ECLI:NL:TGZRAMS:2023:12 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4642

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:12
Datum uitspraak: 20-01-2023
Datum publicatie: 20-01-2023
Zaaknummer(s): A2022/4642
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. De verzekeringsarts heeft de opdracht gekregen om een medisch advies uit te brengen over de vraag of er causaal verband bestaat tussen de klachten en de beperkingen van klaagster en de werkvloer. De verzekeringsarts heeft in zijn rapport geconcludeerd dat hij voor een volledige en zorgvuldige beeld- en besluitvorming meer informatie nodig heeft. Volgens klaagster is het advies frauduleus en had de verzekeringsarts voldoende informatie. Ook verwijt zij de verzekeringsarts dat hij heeft nagelaten om het medisch advies uit te leggen. Het college oordeelt dat het advies voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De verzekeringsarts heeft gelet op zijn gemotiveerde onderbouwing in redelijkheid tot zijn conclusie kunnen komen dat meer informatie benodigd was. Van een onjuist advies, laat staan van een frauduleus advies, is dan ook absoluut niet gebleken. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 20 januari 2023 naar aanleiding van de klacht van:

A,
wonende te B, klaagster, gemachtigde: F,

tegen

C,
verzekeringsarts, werkzaam te D,
verweerder, hierna ook: de verzekeringsarts, gemachtigde: mr. A.W. Hielkema, werkzaam te Utrecht.

1.  De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-  het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 8 augustus 2022;
-  het verweerschrift met de bijlagen;
-  het proces-verbaal van het op 21 november 2022 gehouden mondelinge vooronderzoek. Het college 
heeft de klacht op basis van de stukken beoordeeld.

2. Waar gaat de zaak over?
2.1   Klaagster heeft als docente Spaans gewerkt op een middelbare school. Zij voelde zich gepest 
door collega’s. Op 21 september 2015 heeft zij zich ziekgemeld, nadat zij een e- mail van de 
directeur van de school had ontvangen waarin stond dat hij pesten uitgesloten achtte. Klaagster 
heeft de school aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden (psychische) schade.

2.2   De schaderegelaar heeft aan de verzekeringsarts opdracht gegeven om een medisch advies uit te 
brengen over de vraag of er causaal verband bestaat tussen de klachten en de beperkingen van 
klaagster en de werkvloer. De verzekeringsarts heeft in zijn rapport van 26 juli 2021 geconcludeerd 
(kort samengevat) dat hij voor een volledige en zorgvuldige beeld-
en besluitvorming meer informatie nodig heeft.

2.3   Volgens klaagster is het advies frauduleus en had de verzekeringsarts voldoende informatie. 
Ook verwijt zij de verzekeringsarts dat hij heeft nagelaten om het medisch advies uit te leggen.

3.  De feiten
3.1  Klaagster heeft zich op 21 september 2015 ziekgemeld.

3.2   De medisch adviseur van klaagster heeft op 6 januari 2021 een medisch advies uitgebracht dat 
(samengevat) inhoudt dat klaagster als gevolg van de omstandigheden op het werk psychische klachten 
heeft ontwikkeld.

3.3  Per e-mail van 26 juli 2021 heeft de schaderegelaar aan de verzekeringsarts geschreven:
“In deze kwestie is medische informatie en een medisch advies van de belangenbehartiger ontvangen 
en voor je beschikbaar. Wil je mij voorzien van een medisch advies?
Blijkt uit de medische informatie een causaal verband tussen de klachten en de beperkingen en de 
werkvloer? Beschik je over alle benodigde gegevens of mis je nog informatie?”

3.4  Het medisch advies van 26 juli 2021 van de verzekeringsarts houdt in:
“Beschikbare c.q. nieuwe ‘medische’ informatie
•  (..)


Geraadpleegde relevante (nieuwe) niet-medische informatie
•  (..)

Feitelijke samenvatting beschikbare c.s. nieuwe (medische) informatie
Het gaat in deze casus naar ik begrijp om een aansprakelijkstelling van een werknemer die haar ex- 
werkgever verantwoordelijk houdt voor psychische gezondheidsschade als gevolg van de omstandigheden 
op de werkvloer. Vanuit dat perspectief is het volgende uit de op dit moment beschikbare 
dossierstukken meer/minder relevant (zo veel als mogelijk in chronologische volgorde):

(..)

