ECLI:NL:TGZCTG:2023:80 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1418

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2023:80
Datum uitspraak: 15-05-2023
Datum publicatie: 16-05-2023
Zaaknummer(s): C2022/1418
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een psychiater. De psychiater is directeur van de kliniek waar klager verblijft vanwege een tbs-maatregel. Tussen klager en de psychiater bestaat geen behandelrelatie. Klager verwijt de psychiater dat er geen zorg voor hem is en dat hij zich niet gerespecteerd voelt. Klager voelt zich slecht behandeld en hij acht de psychiater als directeur eindverantwoordelijk voor alles wat er in de kliniek gebeurt. Het Regionaal Tuchtcollege acht klager niet-ontvankelijk in zijn klacht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing. 

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2022/1418 van:
A., verblijvende te B.,
appellant, klager in eerste aanleg,
gemachtigde: mr. S. van der Eijk, advocaat te Den Haag,
tegen
C., psychiater, (destijds) werkzaam te B.,
verweerder in beide instanties,
gemachtigde: mr. H. Vorsselman, advocaat te Groningen.   
1.    Verloop van de procedure
A. – hierna klager – heeft op 27 september 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen C. – hierna de psychiater – een klacht ingediend. Bij beslissing van 
24 mei 2022, onder nummer Z2021/3500, heeft dat college klager niet-ontvankelijk is zijn klacht verklaard.      
Klager is van die beslissing op tijd in beroep gekomen. De psychiater heeft een verweerschrift in beroep ingediend. 
Op 28 maart 2023 en op 7 april 2023 heeft het Centraal Tuchtcollege nog respectievelijk een e-mailbericht en brief ontvangen van klager (e-mail bericht 
d.d. 28 maart 2023 om 11:14 uur en brief d.d. 4 april 2023).
De zaak is in beroep op de openbare zitting van Centraal Tuchtcollege van 26 april 2023 tegelijk behandeld met de zaken C2022/1416 en C2022/1417 (A./D.). De zaken zijn niet gevoegd. Op de zitting is mr. Van Eijk namens klager verschenen. Klager, en de psychiater bijgestaan door mr. Vorsselman, hebben middels een digitale verbinding aan de zitting deelgenomen. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht. 
2.    Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft het volgende overwogen en geoordeeld.
“2.    DE FEITEN
Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Klager verblijft sinds 17 juli 2019 in de E. in het kader van de tenuitvoerlegging van een tbs-maatregel. Beklaagde is directeur van deze kliniek. Tussen klager en beklaagde bestaat geen behandelrelatie.
3.    HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Klager verwijt beklaagde -zakelijk weergegeven- dat er geen zorg voor hem is en dat hij zich niet gerespecteerd voelt. Volgens klager is hij op 19 februari 2020 weggestuurd bij de medische dienst nadat hij zich daar had gemeld met ernstige rug- en nekklachten. Op 4 januari 2021 had hij transport nodig om naar het ziekenhuis te gaan voor zijn aambeien. Dit vervoer was niet geregeld waardoor hij niet naar de afspraak kon. Ook wilde klager graag skypen met zijn familie en dit werd hem ontnomen door werknemers van de kliniek. In september 2021 is klager in zijn kamer opgesloten toen hij terugkwam van de kerk, hij kon nergens meer naar toe. Klager acht beklaagde als directeur eindverantwoordelijk voor alles wat er in de kliniek gebeurt. 
4.    HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE
Omdat er geen behandelrelatie bestaat tussen beklaagde en klager, stelt beklaagde zich op het standpunt dat zijn handelen niet kan worden getoetst aan de eerste tuchtnorm zoals neergelegd in artikel 47, eerste lid, onder a, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Dit betekent dat alleen kan worden getoetst aan de tweede tuchtnorm van artikel 47, eerste lid, onder b, van de Wet BIG. 
Aangezien niet duidelijk is welke persoonlijke verwijten klager beklaagde maakt, stelt beklaagde zich primair op het standpunt dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn klacht. Subsidiair meent beklaagde dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard.
