ECLI:NL:TGZCTG:2023:50 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1454

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2023:50
Datum uitspraak: 20-03-2023
Datum publicatie: 20-03-2023
Zaaknummer(s): C2022/1454
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen radioloog. Eind 2018 is bij klager een MRI-scan van de hersenen gemaakt. Klager verwijt de radioloog dat zij fraude heeft gepleegd bij het medisch onderzoek door het achterhouden van beelden van de MRI-scan waarop ernstige functionele hersenklachten dan wel hersenletsel te zien zouden zijn. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2022/1454 van 
A., wonende in B.,
appellant, klager in eerste aanleg,
hierna: klager,
tegen
                    C., radioloog, werkzaam in D.,
verweerster in beide instanties,
hierna: de radioloog,
gemachtigde: mr. A. van den Doel-van der Spaan.
1.    Procesverloop 
Klager heeft op 15 december 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege in Den Haag een klacht ingediend tegen de radioloog. Vanwege de herindeling van de regionale tuchtcolleges per 1 april 2022 is de zaak vanaf die datum behandeld door het Regionaal Tuchtcollege in Amsterdam. Dat college heeft de klacht in zijn beslissing van 24 juni 2022, onder nummer A2021/3709, kennelijk ongegrond verklaard. 
Klager heeft tegen die beslissing beroep ingesteld. De radioloog heeft een verweerschrift in beroep ingediend. 
De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak C2022/1455 behandeld op de zitting van 20 februari 2023. Klager en de radioloog zijn beiden verschenen. De radioloog werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. A. van den Doel-van der Spaan. Partijen hebben hun standpunten op de zitting verder toegelicht. 
2.    Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd. 
“2.     De feiten
Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1.    Verweerster is als radioloog werkzaam in het E. Ziekenhuis (hierna: het ziekenhuis).
2.2.    Klager bezocht op 29 augustus 2018 de SEH van het ziekenhuis in verband met oogletsel en is daarbij onder meer door een neuroloog onderzocht. Daarbij werd een CT-scan van de hersenen vervaardigd en de conclusie van de radioloog (een collega van verweerster) luidde:
Geen aanwijzingen voor een intracraniële bloeding of posttraumatische ossale pathologie. Geringe preseptaal hematoom rechts. Deformatie van de oogbol rechts met mogelijk enkele bloed componenten, beeld meest passend bij een oogbol ruptuur, advies consult oogarts. Geen retrobulbair hematoom aantoonbaar.
2.3.    Op 1 november 2018 werd klager door op de polikliniek van het ziekenhuis door een neuroloog (verweerster in een andere ook door klager bij dit tuchtcollege ingediende klacht) gezien na een verwijzing van de huisarts in verband met rugpijn. Omdat klager tijdens dit bezoek aangaf ook nog ongerust te zijn over zijn hersenen c.q. hersenletsel dan wel -beschadiging heeft deze neuroloog met klager de beelden van de CT-scan hersenen van 29 augustus 2018 bekeken. Vanwege de hoofdpijnklachten en het eerdere trauma heeft zij een MRI-scan hersenen gepland voor 15 november 2018.
2.4.    Deze MRI-scan is op 15 november 2018 vervaardigd en beoordeeld door verweerster. De conclusie van verweerster over deze MRI was: Geen intracerebrale pathologie. Met name geen bloedingen. 
2.5.    Op 22 november 2018 belde klager de polikliniek en is hem desgevraagd door de assistenten de uitslag van de MRI-scan medegedeeld. Omdat klager twijfels bleef houden bij de uitslag van de MRI-scan is hem het verslag meegegeven. Later zijn hem ook de beelden digitaal toegestuurd. 
3.     De klacht en het standpunt van klager
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster fraude heeft gepleegd bij het medisch onderzoek door het achterhouden van beelden van de MRI-scan van de hersenen van 15 november 2018 waarop ernstige functionele hersenklachten dan wel hersenletsel te zien is.
4.     Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5.     De beoordeling 
5.1.    Klager legt aan zijn klacht ten grondslag dat hij op 15 november 2018 met een neuroloog beelden van de (die dag gemaakte) MRI-scan heeft bekeken. Hij stelt dat hij toen andere beelden heeft gezien dan de beelden die te zien zijn op de MRI-scan die hem later zijn toegezonden. Hieruit concludeert klager dat verweerster, als de radioloog die de beelden beoordeelde, beelden voor hem heeft achtergehouden.    
5.2.    Hoewel de lezing van klager over de gang van zaken geen bevestiging vindt in het dossier is het college van oordeel dat, zelfs als het uitgaat van de juistheid van die lezing, niet kan worden geconcludeerd dat verweerster beelden voor klager heeft achtergehouden. Nog daargelaten de vraag of het voor verweerster feitelijk mogelijk was bij de verzending beelden achter te (laten) houden - zij is immers niet degene geweest die de beelden aan klager heeft gezonden - is er voor het college ook geen enkele reden te veronderstellen dat verweerster zich aan een dergelijk ernstig handelen zou hebben schuldig gemaakt. Het dossier biedt daarvoor geen enkel aanknopingspunt. Reeds om die reden kan de klacht niet slagen.
5.3.    De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.
5.4.    Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”
3.    Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg. Die weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende bestreden.
4.     Beoordeling van het beroep
4.1    Klager is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Hij verzoekt het Centraal Tuchtcollege die beslissing te vernietigen en de klacht alsnog gegrond te verklaren. 
4.2    De radioloog heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij verzoekt het Centraal Tuchtcollege het beroep van klager te verwerpen en de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege in stand te laten. 
4.3    Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk en mondeling gevoerde debat. Het Centraal Tuchtcollege heeft ook kennisgenomen van de inhoud van de door klager op een usb stick overgelegde bestanden. In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 februari 2023 is dat debat voortgezet.
4.4    De behandeling van de zaak in beroep heeft geen ander licht op de zaak geworpen. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met de overwegingen en het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege over de klacht en neemt deze overwegingen en dit oordeel integraal over. Het Centraal Tuchtcollege ziet in hetgeen klager in beroep naar voren heeft gebracht geen enkele reden om te veronderstellen dat de radioloog, die in 2018 de MRI-scan van de hersenen heeft beoordeeld, maar klager toen niet heeft gezien of gesproken, beelden van deze scan voor klager heeft achtergehouden. 
4.5    Uit het voorgaande volgt dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep wordt verworpen.
5.    De beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: S.M. Evers, voorzitter, H. de Hek en R.H. Zuijderhoudt, leden-juristen en H. Tjeerdsma en H.C. Holscher, leden beroepsgenoten, en E.D. Boer, secretaris. 
Uitgesproken op de zitting van 20 maart 2023. 
Voorzitter w.g.    Secretaris  w.g.