Interpretatie beschikbare informatie, overwegingen en advies
1.  De primaire vraag die voorligt is uiteraard of de psychische problematiek die beschreven staat 
in het beschikbare medische dossier, veroorzaakt werd door gebeurtenissen en/of omstandigheden op 
het werk (..). De medisch adviseur van wederpartij gaat er zonder enige twijfel of voorbehoud 
vanuit dat dat het geval is. Ik kan op dit moment echter nog niet overtuigd zijn. Ik weet althans 
niet in hoeverre de auto-anamnestische mededelingen van de betrokkene over de gebeurtenissen 
gevalideerd werden aan de hand van meer objectieve bronnen dan haar subjectieve beleving of op zijn 
minst getoetst werden in het kader van hoor en wederhoor van de betrokkenen van de kant van de 
werkgever en op basis daarvan voldoende feitelijk aannemelijk zijn gebleken. Dat is uiteraard wel 
een belangrijke, zelfs essentiele voorwaarde: een (subjectieve beleving) van pesten bijvoorbeeld 
staat immers niet gelijk aan objectief en feitelijk pestgedrag.

2.  Daarnaast valt me op dat collega (..), eveneens zonder twijfel of voorbehoud, concludeert tot een blanco voorgeschiedenis. Waarop hij dat baseert, is mij niet duidelijk. Ik ben in ieder geval niet bekend met expliciete informatie dienaangaande. En dat klemt te meer omdat betrokkene pas na de ziekmelding per 21 september 2015 en na de verhuizing van E, naar B, patiënt is geworden van huisarts (..) en tevoren een huisarts elders had.


3.  Kortom, een volledige en zorgvuldige beeld- en besluitvorming vraag meer informatie meer 
informatie dan thans beschikbaar is, nota bene uit meerdere en andere informatiebronnen. Daaronder 
reken ik op zijn minst duidelijkheid van de vorige huisarts over het al dan niet voorkomen van 
psychische klachten en/of het bestaan van spanningsbronnen (van wat voor aard dan ook) vóór 21 
september 2015 … en in het bevestigende geval detailinformatie over de klachten in kwestie, de 
onderzoeksbevindingen, het beleid dat werd ingesteld, het beloop in de tijd, etc. En ook informatie 
van de bedrijfsarts of arbodienst over eventueel ziekteverzuim of bezoek aan het preventiespreekuur 
in bedoelde periode, kan uiteraard bijdragend zijn, net als eerdere berichten van betrokkene aan 
haar werkgever of de verslaglegging van functioneringsgesprekken.

4.  In afwachting daarvan zij alvast opgemerkt dat uit het thans beschikbare dossier geen evident 
andere majeure spanningsbronnen blijken dan de kennelijk verstoorde verhoudingen met de werkgever. 
(..)

5.  Ten slotte zij voor dit moment nog opgemerkt dat de het dossier inmiddels sterk gedateerd is 
geraakt en dat we niet geinformeerd zijn over de ontwikkelingen na afsluiting van de behandeling 
door psychotherapeut (..) per 18 januari 2018, inmiddels meer dan drie jaar geleden! Aldus ligt ook 
een nadere actualisering van de ontwikkelingen nadien uitdrukkelijk in de rede. (..)”

3.5   Op 20 december 2021 heeft de gemachtigde van klaagster een brief geschreven aan de 
verzekeringsarts die, voor zover relevant, inhoudt:
“(..) Samenvattend:
U kunt slechts tot uw conclusie komen dat op grond van het voorliggende medisch dossier het causale 
verband tussen de klachten en ziekte van mijn vrouw en omstandigheden op het werk niet vast zou 
staan door de bevindingen van specialisten te negeren en deze te degraderen tot stenografen die het 
subjectieve relaas van een cliënt vastleggen en verder hun diagnoses te reduceren tot het 
uitgeschreven stenografisch verslag hiervan. Dat is volstrekt absurd en daarmee schendt u niet 
alleen de ethische normen van uw beroepsgroep. U pleegt hiermee ook verzekeringsfraude. (..) Indien 
u uw frauduleuze bevindingen echter handhaaft kunnen wij niet anders dan concluderen dan dat u de 
gezondheid van mijn vrouw opzettelijk benadeelt.
Wij geven u een termijn van 10 dagen na dagtekening van deze brief om uw frauduleuze conclusie, dan 
op basis van het voorliggende medische dossier geen conclusie kan worden getrokken m.b.t. het 
causale verband tussen de klachten/ziekte van mijn vrouw en de omstandigheden op het werk, te 
herzien. (..)”