5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Allereerst moet worden beoordeeld of klager kan worden ontvangen in zijn klacht. Vast staat dat er geen behandelrelatie heeft bestaan tussen beklaagde in zijn hoedanigheid van psychiater en klager en dat beklaagde ook anderszins geen zorg heeft verleend aan klager. Dat betekent dat beklaagde alleen aan het tuchtrecht is onderworpen voor zover sprake is van enig ander handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt (de tweede tuchtnorm).
Het college stelt vast dat de klacht niet over het handelen van beklaagde gaat, maar over het handelen of nalaten van anderen die werkzaam zij binnen de kliniek. De Commissie van Toezicht houdt binnen de E. toezicht op de algemene gang van zaken rondom patiënten. Onderzoek door de Commissie van Toezicht kan leiden tot een oordeel en eventueel indien nodig tot kwaliteitsverbetering in de kliniek. Uit de brief van de Commissie van Toezicht van 19 augustus 2021 leidt het college af dat klager ook daar zijn beklag heeft gedaan over het niet mogen bellen via Skype. Dit is iets waarvoor beklaagde niet zonder meer tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden, omdat het tuchtrecht in beginsel aangrijpt bij het individuele handelen van de zorgverlener. 
Feiten en omstandigheden die erop zouden wijzen dat beklaagde desalniettemin tuchtrechtelijk verantwoordelijk gehouden kan worden voor handelen ten opzichte van klager, zijn het college niet gebleken, ook niet tijdens het mondeling vooronderzoek op 11 januari 2022. Dit leidt tot de conclusie dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht. Dit betekent dat niet wordt toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht.
5.2 
Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist. ”
3.    Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten weergegeven in overweging 2. “De feiten” van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Deze weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende, bestreden.
4.    Beoordeling van het beroep
Omvang van het beroep
4.1    Klager is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Hij wil met zijn beroep zijn klacht in volle omvang door het Centraal Tuchtcollege laten beoordelen. Het beroep van klager strekt ertoe dat het Centraal Tuchtcollege klager alsnog ontvankelijk in zijn klacht verklaart en de klacht gegrond verklaart.
4.2    De psychiater heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Hij is primair van mening dat klager niet-ontvankelijk is in zijn beroep. Subsidiair verzoekt de psychiater het Centraal Tuchtcollege om het beroep van klager te verwerpen. 
Ontvankelijkheid
4.3    Waar het gaat om nieuwe verwijten overweegt het Centraal Tuchtcollege het volgende. Een klager kan in beroep alleen die klachten ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voorleggen die in eerste aanleg aan het Regionaal Tuchtcollege ter beoordeling zijn voorgelegd en dan alleen voor zover hij in die klachten door het Regionaal Tuchtcollege niet-ontvankelijk is verklaard of zijn klachten zijn afgewezen. Nieuwe klachten vallen buiten het bereik van het beroep. Voor zover zijn beroepschrift nieuwe klachten bevat is klager daarin niet-ontvankelijk.
Inhoudelijke beoordeling
4.4    Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de aan het Regionaal Tuchtcollege voorgelegde klacht en het debat dat partijen daarover mondeling en schriftelijk bij dat tuchtcollege hebben gevoerd. Het door het Regionaal Tuchtcollege opgebouwde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.
4.5    In beroep hebben partijen het debat schriftelijk nog een keer gevoerd. Daarbij heeft ieder van hen standpunten ingenomen over de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 april 2023 is dat debat voortgezet.
4.6    Het Centraal Tuchtcollege komt op grond van het schriftelijk en mondeling debat ter terechtzitting in beroep tot dezelfde constateringen als het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege neemt datgene wat het Regionaal Tuchtcollege onder ‘5. De overwegingen van het college’ heeft overwogen hier over. Daarmee sluit het Centraal Tuchtcollege zich aan bij het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht. Dit betekent dat het beroep van klager zal worden verworpen. 
5.    Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verklaart klager niet-ontvankelijk voor zover daarbij de klacht is uitgebreid of aangevuld;
verwerpt het beroep voor het overige. 
Deze beslissing is gegeven door: J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter,
B.J.M. Frederiks en M.W. Zandbergen, leden-juristen en J.A.M. Rutgers en E.J. Stevelmans, leden-beroepsgenoten, en E. van der Linde, secretaris.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 mei 2023. 
Voorzitter  w.g.    Secretaris  w.g.