ECLI:NL:TGZRAMS:2023:110 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4632
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2023:110 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-04-2023 |
Datum publicatie: | 28-04-2023 |
Zaaknummer(s): | A2022/4632 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. Klaagster was vrijwillig opgenomen in een kliniek. De opname werd na enkele dagen omgezet via een inbewaringstelling naar een verplichte opname. Klaagster verwijt de verpleegkundige onder andere dat zij geen behandelplan en/of behandeldoelen heeft opgesteld in de tijd dat zij in de kliniek verbleef en dat zij onjuiste en onveilige zorg heeft verleend. Het college overweegt dat de verantwoordelijkheid van het behandelplan en de behandeldoelen niet bij de verpleegkundige lag, en dat haar op dit punt dan ook niets te verwijten valt. Verder overweegt het college dat het invoelbaar is dat klaagster haar verblijf op de acute-opname-afdeling als onveilig heeft ervaren. Naar de aard van de afdeling worden hier (verwarde) cliënten in crisistoestand opgenomen, waardoor er op een dergelijke afdeling doorgaans veel rumoer is. De aard van en de situatie op de afdeling zijn omstandigheden waar de verpleegkundige echter geen invloed op heeft, net zomin als op de bezetting in en de wachtlijst voor een andere afdeling of kliniek. Er is niet gebleken wat de verpleegkundige anders had moeten doen om klaagster een veiliger gevoel te geven op het moment dat er geen plaats was op een andere afdeling. Klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. |
A2022/4632
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 28 april 2023 naar aanleiding van de klacht van:
A,
wonende te B, klaagster,
tegen
C,
verpleegkundige, werkzaam te D,
verweerster, hierna ook: de verpleegkundige, gemachtigde: mr. A.K.M.T. Rongen, werkzaam
te Utrecht.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 25 juli 2022;
- het aanvullende klaagschrift, ontvangen op 26 juli 2022;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 2 november 2022;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het op 5 december 2022 gehouden mondelinge vooronderzoek.
Het college
heeft de klacht op basis van de stukken beoordeeld.
2. Waar gaat de zaak over?
Klaagster is in september 2019 negentien dagen opgenomen geweest in E, waar de verpleegkundige
werkzaam was. De verpleegkundige was de primair behandelaar van klaagster en was werkzaam
onder de
supervisie van een verpleegkundig specialist (verweerder in A2022/4574). Zij was ook
de
contactpersoon voor de familie van klaagster. De opname van klaagster was in eerste
instantie
vrijwillig. Op de derde dag van haar opname uitte klaagster een ontslagwens, maar
de behandelaars
vonden een ontslag niet verantwoord vanwege het toestandsbeeld van klaagster. Haar
opname werd via
een inbewaringstelling (IBS) omgezet naar een verplichte opname. Klaagster is niet
tevreden over de
behandeling in de kliniek. De verpleegkundige zou op een zevental gebieden tekortgeschoten
zijn in
het verlenen van goede zorg.
3. Wat houdt de klacht in?
Klaagster verwijt de verpleegkundige:
a. het stellen van een onjuiste diagnose, namelijk de diagnose alcoholverslaving,
ter
rechtvaardiging van de plaatsing van klaagster op een onjuiste behandellocatie;
b. het ontbreken van een behandelplan en/of behandeldoelen;
c. onjuiste dossiervoering;
d. onjuist declareren;
e. het plegen van valsheid in geschrifte;
f. het onvoldoende en foutief informeren van klaagster en haar naasten, waarbij schending
van de
privacy van klaagster plaatsvond;
g. het verlenen van onjuiste en onveilige zorg.
4. Wat is het verweer?
De verpleegkundige heeft de klacht bestreden. Het verweer wordt voor zover nodig hierna
verder
besproken.
5. Wat zijn de overwegingen van het college?
5.1 Het college komt tot de conclusie dat de verpleegkundige niet tuchtrechtelijk
verwijtbaar
heeft gehandeld. Het college licht dat als volgt toe.
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.2 De vraag is of de verpleegkundige heeft gehandeld zoals van haar verwacht mocht
worden. De
norm daarvoor is die van een redelijk handelende en redelijk bekwame beroepsgenoot.
Het college
houdt bij de beoordeling onder meer rekening met wat ten tijde van het handelen in
de beroepsgroep
als norm was aanvaard, zoals de Beroepscode van verpleegkundigen en verzorgenden,
waarin
gedragsregels voor verpleegkundigen zijn neergelegd. Dat een zorgverlener anders had
kunnen
handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt, het gaat erom of
het handelen ook
anders had gemoeten, gelet op de normen van de beroepsgroep.