3.6   Op deze brief heeft de schaderegelaar op 24 december 2021 gereageerd. Kort gezegd houdt de 
reactie in dat een medisch adviseur niet verplicht is om conclusies van derden over te nemen, dat 
hij een eigen verantwoordelijkheid heeft, vragen mag stellen en zich kritisch mag uiten.

3.7   Op 3 januari 2022 heeft de gemachtigde van klaagster aan de verzekeringsarts verzocht (kort 
samengevat) om voor 10 januari 2022 te voldoen aan zijn verplichting om zijn bevindingen toe te 
lichten. Daartoe, zo heeft hij in zijn e-mail geschreven, wil hij antwoord op vier vragen.

3.8  De verzekeringsarts heeft op 5 januari 2022 per e-mail gereageerd. Zijn e-mail houdt in:

“(..)Het zal uiteraard (..) duidelijk moeten zijn op welke gronden mijn in een advies beschreven 
overwegingen en conclusies rusten en de noodzaak daartoe is uiteraard groter als ze (meer dan 
gering) afwijken van de communio opinis uit die stukken. Ook bij herhaald lezen ben ik van oordeel 
dat ik aan die voorwaarde heb voldaan. (..)
Het is wellicht een gegeven dat een psycholoog zich niet alleen baseert op spontane 
autoanamnestische mededelingen maar ook vragen stelt en tests doet. Ook de informatie die daaruit 
voortkom is afkomstig van de eigen patient afkomstig en als zodanig eenzijdig en subjectief. Dat 
men in het kader van de behandeling ook interviews afneemt met de werkgever, collega’s en/of andere 
betrokken derden en bijvoorbeeld de werkplek bezoekt, teneinde meer objectieve aspecten aan de 
beeldvorming toe te voegen, is in het algemeen niet gebruikelijk en hier niet feitelijk gebleken 
noch aannemelijk geworden. Bovendien speelt causaliteit en verwijtbaarheid in het kader van 
onderzoek en behandeling in de curatieve sector weinig tot geen rol van betekenis (..) Dat alleen 
maakt al dat ik niet onverkort kon en kan varen op hetgeen derden vinden en ruimte moet kunnen 
hebben voor eigenstandige beeld- en besluitvorming.
Het is niet juist te veronderstellen dat verwijsbrieven van huisartsen altijd volledig inzicht in 
de volledige voorgeschiedenis bieden. En ook het ontbreken van een formele vermelding van pre- 
existente klachten in een episodenoverzicht van de huisarts biedt geen zeker uitsluitsel voor een 
blanco voorgeschiedenis. (..)
Voornoemde aspecten overziend, en in het kader van onder de gegeven omstandigheden gebruikelijke 
hoor en wederhoor, heb ik in mijn advies gevraagd om nadere informatie uit andere bronnen dan 
alleen betrokkene zelf. (..) Ik heb slechts gesteld dat ik voor een gewogen oordeel (..) meer 
informatie behoef. (..) Zodra de gevraagde informatie ter beschikking is gekomen, zal ik mijn 
advies vanzelfsprekend heroverwegen. De vragen die u stelt in het emailbericht van 3 januari jl. 
laat ik buiten expliciete beantwoording omdat voorgaande reactie naar mijn oordeel genoegzaam op de 
essentie van die vragen ingaat. (..)”

3.9  Partijen hebben daarna nog enkele e-mails over en weer gestuurd, maar zijn niet nader tot 
elkaar gekomen.

4. Wat houdt de klacht in?
Klaagster verwijt de verzekeringsarts dat hij:
1) bewust een onjuist en dus frauduleus advies heeft uitgebracht, omdat zijn conclusie (dat het 
dossier te weinig informatie biedt om het causaal verband aan te tonen) op basis van het bewijs in 
het medisch dossier onhoudbaar is. Onder de medische stukken bevinden zich immers ook de 
bevindingen en diagnoses van twee GZ-psychologen, die geen twijfel laten bestaan over het causaal 
verband;
2) ten onrechte het volledige huisartsenjournaal van de huisarts uit E, nodig heeft om uit te 
sluiten dat predispositie of een voorgeschiedenis van psychische problemen mogelijk ook een 
verklaring voor de ziekte van klaagster zou kunnen zijn. In het medisch dossier is immers al 
duidelijk gedocumenteerd door één van de GZ-psychologen dat er sprake is van een eenmalige stoornis 
bij een voorheen klachtenvrije vrouw;
3) heeft geweigerd om zijn advies aan klaagster (en haar gemachtigde) uit te leggen,
ondanks dat daarom is verzocht.

