ECLI:NL:TGZRAMS:2023:14 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4261
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2023:14 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-01-2023 |
Datum publicatie: | 27-01-2023 |
Zaaknummer(s): | A2022/4261 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. Naar het oordeel van het college mocht de verpleegkundige erop vertrouwen dat klager door het zetten van zijn paraaf op het toestemmingsformulier, toestemming gaf aan de verpleegkundige om een brief te schrijven over het belang van bewindvoering voor klager en aldus informatie over klager te delen. Anders dan waar klager kennelijk van uitgaat, heeft de verpleegkundige ook niet bepaald dat klager een bewindvoerder nodig had. De brief die de verpleegkundige heeft geschreven, diende ertoe om vanuit het perspectief van de verpleegkundige het belang van onderbewindstelling te motiveren en daarmee te ondersteunen. Dat is iets anders dan over bewindvoering bepalen of beslissen. Klacht kennelijk ongegrond verklaard. |
A2022/4261
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 27 januari 2023 naar aanleiding van de klacht van:
A,
wonende te B, klager,
tegen
C,
verpleegkundige werkzaam te D,
verweerder, hierna ook: de verpleegkundige.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlage, ontvangen op 11 mei 2022;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het e-mailbericht van klager van 24 augustus 2022;
- het proces-verbaal van het op 11 oktober 2022 gehouden mondelinge vooronderzoek.
Het college heeft de klacht op basis van de stukken beoordeeld.
2. Waar gaat de zaak over?
Verweerder is in de periode van 6 maart 2018 tot en met 19 februari 2019 betrokken
geweest bij
klager als sociaal psychiatrisch verpleegkundige vanuit zijn functie als sociaal psychiatrisch
casemanager van het team E, in F. In deze rol heeft hij klager – onder meer – geholpen
nadat de
woningbouwvereniging bekend had gemaakt dat zijn woning ontruimd zou worden. Klager
is niet
tevreden over deze hulpverlening. De klacht bestaat uit twee onderdelen. Allereerst
wordt de
verpleegkundige verweten dat hij op 12 november 2018 een brief aan de casemanager
WMO van de
gemeente heeft gestuurd waarin staat dat klager een bewindvoerder nodig heeft. Ten
tweede wordt hem
verweten dat er door de verpleegkundige en zijn collega’s misbruik is gemaakt van
financiële
budgetten bij de gemeente F, en het Zilveren Kruis, door excessief te declareren.
3. Wat is het verweer?
De verpleegkundige heeft de klacht bestreden. Het verweer wordt voor zover nodig hierna
verder besproken.
4. Wat zijn de overwegingen van het college?
4.1 Het college komt tot de conclusie dat de verpleegkundige niet tuchtrechtelijk
verwijtbaar
heeft gehandeld. Het college licht dat als volgt toe.
Klachtonderdeel 1: brief verstuurd zonder toestemming?
4.2 Het college stelt voorop dat het handelen van de verpleegkundige “bemoeizorg”
betreft. Hierop
is de ‘Handreiking gegevensuitwisseling in de bemoeizorg’ (2014) (hierna: de Handreiking)
van
toepassing. Daarin staat dat de doelen van bemoeizorg zijn het geleiden van zorgwekkende
zorgmijders naar reguliere zorg, het verminderen van problemen die de cliënt of zijn
omgeving
ervaart, verhoging van de kwaliteit van leven van de cliënt en het verminderen van
overlast die de
cliënt in sommige gevallen veroorzaakt. In de Handreiking is uitgewerkt in welke
bemoeizorgsituaties gegevensuitwisseling zonder toestemming mogelijk is, en welke
zorgvuldigheidsregels daarbij gelden. Kenmerkend voor bemoeizorg is namelijk de betrokkenheid
van
vele instanties, waarbij het in veel gevallen onvermijdelijk is dat tussen hen afstemming
plaatsvindt (zie de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
van 11 februari
2016, ECLI:NL:TGZCTG:2016:85).
4.3 Bij de beoordeling van het eerste klachtonderdeel is allereerst van belang of
de
verpleegkundige de brief van 12 november 2018 al dan niet met toestemming van klager
heeft
verzonden. Klager stelt dat hij hier geen toestemming voor heeft verleend maar de
verpleegkundige
betwist dat, waarbij hij verwijst naar diverse toestemmingsformulieren. Op een van
deze formulieren
is de tekst geschreven “[naam van de verpleegkundige] gaat een verslag schrijven voor
bewindvoerder
[naam] om aan te geven hoe belangrijk het is dat bewindvoering voor mij nu belangrijk
is”. Onder
dit formulier staat de paraaf van klager en de tekst “onder voorbehoud van re”. Klager
betwist niet
dat hij zijn paraaf onder deze brief heeft gezet, maar hij zegt dat hij deze brief
had willen
aanvullen met de tekst ‘onder voorbehoud van rechten en weren’, en hij voert aan dat
de
verpleegkundige niet mag bepalen dat klager een bewindvoerder nodig heeft.
4.4 Naar het oordeel van het college mocht de verpleegkundige erop vertrouwen dat
klager door het
zetten van zijn paraaf op het toestemmingsformulier, toestemming gaf aan de verpleegkundige
om een
brief te schrijven over het belang van bewindvoering voor klager en aldus informatie
over klager te
delen. Dat klager zijn toestemming had willen aanvullen met de tekst ‘onder voorbehoud
van rechten
en weren’, maakt niet dat de verpleegkundige had moeten begrijpen dat klager zijn
toestemming toch
niet wilde geven. Het college is dan ook van oordeel dat van het schrijven van de
brief zonder
toestemming van klager, geen sprake is.
4.5 Anders dan waar klager kennelijk van uitgaat, heeft de verpleegkundige ook niet
bepaald dat
klager een bewindvoerder nodig had. Klager dreigde met de aanstaande ontruiming van
zijn huurwoning
dakloos te raken, maar kon in aanmerking komen voor een sociale huurwoning bestemd
voor de
GGZ-doelgroep, waarbij (onder andere) onderbewindstelling een voorwaarde was. De brief
die de
verpleegkundige heeft geschreven, diende ertoe om vanuit het perspectief van de verpleegkundige
het belang van onderbewindstelling te motiveren en daarmee te ondersteunen. Dat is
iets anders dan over bewindvoering bepalen of
beslissen. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.
Klachtonderdeel 2: misbruik gemaakt van financiële budgetten?
4.6 Deze klacht is eveneens ongegrond. De verpleegkundige heeft de stelling dat
hij excessief
heeft gedeclareerd betwist en daarbij toegelicht dat de gemeente een budget heeft
dat voor E, wordt
vrijgesteld, dat hij geen declaraties hoeft in te dienen en dat de kosten ook niet
aan klager
worden doorberekend. Klager heeft zijn stelling niet onderbouwd en de juistheid daarvan
blijkt ook
nergens uit.
Conclusie
4.7 De conclusie is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is.
5. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door M.M. van ‘t Nedereind, voorzitter, K.M. Volker, lid-jurist,
I.M.
Bonte, W.M.E. Bil en K.C. Timm-van Ruitenburg, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door
S.M. Geerding, secretaris.