ECLI:NL:TGZRAMS:2023:105 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5002

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:105
Datum uitspraak: 21-04-2023
Datum publicatie: 21-04-2023
Zaaknummer(s): A2022/5002
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundig specialist AGZ. De vader van klager was opgenomen in het ziekenhuis waar de verpleegkundige werkt. De verpleegkundige heeft met klager via de telefoon gesproken over zijn vader en diens aanstaande verplaatsing naar een verpleeghuis. Klager is ontevreden over de wijze waarop de verpleegkundige daarbij heeft gehandeld. De verpleegkundige voert verweer. Het college kan niet vaststellen dat de verpleegkundige klachtwaardig heeft gehandeld. De klacht is kennelijk ongegrond.

A2022/5002

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 21 april 2023 naar aanleiding van de klacht van:

A,
wonende te B, klager,

tegen

C,
verpleegkundig specialist AGZ, destijds werkzaam te B,
verweerster, hierna ook: de verpleegkundige, gemachtigde: mr. R. Kroes, werkzaam te Amsterdam.

1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-  het klaagschrift met bijlage, ontvangen op 6 oktober 2022;
-  het verweerschrift met bijlage;
-  het proces-verbaal van het op 19 januari 2023 gehouden mondelinge vooronderzoek;
-  de brief met bijlage van 13 februari 2023 van verweerster;
-  de brief met bijlage van 27 februari 2023 van verweerster.

Het college heeft de klacht op basis van de stukken beoordeeld.

2. Waar gaat de zaak over?
2.1   Klagers vader, geboren in 1939, was op 17 december 2021 opgenomen in D, te B. De 
verpleegkundige is daar werkzaam en zij heeft op 17 december 2021 met klager via de telefoon 
gesproken over klagers vader en diens aanstaande verplaatsing naar een verpleeghuisafdeling van E, 
te F. Klager is ontevreden over de wijze waarop de verpleegkundige daarbij heeft gehandeld.

2.2   Klagers vader is enkele dagen later, op 20 december 2021, overgeplaatst naar E. In verband 
met een verslechterende gezondheid is hij op 24 december 2021 weer opgenomen in D. Daar is hij op 
25 december 2021 overleden.

3. Wat houdt de klacht in?
Klager heeft de in het klaagschrift naar voren gebrachte verwijten tijdens het mondeling
vooronderzoek enigszins gewijzigd. Thans verwijt klager de verpleegkundige dat zij:

a. zich tijdens het telefoongesprek van 17 december 2021 ten onrechte heeft voorgedaan als 
transferverpleegkundige,
b. klager tijdens dit gesprek onheus heeft bejegend en
c. zelfstandig de verpleeglocatie waar klagers vader naar toe zou gaan, heeft gewijzigd.

4. Wat is het verweer?
De verpleegkundige heeft op alle drie de klachtonderdelen verweer gevoerd. Voor zover nodig zal het 
college daar bij de beoordeling op ingaan.

5. Wat zijn de overwegingen van het college?
5.1   Het college komt tot de conclusie dat de verpleegkundige niet tuchtrechtelijk verwijtbaar 
heeft gehandeld. Het college licht dat als volgt toe.

Klachtonderdelen a. voordoen als transferverpleegkundige en b. onheuse bejegening.

5.2   Op basis van de stukken stelt het college vast dat klager en de verpleegkundige op 17 
december 2021 telefonisch met elkaar hebben gesproken, maar dat zij beiden een andere lezing hebben 
over de inhoud en toon van dat gesprek. In het medisch dossier van klagers vader bevindt zich een 
notitie die de verpleegkundige heeft gemaakt waarin iets over dit telefoongesprek staat vermeld. 
Die notitie houdt, voor zover relevant en letterlijk weergegeven, in:

‘Na bericht dat pt maandag as naar E mag, word ik door de verpleging bij dochter die aanwezig is 
gevraagd. Deze is het niet eens met de locatie waarheen pt wordt overgeplaatst. Dit is 'logistiek 
moeilijk' (moeilijk bereisbaar voor echtgenote en dochter) en zij willen pt wel kunnen bijstaan als 
hij verdrietig of in de war is van de verandering. Ik word op dat moment ook gebeld door de zoon, 
de 1e CP. Hiermee de problemen rondom het vinden van een PG obs plek in de regio besproken en dat 
het van tijdelijke aard zal zijn. Indien de diagnose dementie wordt gesteld zal er een andere 
langverblijf plek voor pt gezocht (moeten) gaan worden.
Begrip uitgesproken (meermaals) voor de problemen in het bereizen hiervan. Mogelijkheden in 
bijvoorbeeld regiotaxi besproken. Vaak zijn er met even zoeken en rustig nadenken wel 
mogelijkheden, ook al is het misschien niet ideaal. Besproken dat er mijn inziens voor pt veel 
voordelen aan zitten: de omgeving, personeel en behandeling zijn vele malen beter ingericht voor pt 
dan de afdeling nu hier is. Hoe eerder pt terecht kan voor PG obs, hoe sneller er adequate 
langetermijn plannen gemaakt kunnen worden.
Zoon hangt op met de mededeling dat hij ook nog met de poli geriatrie gaat bellen. Aangegeven dat 
zij hierin geen stem hebben, maar advies inwinnen uiteraard prima is. Benoemd dat ontslag maandag 
naar E, in principe wel doorgang zal vinden. Gesprek moeizaam verlopen en zoon spreekt meermaals 
door mij heen. Onduidelijk of alle besproken informatie in goede orde begrepen is.
Nadien nog bij dochter binnen gelopen die druk bezig is met vader (met dichte deur). Benoemd dat ik 
uitgebreid met de broer/zoon heb gesproken en ik beide wil verzoeken onderling het besprokene uit 
te wisselen. Dit is akkoord’

Andere stukken met betrekking tot (de inhoud van) dit telefoongesprek zijn door partijen niet 
toegezonden.

5.3   Het vorenstaande betekent dat het college niet kan vaststellen dat de verpleegkundige zich 
heeft voorgedaan als zijnde de transferverpleegkundige, zoals klager stelt. Evenmin kan het college 
vaststellen dat de verpleegkundige zich onheus tegen klager heeft gedragen tijdens dit gesprek. In 
de door de verpleegkundige gemaakte notitie is voor klagers standpunt geen steun te vinden en 
andere stukken waaruit dat blijkt, staan het college niet ter beschikking. Dat brengt mee dat niet 
kan worden vastgesteld of de verpleegkundige op deze punten klachtwaardig heeft gehandeld. Dit 
oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van de klager minder geloof verdient dan dat 
van de verpleegkundige, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten 
gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten 
grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het college dus, ook als aan het woord van klager 
en van de verpleegkundige evenveel geloof wordt gehecht, hier niet vaststellen. Dat betekent dat 
klachtonderdelen a. en b. ongegrond zullen worden verklaard.

Klachtonderdeel c. wijziging verpleeglocatie

5.4   Dit klachtonderdeel houdt in dat de verpleegkundige zelfstandig de verpleeglocatie waar 
klagers vader naar toe zou gaan, heeft gewijzigd. De verpleegkundige stelt evenwel dat daar geen 
sprake van is. Zij is, zo heeft zij aangegeven, niet betrokken geweest bij het aanvraagproces van 
overplaatsing en evenmin bij de verwerking van deze aanvraag.
Het college stelt vast dat klager zijn stelling dat de verpleegkundige betrokken is geweest bij de 
beslissing tot plaatsing van klagers vader, op geen enkele wijze heeft onderbouwd. Niet in zijn 
klaagschrift, maar ook niet tijdens het mondeling vooronderzoek heeft hij hiervoor een nadere 
onderbouwing gegeven. Nu de verpleegkundige dit gestelde handelen uitdrukkelijk heeft ontkend, en 
er ook overigens in het dossier geen steun te vinden is voor het standpunt van klager, kan het 
college niet vaststellen dat klagers stelling juist is. Om die reden zal het college ook dit 
klachtonderdeel ongegrond verklaren.

5.5  De conclusie van het vorenstaande is dan ook dat de klacht, in alle onderdelen, kennelijk 
ongegrond zal worden verklaard.

6. De beslissing

De klacht is kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door A. van Maanen, voorzitter, C.C.B.M. van Kimmenade,
lid-jurist, W.M.E. Bil, I.M. Bonte en D.M. van Etten, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door
Y.M.C. Bouman, secretaris.