5. Wat is het verweer?
De verzekeringsarts heeft de klacht bestreden. Het verweer wordt voor zover nodig hierna verder 
besproken.

6. Wat zijn de overwegingen van het college?
6.1   Het college komt tot de conclusie dat de verzekeringsarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar 
heeft gehandeld. Het college licht dat hierna toe en ziet daarbij aanleiding om eerst het derde 
klachtonderdeel te bespreken, daarna het tweede klachtonderdeel en ten slotte het eerste 
klachtonderdeel.

Welke criteria gelden bij de beoordeling?
6.2   De vraag is of de verzekeringsarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. 
De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende verzekeringsarts. Bij de 
beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en de stand 
van de wetenschap ten tijde van het handelen.

Klachtonderdeel 3: de verzekeringsarts heeft geweigerd om het medisch advies uit te leggen
6.3   Volgens klaagster heeft de verzekeringsarts geweigerd om het medisch advies uit te leggen, 
ondanks dat zij hier bij herhaling om heeft gevraagd. Uit de hiervoor opgenomen feiten blijkt dat 
de gemachtigde van klaagster op 20 december 2021 een brief heeft geschreven aan de verzekeringsarts 
waarin hij namens klaagster zijn beklag doet over de inhoud van het medisch advies en waarin hij 
verzoekt om het advies te herzien. Op deze e- mail heeft de verzekeringsarts vier dagen later 
gereageerd. Daarbij heeft hij gemotiveerd aangegeven waarom hij zijn advies niet zal herzien. 
Vervolgens heeft de gemachtigde van klaagster aan de verzekeringsarts gevraagd om zijn bevindingen 
toe te lichten, en in de betreffende email heeft hij vier vragen gesteld waar hij antwoord op wil 
krijgen. De verzekeringsarts heeft op deze e-mail gereageerd. In zijn reactie heeft hij uitgebreid 
toegelicht op welke gronden hij tot zijn conclusies is gekomen. In deze reactie zijn impliciet alle 
door de gemachtigde van klaagster gestelde vragen beantwoord. Hoewel klaagster ook daar niet 
tevreden mee was, staat op grond van voorgaande wel vast dat de verzekeringsarts niet heeft 
geweigerd om zijn advies uit te leggen. De verzekeringsarts heeft de zorg heeft verleend die van 
hem verwacht mocht worden. Dit klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel 2: de verzekeringsarts heeft ten onrechte het huisartsenjournaal nodig
6.4   Klager stelt dat de verzekeringsarts in het medisch advies ten onrechte heeft geconcludeerd 
dat hij het volledige huisartsenjournaal van de voormalig huisarts van klaagster (uit E) nodig 
heeft. Immers, zo stelt klaagster, is in het medisch dossier al duidelijk gedocumenteerd door één 
van de GZ-psychologen dat er sprake is van een eenmalige stoornis bij een voorheen klachtenvrije 
vrouw. De verzekeringsarts heeft aangevoerd dat hij niet om het hele huisartsenjournaal heeft 
gevraagd, maar om duidelijkheid over het al dan niet voorkomen van psychische klachten en 
spanningsbronnen voor 21 september 2015 en zo ja, om detailinformatie. Ook heeft hij aangevoerd om welke reden hij hierom heeft gevraagd, namelijk omdat hij uit het huisartsendossier alleen een paar aantekeningen vanaf 22 september 2015 had ontvangen, maar geen informatie van de periode daarvoor, en dat het hem niet duidelijk was waar 
de medisch adviseur van klaagster zijn conclusie dat er sprake was van een blanco voorgeschiedenis 
op baseerde als hij evenzeer slechts de beschikking had over deze beperkte informatie. Daarbij komt 
nog, zo heeft de verzekeringsarts aangevoerd, dat hij een episode-overzicht heeft ontvangen waarin 
stond vermeld ‘mogelijk ADHD’ met als startdatum 2010 en einddatum 2018. Dat rechtvaardigde naar 
zijn mening zijn verzoek om duidelijkheid over de voorgeschiedenis.

