ECLI:NL:TGZCTG:2023:51 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1455

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2023:51
Datum uitspraak: 20-03-2023
Datum publicatie: 20-03-2023
Zaaknummer(s): C2022/1455
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen neuroloog. Eind 2018 is bij klager een MRI-scan van de hersenen gemaakt. Klager verwijt de neuroloog dat zij fraude heeft gepleegd bij het medisch onderzoek door het achterhouden van beelden van de MRI-scan waarop ernstige functionele hersenklachten dan wel hersenletsel te zien zouden zijn. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2022/1455 van 
A., wonende in B.,
appellant, klager in eerste aanleg,
hierna: klager,
tegen
C., neuroloog, werkzaam in D.,
verweerster in beide instanties,
hierna: de neuroloog,
gemachtigde: mr. S.J. Muntinga, verbonden aan Stichting VvAA rechtsbijstand in Utrecht.
1.    Procesverloop 
Klager heeft op 15 december 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege in Den Haag een klacht ingediend tegen de neuroloog. Vanwege de herindeling van de regionale tuchtcolleges per 1 april 2022 is de zaak vanaf die datum behandeld door het Regionaal Tuchtcollege in Amsterdam. Dat college heeft de klacht in zijn beslissing van 24 juni 2022, onder nummer A2021/3710, kennelijk ongegrond verklaard. 
Klager heeft tegen die beslissing beroep ingesteld. De neuroloog heeft een verweerschrift in beroep ingediend. 
De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak C2022/1454 behandeld op de zitting van 20 februari 2023. Klager en de neuroloog zijn beiden verschenen. De neuroloog werd bijgestaan door haar gemachtigde, 
mr. S.J. Muntinga. Partijen hebben hun standpunten op de zitting verder toegelicht. 
2.    Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd. 
“2.     De feiten
Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan.
2.1.     Verweerster is als neuroloog werkzaam in het E. Ziekenhuis (hierna: het ziekenhuis).
2.2.    Klager bezocht op 29 augustus 2018 de SEH van het ziekenhuis in verband met oogletsel en is daarbij onder meer door een neuroloog (een collega van verweerster) onderzocht. Daarbij werd een CT-scan van de hersenen vervaardigd en de conclusie van de radioloog luidde:
Geen aanwijzingen voor een intracraniële bloeding of posttraumatische ossale pathologie. Geringe preseptaal hematoom rechts. Deformatie van de oogbol rechts met mogelijk enkele bloed componenten, beeld meest passend bij een oogbol ruptuur, advies consult oogarts. Geen retrobulbair hematoom aantoonbaar.
2.3.    Op 1 november 2018 zag verweerster klager op de polikliniek na een verwijzing van de huisarts in verband met rugpijn. Omdat klager tijdens dit bezoek aangaf ook nog ongerust te zijn over zijn hersenen c.q. hersenletsel dan wel -beschadiging heeft verweerster met klager de beelden van de CT-scan hersenen van 29 augustus 2018 bekeken. Vanwege de hoofdpijnklachten en het eerdere trauma heeft verweerster een MRI-scan hersenen gepland voor 15 november 2018.
2.4.    Deze MRI-scan is op 15 november 2018 vervaardigd en beoordeeld door een radioloog (verweerster in een andere ook door klager bij dit tuchtcollege ingediende klacht). De conclusie van de radioloog over de MRI was: Geen intracerebrale pathologie. Met name geen bloedingen. 
2.5.    Op 22 november 2018 belde klager de polikliniek en is hem desgevraagd door de assistenten de uitslag van de MRI-scan medegedeeld. Omdat klager twijfels had bij de uitslag van de MRI-scan is hem later het verslag meegegeven en later zijn hem ook de beelden digitaal toegestuurd. 
3.     De klacht en het standpunt van klager
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster fraude heeft gepleegd bij het medisch onderzoek door het achterhouden van beelden van de MRI-scan van de hersenen van 15 november 2018 waarop ernstige functionele hersenklachten dan wel hersenletsel te zien is.
4.     Het standpunt van verweerster
verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5.     De beoordeling
5.1.    Alvorens de klacht te kunnen beoordelen dient het college vast te stellen wat de feitelijke gang van zaken is geweest. Daartoe overweegt het college als volgt. 
5.2.    Klager legt aan zijn klacht ten grondslag dat hij op 15 november 2018 met verweerster beelden van de (die dag gemaakte) MRI-scan heeft bekeken. Hij stelt dat hij toen andere beelden heeft gezien dan de beelden die te zien zijn op de MRI-scan die hem later zijn toegezonden. Hieruit concludeert klager dat verweerster beelden voor hem heeft achtergehouden.    
5.3.    Verweerster daarentegen stelt dat zij klager op 15 november 2018 helemaal niet in persoon heeft gesproken. Zij heeft hem gesproken tijdens het consult op 1 november 2018 en daarbij met hem de beelden van eerder gemaakte CT-scan bekeken. Op 15 november 2018 heeft zij alleen klagers voicemail ingesproken om hem de uitslag van de, die dag gemaakte, MRI-scan mede te delen. Het verslag en de beelden van de MRI-scan zijn klager later meegegeven, respectievelijk toegezonden maar dat is buiten verweerster om gegaan.
5.4.    Het college constateert dat de lezing van klager en de lezing van verweerster over de feitelijke gang van zaken (op met name 15 november 2018) niet verenigbaar zijn. Daarbij stelt het college vast dat de lezing van verweerster steun vindt in het (door verschillende personen samengestelde) medische dossier van klager terwijl voor klagers lezing in de stukken geen onderbouwing is te vinden. Om die reden gaat het college er dan ook van uit dat klager zich vergist in zowèl de datum waarop hij met verweerster beelden heeft bekeken àls in de aard van de beelden die hij heeft bekeken. Het college zal bij de beoordeling van de klacht dan ook van de lezing van verweerster uitgaan. 
5.5.    Uitgaande van de lezing van verweerster vervalt de feitelijke grondslag die aan de klacht ten gronslag is gelegd. In dat geval heeft klager immers op 15 november 2018 geen beelden van de MRI-scan van diezelfde dag gezien. Klagers redenering dat hij op 15 november 2018 met verweerster beelden van de MRI-scan heeft gezien die bij toezending zijn achtergehouden, kan dan ook niet juist zijn. Daarmee vervalt de grondslag aan de klacht en reeds om die reden kan de klacht niet slagen. 
5.6.    Het college hecht er evenwel aan nog op te merken dat het ook anderszins geen enkele reden heeft te veronderstellen dat verweerster bewust beelden van de MRI-scan voor klager zou achterhouden. Nog daargelaten de vraag of dat voor verweerster feitelijk mogelijk was nu zij niet degene is geweest die de beelden aan klager heeft toegezonden, is er ook geen enkele reden te veronderstellen dat verweerster zich aan een dergelijk ernstig handelen zou hebben schuldig gemaakt. Het dossier biedt daarvoor geen enkel aanknopingspunt.

