ECLI:NL:TGZCTG:2023:38 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1261
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2023:38 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-02-2023 |
Datum publicatie: | 22-02-2023 |
Zaaknummer(s): | C2022/1261 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond/Afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen orthopedisch chirurg. Klager is door de orthopedisch chirurg geopereerd aan een Mortons neuroom in zijn voet. Na de operatie is klager last blijven houden van een pijnlijke drukplek onder zijn voet. Klager heeft vervolgens twee telefonische consulten en twee fysieke consulten bij de orthopedisch chirurg gehad. De verwijten die klager de orthopedisch chirurg maakt gaan over het traject na de operatie. Klager verwijt de orthopedisch chirurg: a) het achterhouden van informatie; b) inadequate diagnostische verslaglegging; c) het verstrekken van onjuiste en misleidende informatie; d) het stellen van het eigenbelang boven dat van de patiënt. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2022/1261 van
A., wonende in B., appellant, klager in eerste aanleg,
hierna: klager,
tegen
C., orthopedisch chirurg, destijds werkzaam in D.,
verweerster in beide instanties, hierna: de orthopedisch chirurg, gemachtigde: mr.
R.J. Peet, verbonden aan VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.
1. Procesverloop
Klager heeft op 24 maart 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege in Amsterdam een klacht
ingediend tegen de orthopedisch chirurg. De klacht is doorgezonden aan het Regionaal
Tuchtcollege Zwolle. Dat college heeft de klacht in zijn beslissing van
11 februari 2022 kennelijk ongegrond verklaard.
Klager heeft tegen die beslissing beroep ingesteld. De orthopedisch chirurg heeft
een verweerschrift in beroep ingediend.
Het Centraal Tuchtcollege heeft van klager nog aanvullende stukken ontvangen.
De zaak is in beroep behandeld op de zitting van 23 november 2022. Klager en de orthopedisch
chirurg zijn beiden verschenen. De orthopedisch chirurg werd bijgestaan door mr. R.J.
Peet, voornoemd. Partijen hebben hun standpunten op de zitting verder toegelicht.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“2. DE FEITEN
Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht,
van het volgende te worden uitgegaan.
Klager, bekend met Mortonse neuralgie, is na verwijzing door de huisarts op
3 maart 2020 bij beklaagde, werkzaam bij E., terechtgekomen.
Daar is eerst een echo-onderzoek verricht door de podoloog, waarna een consult bij
beklaagde is gevolgd. Die heeft besloten eerst te behandelen met een cortisone injectie.
Omdat deze behandeling niet effectief bleek, is vervolgens besloten klager te opereren.
Na een telefonische screening door een anesthesiemedewerker op 16 april 2020 heeft
op 4 juni 2020 de operatie plaatsgevonden.
Hierover heeft beklaagde het volgende genoteerd in het operatieverslag :
“Patiënt onder algehele endotracheale anesthesie en enkel block
Rechter been onder bloedleegte wordt gedesinfecteerd en afgedekt.
Via een plantaire incisie in de 3e webspace wordt huid, en subcutis vrijgeprepareerd.
De zenuw wordt opgezocht en vrijgeprepareerd. De zenuw is fors verdikt. De zenuw wordt
zover mogelijk proximaal gekliefd. Dan wordt de zenuw zover mogelijk naar distaal
geliefd, en in toto verwijderd.
De wondranden worden geinfitreerd met Ropivacaine 7.5% en intra-cutaan gesloten met
Vicryl rapide. Er wordt een drukverband aangelegd.
(….)
Postoperatieve instructies
Belaste mobilisatie met revalidatieschoen. Drukverband blijft zitten tot de controle
door gipskamer 1 week pro. Kan overgaan op normale schoen zodra dit verdragen wordt
(maar pas na controle bij gipskamer). Telefonische controle 8 weken postoperatief
poli C..”
