ECLI:NL:TGZRAMS:2023:111 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4701

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:111
Datum uitspraak: 28-04-2023
Datum publicatie: 28-04-2023
Zaaknummer(s): A2022/4701
Onderwerp: Grensoverschrijdend gedrag
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: Gegronde klacht tegen een verpleegkundige. Klager zat gedetineerd in een penitentiaire inrichting. Klager kreeg in het kader van zijn medische behandeling contact met de (sociaal psychiatrisch) verpleegkundige. De verpleegkundige is in deze periode een relatie aangegaan met de toenmalig vriendin van klager. Klager verwijt de verpleegkundige dat hij vertrouwelijke informatie heeft gebruikt en/of het beroepsgeheim heeft geschonden en dat hij geen melding heeft gemaakt – niet aan klager en ook niet binnen de PI – van het contact met de vriendin en de relatie. Het college stelt dat het contact tussen de verpleegkundige en (ex-)vriendin van klager niet vanuit professionele overwegingen kan worden gerechtvaardigd. De verpleegkundige heeft daarmee zijn eigen professionele grenzen ernstig overschreden. Daarbij had de verpleegkundige open moeten zijn over de relatie met de (ex-)vriendin van klager en heeft hij niet aan de vereiste en gebruikelijke professionele normen voldaan. Klacht gegrond. Berisping.

A2022/4701

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 28 april 2023 naar aanleiding van de klacht van:

A,
verblijvende te B, klager
gemachtigde: mr. H.J. Oosterhagen, werkzaam te Amsterdam,

tegen

C,
verpleegkundige, destijds werkzaam te D,
verweerder, hierna ook: de verpleegkundige, gemachtigde: mr. F. Westenberg, werkzaam te Hoorn.

1. De procedure
1.1.  Het verloop van de procedure blijkt uit:
-  het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 19 augustus 2022;
-  het verweerschrift;
-  het aanvullend verweerschrift;
-  een medische machtiging van klager;
-  aanvullende stukken namens klager, ontvangen op 13 maart 2023;
-  een aanvullend stuk van de gemachtigde van verweerder, ontvangen op 17 maart 2023.

1.2.  De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het 
college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik 
gemaakt.

1.3.  De klacht is behandeld op de openbare zitting van 17 maart 2023. Beide partijen zijn 
verschenen. Zij werden bijgestaan door hun gemachtigden. De gemachtigden hebben een toelichting 
gegeven aan de hand van een pleitnota die aan het college en aan de wederpartij is overgelegd.

2. Waar gaat de zaak over en wat is de beslissing?
2.1  Klager zat sinds 24 juli 2019 voor de eerste maal gedetineerd in een penitentiaire
inrichting (hierna: PI).

2.2   In de periode van 10 maart 2020 tot en met 4 maart 2021 stond klager in de PI in D, onder 
behandeling van een sociaal psychiatrisch verpleegkundige (de verpleegkundige). Klager had last van 
paniekaanvallen en hyperventileren.

2.3   Tijdens zijn behandelperiode kregen de verpleegkundige die hem behandelde en de toenmalige 
vriendin van klager contact met elkaar. Dat contact is uitgemond in een relatie tussen beiden en 
inmiddels wonen zij samen.

2.4   Nadat klager de PI waar hij verbleef over de relatie en het verzwijgen ervan had 
geïnformeerd, stelde de PI een integriteitsonderzoek in naar het handelen van de verpleegkundige. 
Dat onderzoek heeft geresulteerd in een disciplinaire straf.

2.5   Klager verwijt de verpleegkundige dat hij vertrouwelijke informatie heeft gebruikt en/of het 
beroepsgeheim heeft geschonden en dat hij geen melding heeft gemaakt – niet aan klager en ook niet 
binnen de PI – van het contact en de relatie met de toenmalige vriendin van klager.

2.6  Het college komt tot de conclusie dat de klacht gegrond is. Het college licht dat hierna toe.

3. Wat is er precies gebeurd?
3.1   Klager is op 24 juli 2019 gedetineerd geraakt. De eerste periode van zijn detentie bracht 
klager door in de PI in D. In detentie had klager last van paniekaanvallen en hyperventilatie. De 
medische dienst schreef klager oxazepam voor.

3.2   Op 10 maart 2020 kreeg klager in het kader van zijn medische behandeling contact met de 
verpleegkundige. Er ontstond een vertrouwensband tussen hen en in de gesprekken die volgden, ging 
het onder meer ook over zorgen die klager had over zijn toenmalige vriendin.

3.3   Zo besprak klager op 1 mei 2020 met de verpleegkundige dat zijn toenmalige vriendin de stress 
die de situatie meebracht niet meer aan zou kunnen.