Klachtonderdeel a: stellen onjuiste diagnose
5.3 Klaagster stelt dat de verpleegkundige een onjuiste diagnose heeft gesteld,
namelijk
alcoholverslaving, om klaagster op de afdeling F van G te kunnen plaatsen. Deze afdeling
is een
gesloten acute-opname-afdeling voor cliënten met zowel psychiatrische- als verslavingsproblematiek.
Volgens klaagster hoorde zij daar niet thuis, maar heeft zij daar toch verbleven totdat
zij op 24
september 2019 werd overgeplaatst naar een andere afdeling van dezelfde kliniek. Zij
heeft afdeling
F als een ongeschikte en onveilige afdeling ervaren. Zij voelde zich een ‘verdienmodel’.
De
verpleegkundige zegt dat zij niet persoonlijk betrokken is geweest bij zowel het stellen
van de
diagnose van klaagster als bij de beslissing tot plaatsing van klaagster op haar afdeling.
5.4 Aan het tuchtrecht voor de gezondheidszorg ligt het beginsel van persoonlijke
verwijtbaarheid
ten grondslag. Het college is van oordeel dat de verpleegkundige voldoende duidelijk
heeft gemaakt
dat zij niet betrokken is geweest bij het stellen van de diagnose van klaagster. Dit
klachtonderdeel is dus kennelijk ongegrond. Overigens is het college niet gebleken
dat, ondanks dat er verwarring was over het alcoholgebruik van klaagster, door E een alcoholverslaving
gebruikt is als reden voor de plaatsing op de afdeling F van G zoals klaagster denkt.
Klachtonderdeel b: ontbreken behandelplan/behandeldoelen
5.5 Klaagster is van mening dat de verpleegkundige geen behandelplan en/of behandeldoelen
heeft
opgesteld in de tijd dat zij in de kliniek verbleef. De verpleegkundige zegt dat de
verantwoordelijkheid voor het behandelplan en de behandeldoelen bij de verpleegkundig
specialist
lag onder wiens supervisie zij werkzaam was.
5.6 Het college is het met de verpleegkundige eens dat de verantwoordelijkheid van
het
behandelplan en de behandeldoelen niet bij haar lag, en dat haar op dit punt dan ook
niets te
verwijten valt. Dit betekent dat de klacht op dit onderdeel kennelijk ongegrond is.
Klachtonderdeel c: onjuiste dossiervoering
5.7 Klaagster is van mening dat de verpleegkundige een zeer gebrekkig, foutief,
onzorgvuldig en
onvolledig medisch dossier heeft gevoerd en de inhoudelijke zorgregistraties in het
Elektronisch
Patiëntendossier (EPD) achteraf heeft gewijzigd. De verpleegkundige stelt dat sprake
is van
adequate dossiervoering en verwijst hiervoor naar het medisch dossier van klaagster.
Zowel
klaagster als de verpleegkundige heeft (delen van) het medisch dossier van klaagster
overgelegd als
bijlagen bij het klaagschrift dan wel het verweerschrift. De verpleegkundige merkt
ten aanzien van
de tijdstippen van de rapportages op dat het gedurende een werkdag niet altijd mogelijk
is om de
rapportages direct in te voeren, waardoor de rapportages aan het einde van de werkdag
of in sommige
gevallen in de daaropvolgende dagen worden ingevoerd. Hierdoor komt het voor dat het
tijdstip van
de rapportage niet exact overeenkomt met het tijdstip van de behandeling waarover
wordt
gerapporteerd. Dit is volgens de verpleegkundige in de zorg niet ongebruikelijk. De
zorg en
aandacht voor de patiënt hebben voorrang op administratieve handelingen.
5.8 Vanuit de gedeelten van het medisch dossier die het college ter beschikking
stonden heeft het
college niet vast kunnen stellen dat de verpleegkundige een onjuiste dossiervoering
zou hebben
gevoerd. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel d: onjuist declareren
5.9 Klaagster meent dat sprake is van onjuist declareren doordat er te veel gesprekken
zijn
opgevoerd en er een onjuiste deelprestatie is gedeclareerd. De verpleegkundige stelt
dat de
verantwoordelijkheid voor het declareren bij de verpleegkundig specialist lag onder
wiens
supervisie zij werkzaam was.
5.10 Het college is het met de verpleegkundige eens dat de verantwoordelijkheid voor
het
declareren niet bij haar lag, en dat haar op dit punt dan ook niets te verwijten valt.
Dit betekent
dat de klacht op dit onderdeel kennelijk ongegrond is.
