ECLI:NL:TGZRAMS:2023:15 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4315

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:15
Datum uitspraak: 27-01-2023
Datum publicatie: 27-01-2023
Zaaknummer(s): A2022/4315
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. Dat de verpleegkundige gezegd zou hebben dat de afspraak met de arbeidsdeskundige niet door zou gaan, is tegenstrijdig aan hetgeen zij genoteerd heeft in haar terugkoppeling. Het college kan niet vaststellen dat klager gelijk heeft en dus ook niet dat de verpleegkundige een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

A2022/4315

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 27 januari 2023 naar aanleiding van de klacht van:


A,
wonende te B, klager,

tegen


C,
verpleegkundige, werkzaam te D,
verweerster, hierna ook: de verpleegkundige.


1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-  het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 30 mei 2022;
-  het aanvullende klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 29 juli 2022;
-  het verweerschrift;
-  het proces-verbaal van het op 10 oktober 2022 gehouden mondelinge vooronderzoek.

Het college heeft de klacht op basis van de stukken beoordeeld.

2. Waar gaat de zaak over?
Klager (32 jaar) is werkzaam als vrachtwagenchauffeur. Op enig moment heeft klager zich wegens 
toegenomen pijnklachten arbeidsongeschikt gemeld bij zijn werkgever. Verweerster is werkzaam als 
verpleegkundige in opdracht van E, en heeft in die rol op 21 juni 2021 en 23 augustus 2021 met 
klager gesproken. Klager is – kort gezegd – niet tevreden over de begeleiding en communicatie van 
de verpleegkundige.

3. Wat houdt de klacht in?
Klager verwijt de verpleegkundige:
1) dat zij klager heeft gezegd dat hij niet op de afspraak met de arbeidsdeskundige van 23 juni 
2021 hoefde te verschijnen maar dit vervolgens niet aan de werkgever van klager, de bedrijfsarts of 
arbeidsdeskundige heeft doorgegeven, waardoor klager een (tweede) officiële waarschuwing ontving;


2) dat zij na het consult van 23 augustus 2021 ten onrechte heeft geconcludeerd dat klager adequate 
begeleiding dan wel ondersteuning had georganiseerd, terwijl uit een second
opinion blijkt dat klager geen juiste diagnose en onvoldoende begeleiding heeft gehad;

3) dat zijn ex-vrouw de relatie heeft beëindigd, mede door het handelen van mevrouw Den Hoed.

4. Wat is het verweer?
De verpleegkundige heeft de klacht bestreden. Het verweer wordt voor zover nodig hierna verder 
besproken.

5. Wat zijn de overwegingen van het college?
5.1 Het college komt tot de conclusie dat de verpleegkundige niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft 
gehandeld. Het college licht dat als volgt toe.

Klachtonderdeel 1: de afspraak met de arbeidsdeskundige
5.2 Wat het eerste klachtonderdeel betreft, verschillen klager en de verpleegkundige van mening 
over wat er op 21 juni 2021 precies gezegd is. De verpleegkundige betwist dat zij heeft gezegd dat 
de afspraak met de arbeidsdeskundige op 23 juni 2021 niet door zou gaan of dat klager daar niet 
hoefde te verschijnen.

5.3 Het college stelt vast dat de verpleegkundige in de schriftelijke terugkoppeling van het 
gesprek van 21 juni 2021 heeft genoteerd dat er op 28 juni 2021 een afspraak met de bedrijfsarts 
is, en dat in de tussentijd onder begeleiding van de arbeidsdeskundige een gesprek met de werkgever 
zal plaatsvinden, ook in verband met door klager ervaren druk en onbegrip voor zijn klachten. Dat 
de verpleegkundige gezegd zou hebben dat de afspraak met de arbeidsdeskundige niet door zou gaan, 
is tegenstrijdig aan hetgeen zij genoteerd heeft in haar terugkoppeling.

5.4 Het college kan niet vaststellen dat klager gelijk heeft en dus ook niet dat de verpleegkundige 
een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het 
woord van klager minder geloof verdient dan dat van de verpleegkundige, maar op de omstandigheid 
dat onvoldoende aannemelijk is dat wat in de schriftelijke terugkoppeling staat vermeld een 
onjuiste weergave is van wat op 21 juni 2021 is besproken. Het klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel 2: onvoldoende begeleiding en onjuiste diagnose?
5.5 Het tweede klachtonderdeel is eveneens ongegrond. De verpleegkundige heeft in haar 
terugkoppeling van het gesprek van 23 augustus 2021 onder meer geschreven: “Meneer is niet geschikt 
voor arbeid, werkt adequaat aan herstel op de verschillende problemen die spelen in zijn leven. 
Heeft adequaat hulp gezocht en dit wordt ook opgestart maar vraagt wel enige tijd. Afspraken staan 
gepland zowel voor diagnostiek als voor ondersteuning waar nodig en mogelijk. (…)”. Het enkele feit 
dat in mei 2022, dus acht maanden later, een bedrijfsarts in een second opinion tot de conclusie 
komt dat geen adequate behandeling plaatsvindt, maakt niet dat de weergave van de verpleegkundige 
onjuist of onzorgvuldig is.

Klachtonderdeel 3: handelen mevrouw Den Hoed

5.6 Verweerster heeft terecht gesteld dat het derde klachtonderdeel niet over haar handelen gaat, 
zodat ook dit klachtonderdeel ongegrond is.

Conclusie
5.7  De conclusie is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is.

6. De beslissing

De klacht is kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven door M.M. van ‘t Nedereind, voorzitter, K.M. Volker, lid-jurist, I.M. 
Bonte, W.M.E. Bil en K.C. Timm-van Ruitenburg, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door
S.M. Geerding, secretaris.