3.4  Al eerder was de verpleegkundige langs de woning van de toenmalige vriendin van klager 
gefietst.

3.5   In een gesprek rond 26 mei 2020 tussen klager en zijn toenmalige vriendin gaf zij aan niet 
verder te willen met hun relatie. Toch leek die relatie in de tijd die volgde zich weer wat te 
herstellen, tot zij rond 1 september 2020 alsnog aangaf een punt achter de relatie te willen 
zetten. Ook gaf zij aan op zoek te gaan naar nieuwe woonruimte.

3.6   Klager vertelde in gesprekken op 1 en 7 september 2020 aan de verpleegkundige dat er sprake 
was van strijd met zijn inmiddels ex-vriendin over de woonruimte en dat hij zich zorgen maakte waar 
hij na detentie naar toe zou moeten als hij geen vaste woonruimte meer zou hebben.

3.7   Op 7 september 2020 hield de verpleegkundige klager voor dat klager zelf onvoldoende 
financiële middelen had om aanspraak te kunnen maken op de woning. Op aanraden van de 
verpleegkundige ondertekende klager vervolgens een opzeggingsbrief waardoor de huurovereenkomst 
werd beëindigd.

3.8   Klager kwam tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis van 12 maart 2021 erachter dat 
zijn inmiddels ex-vriendin een relatie had met de verpleegkundige en naderhand dat zij zijn gaan 
samenwonen.

3.9   Nadat klager de PI hierover heeft geïnformeerd, heeft de integriteitscommissie van de PI een 
onderzoek ingesteld. Dat onderzoek resulteerde in een disciplinaire straf voor de verpleegkundige.

3.10  Klager heeft zijn detentie vervolgd in een PI in het oosten van het land.

4. Wat houdt de klacht in?
Klager verwijt de verpleegkundige dat hij:
a) vertrouwelijke informatie heeft gebruikt in de privésfeer en/of dat hij zijn beroepsgeheim heeft 
geschonden;
b) in zijn hoedanigheid van verpleegkundige gesprekken heeft gevoerd met en adviezen heeft gegeven 
aan klager, zonder daarbij melding te maken van het feit dat hij contact heeft gehad, althans een 
relatie was aangegaan met de (ex)-vriendin van klager;
c) bij de PI geen melding heeft gemaakt van de relatie met de (ex)-vriendin van klager.

5. Wat is het verweer?
De verpleegkundige heeft de klacht deels bestreden. Het verweer wordt voor zover nodig hierna 
verder besproken.

6. Wat zijn de overwegingen van het college?
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
6.1   De vraag in deze zaak is of de verpleegkundige de zorg heeft verleend die van hem verwacht 
mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelend verpleegkundige. Bij 
de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de verpleegkundige geldende beroepsnormen, zoals 
de Beroepscode van verpleegkundigen en verzorgenden waarin gedragsregels voor verpleegkundigen zijn 
neergelegd, en de stand van de wetenschap ten tijde van het handelen.

Klachtonderdeel a) gebruik van vertrouwelijke informatie, en/of schenden beroepsgeheim
6.2   Alle informatie die de verpleegkundige in de uitoefening van zijn beroep van klager heeft 
ontvangen, is vertrouwelijk en valt onder het medisch beroepsgeheim zoals beschreven in artikel 
7:457 lid 1 BW. Uit dit artikel blijkt dat voor het gerechtvaardigd doorbreken van het 
beroepsgeheim in beginsel toestemming nodig is van de patiënt, oftewel: van klager.

6.3   Tijdens de zitting is niet vast komen te staan wat in de gesprekken tussen klager en de 
verpleegkundige precies is gezegd over het delen van informatie met de (ex-)vriendin van klager. 
Daarmee is ook niet vast komen te staan in hoeverre klager toestemming heeft gegeven aan de 
verpleegkundige voor het delen van welke informatie dan ook. Wel is vast komen te staan dat er 
contact was tussen de verpleegkundige en de (ex-)vriendin van klager tijdens de behandeling van 
klager. Het college stelt ook vast dat uit het medisch dossier van klager niet blijkt dat klager de 
verpleegkundige heeft verzocht contact met zijn vriendin te zoeken. In het medisch dossier wordt 
namelijk geen enkele melding gemaakt van de gesprekken die de verpleegkundige met de (ex)-vriendin 
van klager heeft gevoerd en welke informatie daar is verstrekt, terwijl de contacten tussen de 
verpleegkundige en de (ex)vriendin van klager, zo bleek ter zitting, lang zijn doorgegaan gedurende 
de behandeling.