Klachtonderdeel e: het plegen van valsheid in geschrifte
5.11 Klaagster stelt dat de verpleegkundige valsheid in geschrifte heeft gepleegd.
Zij zou een
niet bestaand contactpersonenformulier hebben vervalst met de handtekening van klaagster
van een
ander formulier. Hierbij heeft zij volgens klaagster tevens de Algemene Verordening
Gegevensbescherming (AVG) overtreden. Klaagster heeft delen uit haar EPD en de loggegevens
van haar
EPD in bijlage 5 bij het klaagschrift overgelegd. De verpleegkundige zegt dat zij
niet persoonlijk
betrokken is geweest bij het invullen van dit formulier.
5.12 Het college is van oordeel dat de verpleegkundige voldoende duidelijk heeft
gemaakt dat zij
niet persoonlijk betrokken is geweest bij het invullen van het contactpersonenformulier
van
klaagster. Dit klachtonderdeel is dus kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel f: onvoldoende en foutief informeren van klaagster en haar naasten,
met schending
van de privacy
5.13 Volgens klaagster heeft de verpleegkundige haar van onvoldoende informatie voorzien
voorafgaand aan en volgend op haar behandeling. Verder heeft zij haar privacy geschonden
door
informatie te delen met derden, te weten een niet bij de behandeling betrokken zorgverlener
en de
advocaat van klaagster. De verpleegkundige zegt dat uit de rapportages blijkt dat
klaagster op 8
september 2019 een zogeheten ‘opnameset’ heeft ontvangen. Dit is een set van informatie
die
cliënten bij binnenkomst krijgen en deze bevat onder meer de huisregels, afdelingsinformatie,
een
toestemmingsformulier voor gegevensuitwisseling en informatie over de patiëntenvertrouwenspersoon.
Verder heeft de verpleegkundig specialist die regiebehandelaar was en onder wiens
supervisie de
verpleegkundige werkzaam was, tien gesprekken met klaagster gevoerd tijdens haar opname,
over onder
meer haar klachten, de procedure inzake de IBS, het belang van medicatie en de behandeldoelen.
Hiernaast heeft de verpleegkundige zelf zeer frequent contact gehad met de oom van
klaagster, die
zij zelf als contactpersoon had opgegeven, om de naasten van klaagster te informeren
over de stand
van zaken en om informatie te verkrijgen over de medische voorgeschiedenis en achtergrond
van
klaagster. Dit alles staat opgetekend in het EPD. De verpleegkundige ontkent verder
de behandeling
van klaagster met een niet bij haar behandeling betrokken zorgverlener te hebben besproken
of
ongevraagd en zonder toestemming van klaagster informatie te hebben verstrekt aan
haar advocaat. De
schending van de privacy van klaagster en van het beroepsgeheim van de verpleegkundige
is volgens
haar dan ook niet juist en niet aangetoond.
5.14 Het college is van oordeel dat uit het medisch dossier van klaagster voldoende
duidelijk
wordt dat de verpleegkundige aan de eisen die aan haar worden gesteld ten aanzien
van de
informatieverplichting aan klaagster en haar naasten, ruimschoots heeft voldaan. Ook
heeft
klaagster naar het oordeel van het college niet onderbouwd of aangetoond dat de verpleegkundige
haar beroepsgeheim zou hebben doorbroken door informatie over klaagster met derden
te delen. Dit
klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel g: het verlenen van onjuiste en onveilige zorg
5.15 Klaagster stelt dat de verpleegkundige onjuiste en onveilige zorg heeft verleend,
doordat
klaagster door een onjuiste diagnose op een verkeerde afdeling belandde, die een onveilige
behandellocatie bleek. Op deze gesloten acute-opname-afdeling waren voornamelijk mannelijke
verslaafden opgenomen. Volgens de verpleegkundige lag de verantwoordelijkheid voor
het verlenen van
juiste en veilige zorg bij de verpleegkundig specialist onder wiens supervisie zij
werkzaam was.
5.16 Voor het college is het invoelbaar dat klaagster haar verblijf op de acute-opname-
afdeling
als onveilig heeft ervaren. Naar de aard van de afdeling worden hier (verwarde) cliënten
in
crisistoestand opgenomen, waardoor er op een dergelijke afdeling doorgaans veel rumoer
is. De aard
van en de situatie op de afdeling zijn omstandigheden waar de verpleegkundige echter
geen invloed
op heeft, net zomin als op de bezetting in en de wachtlijst voor een andere afdeling
of kliniek. Er
is niet gebleken wat de verpleegkundige anders had moeten doen om klaagster een veiliger
gevoel te
geven op het moment dat er geen plaats was op een andere afdeling. De verpleegkundige
valt op dit
punt dan ook niets te verwijten. Dit klachtonderdeel is eveneens kennelijk ongegrond.
Conclusie
5.17 De conclusie is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is.
6. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door E.A. Messer, voorzitter, M.P. Sombroek-van Doorm,
lid- jurist,
W.M.E. Bil, M. IJzerman en A. Petiet, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.A.E.
Veeren, secretaris.