6.5   De rol van een medisch adviseur wordt beschreven in de Beroepscode voor Medisch Adviseurs 
werkzaam in Particuliere Verzekeringszaken en/of Personenschadezaken, uit september 2013 (hierna: 
de Beroepscode). De medisch adviseur beoordeelt de gezondheidstoestand van de betrokkene om tot een 
advies aan zijn opdrachtgever te komen. Daarbij dient hij professioneel autonoom te handelen. De 
Beroepscode geeft regels die de medisch adviseur helpen om zijn professionele autonomie te 
handhaven en toch het werk voor de opdrachtgever adequaat uit te voeren. Zo dient hij 
(bijvoorbeeld) te werken volgens de professionele standaard zoals die geldt voor medisch adviseurs 
en neemt hij bij zijn professionele handelen basisbeginselen zoals zorgvuldigheid in acht. Daarbij 
mag hij zich kritisch opstellen. Op die wijze dient hij zijn opdrachtgever te voorzien van feiten 
die noodzakelijk zijn om tot een goede beslissing te komen.

6.6   Het college is van oordeel dat de verzekeringsarts heeft gehandeld zoals van een redelijk 
bekwame en redelijk handelende verzekeringsarts mocht worden verwacht. Om zijn opdrachtgever te 
kunnen voorzien van de feiten die noodzakelijk zijn om tot een goede beslissing te komen, heeft hij 
geoordeeld dat hij meer informatie nodig had. Hij was er immers (op dat moment) – op basis van de 
beschikbare gegevens - niet van overtuigd dat de psychische problematiek die beschreven staat in 
het medisch dossier veroorzaakt werd door gebeurtenissen en/of omstandigheden op het werk. Zo had 
hij weliswaar de beschikking over het dossier van de huisarts van na de ziekmelding, maar niet van 
de periode daarvoor. Klaagster had toen een andere huisarts. Om een goed advies uit te kunnen 
brengen heeft hij verzocht om ten minste duidelijkheid te verkrijgen van de vorige huisarts van 
klaagster over het al dan niet voorkomen van psychische klachten en/of het bestaan van 
spanningsbronnen van voor 21 september 2015 (hij heeft dus niet verzocht om het volledige 
huisartsenjournaal). Dit getuigt van zorgvuldigheid door de verzekeringsarts. Het was immers zijn 
taak om de opdrachtgever te voorzien van alle feiten die noodzakelijk waren om tot een goede 
beslissing te komen. Dat hij daarbij niet enkel is afgegaan op de informatie van de GZ-psycholoog 
die heeft geschreven dat er sprake was van een eenmalige stoornis bij een voorheen klachtenvrije 
vrouw, getuigt evenzeer van de zorgvuldige houding die van hem (in zijn rol van medisch adviseur 
die handelt in opdracht van zijn opdrachtgever), mocht worden verwacht. Dit klachtonderdeel is dan 
ook kennelijk ongegrond.


Klachtonderdeel 1: de verzekeringsarts heeft een onjuist en dus frauduleus advies uitgebracht

6.7   Volgens klaagster heeft de verzekeringsarts bewust een onjuist en dus frauduleus advies 
uitgebracht. De conclusie van de verzekeringsarts (dat het dossier te weinig informatie biedt om 
het causaal verband aan te tonen) is volgens haar op basis van het medisch bewijs in het dossier 
onhoudbaar. De verzekeringsarts heeft volgens haar een totaal gebrek aan respect voor de 
bevindingen van de specialisten getoond. Onder de medische stukken bevinden zich immers ook de 
bevindingen en diagnoses van twee GZ-psychologen, die geen twijfel laten bestaan over het causaal 
verband.