Na de operatie is klager last blijven houden van een pijnlijke drukplek onder zijn
voet. In verband hiermee heeft hij op 30 juli 2020 een telefonisch consult gehad bij
beklaagde. Deze verzocht hem nog twee maanden geduld te hebben. Omdat de klachten
niet overgingen, is klager op 7 september 2020 weer bij beklaagde op consult geweest,
waarbij er een echo is gemaakt door de podoloog. Hierop was onder meer een verdikte
zenuwstomp zichtbaar. De podoloog heeft hierover in het medisch dossier het volgende
genoteerd:
“de uitgeholde ruimte staat bol met inhomogeen vocht, met echorijke delen. De proximale
stomp is iets verdikt.”
Klager heeft een injectie gekregen met een verdovingsmiddel en cortisone. Het effect
hiervan duurde kort, daarna kwam de pijn weer terug. Bij een volgend consult op
16 november 2020 is er wederom een echo gemaakt, waarbij klager heeft aangewezen dat
hij een pijnlijke drukplek heeft bij de zenuwstomp.
Hierover is in het medisch dossier door beklaagde de volgende aantekening gemaakt:
“Lichamelijk onderzoek
Inspectie: De pezen op de rechtervoetrug zijn beter zichtbaar dan links. Deels door
verlies van subcutaan vet. Het litteken is rustig rechts. Een normale fatpad. Er is
drukpijn op MTP-III en IV.
Beeldvormend onderzoek
Echo onderzoek van de rechter voet: de proximale zenuwstomp is echorijk en iets verdikt,
maar ligt niet in het pijnlijke gebied, het uiteinde ligt proximaal van de proximale
aanzet van het litteken.
In het litteken zie ik wel verschillende hele kleine draadjes lopen van 0,8 mm van
kleine zenuwtakjes op een diepte van 4-5 mm.
Mogelijk dat hier een versterkt signaal van uitgaat momenteel.
Tevens gekeken naar een ruimte innemend proces, anders dan normaal postoperatief en
dat zie ik niet, de uitgeruimde holte wordt opgevuld met vetkamers, maar niet met
vloeistof, ik zie bijvoorbeeld geen villae, ik zie geen tekenen van ontsteking.
Conclusie: zoals de pt de klachten presenteert zou je betrokkenheid van een zenuw
verwachten. Maar of die twee kleine zenuwtakjes daarvoor verantwoordelijk zijn is
de vraag. Dat is ook iets anders dan de vorige keer, toen hebben we ons gefocust op
de uitgeruimde holte en wat daarin gebeurde.
Conclusie en beleid
Conclusie: Beleid: Ik verwijs patiënt door naar een pijnspecialist die gespecialiseerd
is in voetpijn, om te kijken of de aangedane zenuw stil gelegd kan worden. Als dit
niet helpt kan er geprobeerd worden om hyaluronzuur te injecteren.
Pt komt zo nodig retour op de polikliniek orthopedie.”
Klager heeft de pijnspecialist niet bezocht.
Klager heeft zijn medisch dossier opgevraagd en een afspraak gemaakt voor een second
opinion. Deze second opinion heeft op 2 december 2020 plaatsgevonden door een orthopeed
in het F.. De betreffende orthopeed heeft hierover in zijn brief van diezelfde datum
het volgende genoteerd:
“Conclusie
Persisterende pijnklachten bij st na verwijderen Morton 3e webspace rechter voet via
plantaire incisie in E., 4 juni jl; nu meer klachten dan voordien. Op eerdere echo
in G. suggestie gewekt van recidief Morton en bij lichamelijk onderzoek positief tinel
ter plaatse.”
Op 3 februari 2021 is wederom contact geweest tussen klager en de orthopeed in het
F.. In zijn brief van 3 februari 2021 heeft de orthopeed hierover het volgende opgemerkt:
“Conclusie:
Persisterende pijnklachten bij status na verwijderen Morton 3e webspace rechter voet
via plantaire incisie in de E. te G., 4 juni jl. Nu meer klachten dan voordien. Bij
lichamelijk onderzoek positief Tinel ter plaatse, edoch bij MRI onderzoek, afgezien
van postoperatieve bevindingen, geen aanwijzingen voor rest Morton of bursa intermetatarsale
3e webspace.”
