ECLI:NL:TGZCTG:2023:49 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2021/1137

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2023:49
Datum uitspraak: 15-03-2023
Datum publicatie: 15-03-2023
Zaaknummer(s): c2021/1137
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen gz-psycholoog. Klager verbleef sinds mei 2019 in de tbs-kliniek waar de gz-psycholoog werkzaam was. De gz-psycholoog was bij de behandeling van klager betrokken. Klager maakt de gz-psycholoog in dat verband een aantal verwijten. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht van klager kennelijk ongegrond verklaard. Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2021/1137 van:
A., verblijvende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
gemachtigde: mr. S. van der Eijk,
tegen
C., gz-psycholoog, (destijds) werkzaam te D., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr. A.C.I.J. Hiddinga.
1.    Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 10 augustus 2020 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen C. - hierna de gz-psycholoog - een klacht ingediend. Bij beslissing in raadkamer van 9 juli 2021, onder nummer 125/2020, heeft dat College de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De gz-psycholoog heeft een verweerschrift in beroep ingediend. 
De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak C2021/1138 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 18 januari 2023, waar zijn verschenen de gemachtigde van klager mr. E.L. de Craen, waarnemend voor 
mr. S. van der Eijk, en de gz-psycholoog, bijgestaan door mr. A.C.I.J. Hiddinga. Klager heeft de zitting bijgewoond via een videoverbinding. De zaak is over en weer toegelicht. Mr. de Craen heeft dat gedaan aan de hand van een pleitnota die mr. Van der Eijk reeds voorafgaand aan de zitting aan het Centraal Tuchtcollege heeft toegestuurd.
2.    Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“2. DE FEITEN
Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Klager verblijft sinds 27 mei 2019 in de E. in verband met een aan hem opgelegde tbs-maatregel. Hiervoor heeft klager in verschillende andere (tbs)klinieken verbleven. 
  Beklaagde werkte van 1 januari 2018 tot oktober 2019 bij de E. in de hoedanigheid van behandelaar. In juli-augustus 2019 is zij bij de behandeling van klager betrokken geweest voor het gezamenlijk opstellen van een terugvalanalyse.
Sinds 1 oktober 2019 werkt beklaagde als behandelcoördinator op de Opname 1, een opname-afdeling voor mannen met persoonlijkheidsproblematiek. Klager was van 
27 mei 2019 tot 8 juni 2020 opgenomen op deze afdeling.
3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Klager verwijt beklaagde -zakelijk weergegeven- dat:
-    zij hem heeft beschuldigd van de bedreiging van een hem onbekende behandel-
coördinator en dat zij afdelingsstraffen heeft toegepast;
-    zij gesteld heeft dat klager in de kliniek in de drugshandel zou zitten;
-    zij gesteld heeft dat klager op 3 september 2019 hand- en spandiensten zou hebben
aangeboden aan een cliënt die uit de separatie ontsnapt zou zijn;
-    er op 30 januari 2020 een gedwongen PCL-R afname heeft plaatsgevonden, terwijl
klager PTSS heeft en de IQ-test op 29 januari was afgeblazen. Beklaagde behoorde volgens klager als behandelcoördinator te weten dat een PCL-R niet drie keer in vijf jaar afgenomen mag worden;
-    zij op 5 december 2019 heeft besloten dat klager medicatie zou moeten slikken;
-    zij in december 2019 gesteld heeft dat klager een saloneigenaresse gestalkt zou 
hebben;
-    klager in de isolatie is geplaatst op verdenking van het bezit van een Mp4-speler, 
terwijl deze verdenking niet juist was. 
     4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE
Beklaagde heeft de haar verweten gedragingen gemotiveerd weersproken en stelt zich op het standpunt dat de klacht niet-ontvankelijk dan wel ongegrond moet worden verklaard. 
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen gaat het er niet om of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2    
Het college stelt vast dat klager een groot aantal verwijten heeft geformuleerd. Beklaagde is hierop in het verweerschrift uitvoerig en gemotiveerd ingegaan. Het verweer wordt ondersteund door de bij de stukken overgelegde bijlagen. Het college kan zich vinden in het in het verweerschrift opgenomen verweer en de daaraan verbonden conclusie dat de klacht ongegrond is. De door klager na het verweerschrift ingestuurde stukken kunnen niet tot de vaststelling leiden dat beklaagde het onder 3. verweten handelen wel heeft gedaan. Dit betreft namelijk grotendeels door klager zelf geschreven stukken die veelal niet goed te volgen zijn en waarvan de relevantie voor de tuchtklachten zonder nadere toelichting (die ontbreekt) niet altijd duidelijk is.”.
3.    Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder “2. De feiten” zijn weergegeven.
4.    Beoordeling van het beroep
Procedure
4.1    In beroep is de schriftelijke klacht over het beroepsmatig handelen van de gz-psycholoog nog een keer aan de tuchtrechter ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van die in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 januari 2023 is dat debat voortgezet. 
4.2    Het beroep van klager strekt ertoe dat zijn klacht alsnog gegrond wordt verklaard. In dat verband is verzocht de heer F. als getuige te horen.
4.3    De gz-psycholoog stelt zich primair op het standpunt dat klager niet-ontvankelijk is in het beroep omdat de gronden van beroep niet (deugdelijk) zijn gemotiveerd. Subsidiair stelt de gz-psycholoog zich op het standpunt dat het beroep van klager moet worden verworpen.  
Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
4.4    Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege heeft klager in het beroepschrift voldoende duidelijk aangegeven dat, en op welke gronden hij het niet eens is met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege en dat hij wenst dat zijn klacht opnieuw wordt beoordeeld. Klager wordt dan ook in zijn beroep ontvangen.
Beoordeling van het getuigenverzoek
4.5    Klager heeft verzocht om de heer F. als getuige te horen. Klager stelt dat de gz psycholoog hem op 3 september 2019 ten overstaan van anderen heeft beschuldigd van onder meer het handelen in drugs. De heer F. zou dit kunnen bevestigen. De gz psycholoog betwist dit te hebben gedaan. In aanmerking genomen dat de klager in zijn uitgebreide toelichting op het beroepschrift van 10 januari 2022 niet ingaat op de kwestie waarover hij nu de getuige wil horen, acht het CTG het horen van de getuige niet noodzakelijk.   
Beoordeling van het beroep
4.6    Op basis van het voorgaande gaat het Centraal Tuchtcollege ervan uit dat de gz-psycholoog niet aanwezig is geweest bij het gesprek op 3 september 2019. Daarmee is niet komen vast te staan dat zij klager op 3 september 2019 ten overstaan van anderen van bepaalde zaken heeft beschuldigd. Ook overigens heeft het Centraal Tuchtcollege niet kunnen vaststellen dat de gz-psycholoog klager heeft beschuldigd van wangedrag. Op dit punt is dus van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake. Verder sluit het Centraal Tuchtcollege zich aan bij de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Het beraad in raadkamer na de behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Dit betekent dat het beroep zal worden verworpen. 
5.    Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: R. Prakke-Nieuwenhuizen, voorzitter; Y. Buruma en 
L.F. Gerretsen-Visser, leden-juristen en M.A.J. Hagenaars en A. de Keijser, leden-beroepsgenoten 
en N. Germeraad-van der Velden, secretaris. 
Uitgesproken ter openbare zitting van 15 maart 2023.
        Voorzitter   w.g.            Secretaris  w.g.