6.4   Het verweer van de verpleegkundige dat het leggen van contact met naasten past in – wat 
genoemd wordt – ‘netwerkgericht werken’, treft volgens het college geen doel omdat deze werkvorm 
niet een gebruikelijke is in een PI waarin een gedetineerde medisch behandeld wordt. Het contact 
tussen de verpleegkundige en (ex-)vriendin kan dus niet vanuit professionele overwegingen worden 
gerechtvaardigd. De verpleegkundige heeft daarmee zijn eigen professionele grenzen ernstig 
overschreden.

6.5  In het licht van bovenstaande is dit klachtonderdeel gegrond.

Klachtonderdelen b) en c) het niet melden van de relatie aan klager tijdens de gesprekken/bij het 
geven van adviezen en bij de PI

6.6   Klager verwijt de verpleegkundige dat hij gesprekken heeft gevoerd en adviezen heeft gegeven 
zoals het opzeggen van het huurcontract van de woning, zonder daarbij melding te maken van het feit 
dat hij contact heeft gehad, of een relatie was aangegaan met de (ex-) vriendin van klager en dat 
hij daarvan ook geen melding heeft gedaan bij de PI.

6.7   De verpleegkundige heeft ter zitting erkend dat hij anders had moeten handelen, maar dat hij 
in de greep was van de liefde en zich schaamde. In plaats van open kaart te spelen, besloot de 
verpleegkundige niets te zeggen over het contact dan wel de relatie met de (ex-)vriendin van 
klager, noch tegen klager, noch binnen de PI.

6.8   Het college stelt vast dat de verpleegkundige gedurende een periode van ongeveer vijf maanden 
een behandelrelatie onderhield met klager zonder hem te vertellen dat hij inmiddels een relatie met 
de ex-vriendin van klager had. De verpleegkundige heeft namelijk verklaard dat hij vanaf oktober 
2020 een relatie met de inmiddels ex-vriendin van klager heeft, terwijl uit het overzicht van de 
voortgangsrapportages uit de PI blijkt dat er in ieder geval tot 4 maart 2021 een behandelrelatie 
tussen de verpleegkundige en klager bestond. Het college is van oordeel dat de verpleegkundige 
hierdoor niet heeft gehandeld volgens de bepalingen onder hoofdstuk 2 (De 
verpleegkundige/verzorgende in relatie tot de zorgvrager) van de Beroepscode van verpleegkundigen 
en verzorgenden. Ten aanzien van het melden van zijn relatie aan de PI heeft de verpleegkundige niet voldaan aan artikel 2.4 van de Beroepscode dat bepaalt dat een verpleegkundige in zijn relatie met een zorgvrager zijn professionele grenzen in acht neemt, wat onder meer betekent dat hij zijn collega’s of leidinggevende om hulp vraagt als 
hij merkt dat zijn professionele grenzen dreigen te vervagen of overschreden dreigen te worden. Het 
college overweegt verder dat de Gedragscode Dienst Justitiële Inrichtingen extra hoge eisen stelt 
met betrekking tot integriteit en onkreukbaarheid, waarbij vertrouwen centraal staat. Dit alles 
betekent dat de verpleegkundige open had moeten zijn over de relatie met de (ex-)vriendin van 
klager en niet aan de vereiste en gebruikelijke professionele normen heeft voldaan.

6.9  Ook deze klachtonderdelen zijn gegrond.

Conclusie
6.10  De conclusie is dat de klacht in al haar onderdelen gegrond is.

Maatregel
6.11  Het college legt aan de verpleegkundige de maatregel van berisping op. De verpleegkundige 
heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen 
in de individuele gezondheidszorg jegens klager had behoren te betrachten. Het college acht het 
handelen van de verpleegkundige zoals hierboven beschreven zodanig onder de maat dat een 
waarschuwing niet volstaat. Vandaar de maatregel van berisping. Daar doet niet aan af dat de 
verpleegkundige al een disciplinaire straf heeft opgelegd gekregen. Het gaat in deze zaak om een 
ernstige beschadiging van het vertrouwen in goede zorgverlening aan een gedetineerde, een kwetsbare 
patiënt, en het overschrijden van professionele grenzen door contact te hebben en te houden met de 
partner van de patiënt tijdens een behandelrelatie en dit vervolgens te verzwijgen. Daar komt bij 
dat verweerder ter zitting weinig blijk heeft gegeven van zelfreflectie. Hij bleek vooral oog te 
hebben voor de schade in zijn eigen privésfeer als gevolg van de relatie die hij is aangegaan met 
de (ex-)vriendin van klager.

7. De beslissing
Het college:
-  verklaart de klacht gegrond;
-  legt op de maatregel van berisping.

Deze beslissing is gegeven door E.A. Messer, voorzitter, M.P. Sombroek-van Doorm, lid- jurist, 
W.M.E. Bil, M. IJzerman en A. Petiet, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.A.E.
Veeren, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2023.