-2023
Zaaknummer(s): A2022/4906
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/Afwijzing
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts. Klager heeft bij een val zijn heup gebroken. Klager werd diezelfde dag geopereerd door een chirurg en de arts (in opleiding tot specialist), waarbij hij gedeeltelijk een nieuwe rechterheup kreeg (een zogenoemde kop-halsprothese). In verband met aanhoudende pijnklachten is klager later in een ander ziekenhuis geweest. Klager verwijt de arts dat de operatie niet goed is gegaan. Het college ziet hiervoor geen aanwijzingen in het dossier. Wel komt uit het dossier naar voren dat de plek waar klager de meeste pijn ervaart, de plek is waar de operatie is gestart en dat daar verkalking in de pees is opgetreden. Het kan tot ongeveer anderhalf jaar duren voordat de pijn en spierzwakte zijn verdwenen. Deze klachten moeten worden gezien als een gebruikelijk, bijkomend gevolg van de operatie en niet als een aanwijzing dat de operatie niet goed is verlopen. Een tweede klachtonderdeel over het opvragen van het medisch dossier is ook kennelijk ongegrond omdat de arts bij dit proces niet betrokken is geweest. Alle klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

A2022/4906

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM


Beslissing van 23 juni 2023 naar aanleiding van de klacht van:


A,
wonende te B,
klager,


tegen


C,
arts,
werkzaam te D,
verweerder, hierna ook: de arts,
gemachtigde: E, werkzaam te D.


1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift, ontvangen op 20 september 2022;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het medisch dossier van klager;
- de brief van (de gemachtigde van) de arts, binnengekomen op 10 februari 2023.

De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt. Het college heeft de klacht op basis van de stukken beoordeeld.


2. Waar gaat de zaak over?
2.1 Klager, geboren in 20 juli 1938, is in de avond van 9 november 2021 in zijn huis gevallen. Hij had pijn aan zijn rechterbeen en kon deze niet meer belasten. In de vroege ochtend van 10 november 2021 is klager via de Spoedeisende Hulp in F te D opgenomen. Uit de röntgenfoto bleek dat zijn heup was gebroken. Er was sprake van een gedisloceerde mediale collumfractuur wat betekent dat er een breuk zat in de dijbeenhals, vlakbij de heupkop, en dat de heupkop ten opzichte van de hals was verplaatst.

2.2 Klager werd diezelfde dag geopereerd door een chirurg en verweerder, een arts in opleiding tot specialist, waarbij hij gedeeltelijk een nieuwe rechterheup kreeg (een zogenoemde kop-halsprothese).

2.3 Op 11 november 2021 worden bij de controle röntgenfoto een goede stand en geen complicaties geconstateerd. Op 12 november 2021 is klager uit het ziekenhuis ontslagen. Er is voor zes weken later een controleafspraak bij de polikliniek voor hem gemaakt.

2.4 Op 22 november 2021 en 13 december 2021 heeft klager in verband met hevige pijnklachten naar het poliklinisch spreekuur gebeld. Op 17 december 2021 had klager een afspraak op het poliklinisch spreekuur. De röntgenfoto die toen werd gemaakt, liet geen afwijkingen zien. De behandeling in F is daarna afgesloten.

2.5 In verband met aanhoudende pijnklachten aan zijn rechterknie, lies en been is klager vanaf 20 januari 2022 meermalen bij de polikliniek orthopedie in G te H op consult geweest. Op deze consulten wordt geen duidelijke oorzaak voor de pijn gevonden.

2.6 Op 28 september 2022 wordt in het medisch dossier aangetekend:
“Patient geeft aan dat wat hem betreft zo door geen geen optie is. Eerder leek het wel redelijk te gaan. Maar wordt toch beperkt bij lopen op nieuwe X geen toegenomen prothese
Op CT ook geen heel duidelijke afwijkingen
Ik denk dat een conversie naar THP [totale heupprothese] een oplossing zou kunnen zijn maar tijwel hierover gezien wat atypische kliniek en geen overtuigende afwijkingen op rontgenonderzoek
ISO 20 Maddad, Henkus of Kroon. indicatie voor conversie naar kophals? aanwijzingen voor loslating steel ? (mijn inziens niet)”

2.7 Op 7 november 2022 staat als conclusie aangetekend: “verdenking chondrolyse bij KHP”, met andere woorden er is mogelijk sprake van afbraak van het kraakbeen.


3. Wat houdt de klacht in?
Klager verwijt de arts dat
a. de operatie niet goed is uitgevoerd waardoor klager opnieuw een operatie moet ondergaan, terwijl hem was voorgehouden dat hij ongeveer drie maanden na de operatie weer normaal zou kunnen lopen;
b. het opvragen van het medisch dossier en de bijbehorende foto’s uit het F zeer moeizaam is verlopen.


4. Wat is het verweer?
De arts heeft de klacht bestreden. Het verweer wordt voor zover nodig hierna verder besproken.


5. Wat zijn de overwegingen van het college?
5.1 Het college komt tot de conclusie dat beide klachtonderdelen kennelijk ongegrond zijn. De arts heeft volgens het college niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Het college licht dat als volgt toe.

Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.2 De vraag is of de arts de zorg heeft verleend die van hem mocht worden verwacht. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende arts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.

Klachtonderdeel a: de operatie is mislukt
5.3 Het college ziet in het dossier geen aanwijzingen voor de conclusie dat de operatie zou zijn mislukt. Er deden zich tijdens de opname en de operatie geen complicaties voor. Uit het dossier kan worden opgemaakt dat de pre-, per- en postoperatieve zorg op de gebruikelijke wijze zijn verlopen.

5.4 De onderzoeken en de PET-scan tonen niet aan dat er sprake is van een loszittende steel of dat er een probleem met de kom is. Wel komt uit het dossier naar voren dat de plek waar klager de meeste pijn ervaart, de plek is waar de operatie is gestart en dat daar verkalking in de pees is opgetreden. Het kan tot ongeveer anderhalf jaar duren voordat de pijn en spierzwakte zijn verdwenen. Deze klachten moeten worden gezien als een gebruikelijk, bijkomend gevolg van de operatie en niet als een aanwijzing dat de operatie niet goed is verlopen. Het operatieverslag en de foto’s, alsook de aantekeningen van de consulten na de operatie zowel in F als in G, geven het college geen aanleiding te betwijfelen dat de operatie lege artis is uitgevoerd.
Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b: opvragen medisch dossier
5.5 Klachtonderdeel b. gaat over het moeizame verloop bij het opvragen van het medisch dossier en de bijbehorende foto’s. Zoals onder 5.2 staat vermeld, zijn zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor hun eigen handelen. Verweerder is bij dit proces niet betrokken geweest en de administratieve problemen zijn niet door zijn toedoen ontstaan. De arts kan dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt van de moeilijkheden bij het opvragen van het dossier worden gemaakt.
Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Conclusie
5.6 De conclusie is dat de klacht kennelijk ongegrond is.


6. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven door M.M. van ‘t Nedereind, voorzitter, C.H. van Dijk, lid-jurist, K.J.P. van Wessem, G.J.M. Akkersdijk en P.H. Wiersma, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door Y.M.C. Bouman, secretaris,
en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2023.
secretaris voorzitter