Beleid
Uitleg: met deze MRI uitslag wordt de a priori kans op succes van een eventuele re-exploratie
te klein om dat te rechtvaardigen.”
HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Klager verwijt beklaagde -zakelijk weergegeven-:
a) het achterhouden van informatie
Volgens klager heeft hij meerdere keren (op respectievelijk 18 november 2020,
24 november 2020, 25 november 2020 en 3 februari 2021) verzocht om een kopie van het
medisch dossier. Aanvankelijk kreeg hij hierop slechts twee echo-afbeeldingen, zonder
verslag. Daarna ontving hij kopieën van vier brieven die aan de huisarts waren verzonden.
Uiteindelijk kreeg hij nog een summier verslag van het echo-onderzoek van 7 september
2020. Herhaalde verzoeken om beeldmateriaal van de echo van 7 september 2020 leverden
volgens klager niets op.
b) inadequate diagnostische verslaglegging
Klager heeft in dit verband aangevoerd dat het verslag van het echo-onderzoek op
7 september 2020 slechts uit twee zinnen bestaat:
“de uitgeruimde holte staat bol met inhomogeen vocht, met echorijke delen. De proximale
stomp is iets verdikt.”
Volgens klager wordt er geen melding gemaakt van de geconstateerde vergroeiing bij
de zenuwstomp, noch van de verrichte doppler-echografie van deze vergroeiing.
De uiteindelijk vrijgegeven echoplaatjes waren eveneens niet opgenomen in het medisch
archief en bevatten volgens klager geen enkele documentatie, markeringen of afmetingen,
waardoor zelfs de medisch verantwoordelijke orthopeed toegeeft dat op de opgeslagen
plaatjes “lastig [is] om te zien welk onderdeel van de voet in beeld is gebracht.”
c) het verstrekken van onjuiste en misleidende informatie
In een brief aan de huisarts van 25 november 2020 heeft beklaagde het volgende geschreven:
“Echo onderzoek van de rechter voet: de proximale zenuwstomp is echorijk en iets verdikt,
maar ligt niet in het pijnlijke gebied, het uiteinde ligt proximaal van de proximale
aanzet van het litteken.”
Klager stelt zich op het standpunt dat dit niet met de waarheid strookt, nu de pijnlijke
drukplek volgens hem consequent is aangegeven in het direct verlengde van het litteken,
precies bij de zenuwstomp.
d) het stellen van het eigenbelang boven dat van de patiënt
Volgens klager had hij na de operatie meer last van zijn voet dan voorheen. Hij had
verwacht dat beklaagde er alles aan zou doen om met een correctieve oplossing te komen,
echter na het melden van de complicatie werd plotseling een defensieve houding aangenomen,
aldus klager. Volgens klager kreeg hij meermaals te horen dat hij het nog een paar
maanden moest aanzien en werd hij tot twee keer toe onderaan de wachtlijst gezet toen
hij een afspraak probeerde te maken.
Ook heeft klager in dit verband aangevoerd dat hij lang op een kopie van het medisch
dossier moest wachten en dat er allerlei informatie in het dossier ontbreekt. Tot
slot heeft klager aangevoerd dat tijdens het laatste echo-onderzoek en consult de
aandacht volledig gericht werd op het vinden van een alternatieve oorzaak van de pijnlijke
drukplek in de vorm van “kleine zenuwtakjes”. Volgens klager bleef beklaagde volhouden
dat hij ergens anders pijn moest hebben dan bij de zenuwstomp en heeft ze vervolgens
besloten de behandeling te beëindigen en hem naar een pijnkliniek willen verwijzen.
Een en ander toont volgens klager aan dat beklaagde ten koste van de patiënt als enig
belang heeft haar eigen reputatie (en die van de kliniek waar ze werkt) te beschermen.
HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE
Beklaagde heeft alle klachtonderdelen, zowel in het verweerschrift als tijdens het
mondeling vooronderzoek, gemotiveerd bestreden. Voor zover relevant wordt hieronder
– bij de bespreking van de verschillende klachtonderdelen – nader op het standpunt
van beklaagde ingegaan.
DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
Algemeen
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel
handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een
antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven
binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met
de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met
hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
Ten aanzien van klachtonderdeel a (het achterhouden van informatie)
5.2
Patiënten hebben recht op inzage en afschrift van hun medisch dossier. Dit recht is
neergelegd in artikel 7:456 van het Burgerlijk Wetboek.
Uit de stukken kan niet worden afgeleid dat beklaagde onwelwillend is geweest om een
afschrift van het medisch dossier aan klager te verstrekken. Dat klager niet direct
alle stukken uit het dossier heeft ontvangen, betekent niet dat er bewust (zoals door
klager gesuggereerd) informatie is achtergehouden. Het college ziet hiervoor in het
dossier geen aanwijzingen.
Beklaagde heeft in het verweerschrift en tijdens het mondeling vooronderzoek toegelicht
hoe er op klagers verzoeken om informatie is gereageerd. De poli dacht dat klager
de gevraagde medische gegevens nodig had voor een second opinion en heeft hem alle
daarvoor benodigde gegevens toegezonden. Wat betreft de ontbrekende echobeelden van
het onderzoek op 7 september 2020 heeft beklaagde uitgelegd dat deze vanwege een storing
tussen het echoapparaat en het beeldverwerkend systeem PACS aanvankelijk niet zijn
doorgezonden. Alleen de echobeelden die in PACS stonden zijn op een cd gebrand. Beklaagde
raakte zelf pas op de hoogte van het verzoek van klager om de echobeelden van 7 september
2020 nadat zij van de interne klacht van klager op de hoogte was gesteld. Zij heeft
de echobeelden vervolgens alsnog op 27 februari 2021 per e-mail aan klager nagezonden.
Deze e-mail is bij de stukken gevoegd.
Van schending van klagers recht op inzage en afschrift van zijn dossier is dan ook
geen sprake, zodat dit klachtonderdeel niet slaagt.
Ten aanzien van klachtonderdeel b (inadequate diagnostische verslaglegging)
5.3
Beklaagde heeft hierover opgemerkt dat in het echoverslag van 7 september 2020 wel
degelijk melding wordt gemaakt van de geconstateerde vergroeiing bij de zenuwstomp.
Het college volgt beklaagde hierin.
In het verslag is namelijk opgenomen: “de proximale stomp is iets verdikt.” Hiermee
wordt volgens beklaagde bedoeld dat de zenuwstomp iets vergroeid is.
Door beklaagde zijn in het echoverslag de klinisch relevante bevindingen vastgelegd.
Dat zij in het verslag geen melding heeft gemaakt van de aan- of afwezigheid van (geringe)
doppleractiviteit, maakt de verslaglegging niet inadequaat. Beklaagde heeft hierover
zelf terecht opgemerkt dat de doppleractiviteit geen aanvullende informatie geeft
over een eventueel pijnlijke zenuwstomp.
Gelet hierop en daarnaast gelet op het feit dat in de brieven van beklaagde aan de
huisarts uitvoerig is ingegaan op de uitslagen en de interpretatie van zowel lichamelijk
onderzoek als van echografisch onderzoek, concludeert het college dat van inadequate
diagnostische verslaglegging geen sprake is.
Ook dit klachtonderdeel slaagt niet.
Ten aanzien van klachtonderdeel c (het verstrekken van onjuiste en misleidende informatie)
5.4
Beklaagde heeft op basis van lichamelijk onderzoek en echografische bevindingen geconcludeerd
dat de pijnplek van klager niet samenviel met de echografisch zichtbare zenuwstomp.