5.7.    De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.
5.8.    Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”
3.    Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg. Die weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende bestreden.
4.     Beoordeling van het beroep
4.1    Klager is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Hij verzoekt het Centraal Tuchtcollege die beslissing te vernietigen en de klacht alsnog gegrond te verklaren. 
4.2    De neuroloog heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij verzoekt het Centraal Tuchtcollege het beroep van klager te verwerpen en de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege in stand te laten. 
4.3    Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk en mondeling gevoerde debat. Het Centraal Tuchtcollege heeft ook kennisgenomen van de inhoud van de door klager op een usb stick overgelegde bestanden. In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 februari 2023 is dat debat voortgezet.
4.4    De behandeling van de zaak in beroep heeft geen ander licht op de zaak geworpen. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met de overwegingen en het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege over de klacht en neemt deze overwegingen en dit oordeel integraal over. Het Centraal Tuchtcollege ziet in hetgeen klager in beroep naar voren heeft gebracht geen enkele reden om te veronderstellen dat de neuroloog beelden van de eind 2018 gemaakte MRI-scan voor klager heeft achtergehouden. 

4.5    Uit het voorgaande volgt dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep wordt verworpen.
5.    De beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: S.M. Evers, voorzitter, H. de Hek en R.H. Zuijderhoudt, leden-juristen en H. Tjeerdsma en H.C. Holscher, leden beroepsgenoten, en E.D. Boer, secretaris.
Uitgesproken op de zitting van 20 maart 2023. 
Voorzitter  w.g.         Secretaris  w.g.