6.8   De verzekeringsarts heeft aangevoerd dat hij de beschikbare medische informatie volledig en 
correct heeft opgesomd. Uit deze informatie heeft hij correct en navolgbaar geciteerd. Daarmee 
heeft hij een feitelijke samenvatting gegeven van beschikbare informatie. Hij heeft daarbij geen 
informatie (dus ook niet de informatie van de GZ- psychologen) genegeerd, maar deze juist expliciet 
benoemd. De vraagstelling in de opdracht luidde of er in medisch opzicht sprake was van causaal 
verband. Ten tijde van het opstellen van het medisch advies meende hij dat hij (nog) geen 
doorslaggevende betekenis kon verbinden aan de beschikbare informatie, omdat daarbij alleen de kant 
van klaagster was belicht en niet de kant van werkgever. Voor zijn advies achtte hij dat wel van 
betekenis. De klacht van klaagster dat de verzekeringsarts medische informatie heeft gereduceerd 
en/of genegeerd is daarom feitelijk onjuist. Hij heeft geen onjuist of frauduleus advies 
uitgebracht, zo stelt hij.

6.9   Het college dient te beoordelen of het advies van de verzekeringsarts voldoet aan de daaraan 
te stellen eisen. Bij de beoordeling van die vraag dienen de volgende criteria in aanmerking te 
worden genomen:
1. Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;
2. Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling 
te beantwoorden;
3. In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de 
conclusies van het rapport steunen;
4. Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en 
de geconsulteerde personen;
5. De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.
Het college toetst ten volle of het onderzoek door de arts uit het oogpunt van vakkundigheid en 
zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie 
van de rapportage wordt beoordeeld of de deskundige in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen 
komen.

6.10  Het college is van oordeel dat het rapport aan deze criteria voldoet. Het rapport vermeldt 
immers de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust. Zo is opgenomen op welke 
informatie het advies is gebaseerd en is van deze informatie een feitelijke samenvatting gegeven. 
Ook geeft het rapport blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden. Uit het advies blijkt immers dat de verzekeringsarts zijn advies heeft gebaseerd op de medische en niet medische stukken die hem zijn toegezonden door zijn opdrachtgever. In het rapport wordt ook op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het advies steunen. Immers, de verzekeringsarts 
heeft duidelijk uiteengezet dat hij er op dit moment nog niet van overtuigd is dat de psychische 
problematiek die beschreven is in het medisch dossier, veroorzaakt is door gebeurtenissen en 
omstandigheden op het werk en de reden waarom hij daar nog niet van overtuigd is (namelijk: hij 
weet niet in hoeverre de auto- anamnestische mededelingen van betrokkene over de gebeurtenissen 
gevalideerd werden aan de hand van meer objectieve bronnen dan haar subjectieve beleving). Ook 
heeft hij duidelijk beschreven dat hij om die reden meer informatie wil, van andere informatiebronnen. Het rapport vermeldt ook de bronnen waarop het berust, namelijk de medische en niet medische informatie die door hem is verkregen van zijn opdrachtgever en die in het medisch advies is opgesomd. Ten slotte is de verzekeringsarts binnen de grenzen van zijn deskundigheid gebleven. Hij had immers tot taak om in zijn rol als medisch adviseur zijn opdrachtgever te voorzien van de feiten die noodzakelijk zijn om tot een goede beslissing te komen en binnen die 
grenzen heeft hij het advies opgesteld. Het onderzoek kan uit het oogpunt van vakkundigheid en 
zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets doorstaan.
Zoals hiervoor al overwogen, getuigt het juist van zorgvuldigheid dat de verzekeringsarts om nadere 
informatie heeft gevraagd alvorens zijn oordeel te geven. De verzekeringsarts heeft gemotiveerd in 
zijn rapport aangegeven waarom hij die nadere informatie nodig had en waarom hij niet kon volstaan 
met de informatie (waaronder die van de GZ-psychologen) die hij tot zijn beschikking had. Voor hem 
was immers niet duidelijk of in hoeverre de hem beschikbare informatie gevalideerd was aan de hand 
van meer objectieve bronnen dan de subjectieve beleving van klaagster, of in ieder geval getoetst 
was in het kader van hoor en wederhoor. De verzekeringsarts heeft gelet op deze gemotiveerde 
onderbouwing in redelijkheid tot zijn conclusie kunnen komen dat meer informatie benodigd was. Van 
een onjuist advies, laat staan van een frauduleus advies, is dan ook absoluut niet gebleken. Dit 
klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Conclusie
6.11  De conclusie is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is.


7. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven door G.M. Boekhoudt, voorzitter, C.C.B.M. van Kimmenade, lid- jurist, P. 
van Haren, F.M. Brouwer en P. Eken, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.G.
Verkerk, secretaris.