Dat deze conclusie niet juist en/of misleidend zou zijn, kan uit het dossier niet
worden afgeleid. Ook de bevindingen van de echografist en de bevindingen van de orthopeed
uit het F., die op verzoek van klager een second opinion heeft verricht, bieden hiervoor
geen aanknopingspunten. Zo heeft de echografist in zijn verslag van
16 november 2020 gerapporteerd dat de proximale zenuwstomp niet in het pijnlijke gebied
ligt. Daarnaast heeft de orthopeed uit het F. in zijn brief van
3 februari 2020 geconcludeerd dat er bij MRI onderzoek geen aanwijzingen zijn voor
rest Morton of bursa intermetatarsale 3e webspace.
Dit betekent dat ook klachtonderdeel c niet slaagt.
Ten aanzien van klachtonderdeel d (het stellen van het eigenbelang boven dat van de
patiënt)
5.5
Ook deze stelling van klager vindt onvoldoende steun in de stukken. In dat verband
wijst het college allereerst op hetgeen hierboven, bij de bespreking van de andere
klachtonderdelen, is overwogen.
Daarnaast heeft beklaagde uitgelegd waarom er niet (direct) een indicatie voor een
re-operatie kon worden gesteld: omdat klager dezelfde pijnklachten had als voor de
operatie, rees bij haar het vermoeden dat er nog een andere oorzaak moest zijn voor
de pijnklachten dan het Mortons neuroom. Beklaagde concludeerde dat de zenuwstomp
niet in het pijnlijke gebied lag. Beklaagde heeft laten meewegen dat het resultaat
van een revisie-operatie van een Mortons neuroom in de meeste gevallen teleurstellend
is, tenzij de stomp van het neuroom heel duidelijk in het belaste deel van de voorvoet
ligt en echografisch sterk verdikt is. Dat was hier niet het geval.
Niet kan worden vastgesteld dat beklaagde bewust afspraken zou hebben vertraagd, zoals
door klager gesuggereerd.
Het college acht de door beklaagde gemaakte afwegingen inzichtelijk en begrijpelijk.
Het feit dat voor klager niet tot een bevredigende oplossing is gekomen, betekent
niet dat beklaagde niet in zijn belang heeft gehandeld.
Klachtonderdeel d slaagt dan ook niet.
Conclusie
5.6
Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.
Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten
en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg. Die weergave
is in beroep niet of in elk geval onvoldoende bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
Zaak in het kort
4.1 Klager is op 4 juni 2020 door de orthopedisch chirurg geopereerd aan een Mortons
neuroom in zijn rechtervoet. Daarbij is een deel van de betrokken zenuw verwijderd.
Na de operatie is klager last blijven houden van een pijnlijke drukplek onder zijn
voet. Klager heeft vervolgens twee telefonische consulten en twee fysieke consulten
bij de orthopedisch chirurg gehad. Bij dat laatste consult heeft zij klager naar een
pijnspecialist verwezen. Klager heeft toen zijn medisch dossier opgevraagd en is voor
een second opinion naar een orthopedisch chirurg in een ander ziekenhuis gegaan. Uiteindelijk
is hij door een derde orthopedisch chirurg in weer een ander ziekenhuis opnieuw aan
de voet geopereerd.
4.2 Zoals klager ter zitting heeft bevestigd, klaagt hij niet over de wijze waarop
de orthopedisch chirurg de operatie heeft uitgevoerd of over de postoperatieve instructies
die zij heeft gegeven. De verwijten die klager de orthopedisch chirurg maakt gaan
over het traject na de operatie.
Standpunten partijen
4.3 Klager is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege dat
de klacht ongegrond is. Hij verzoekt het Centraal Tuchtcollege deze beslissing - voor
zover deze betrekking heeft op de klachtonderdelen a, c en d - te vernietigen en deze
klachtonderdelen alsnog gegrond te verklaren. Het beroep gaat niet over klachtonderdeel
b.
4.4 De orthopedisch chirurg heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij verzoekt het
Centraal Tuchtcollege het beroep van klager te verwerpen.
Klachtonderdeel a
4.5 Klager verwijt de orthopedisch chirurg met klachtonderdeel (a) dat zij bewust
informatie heeft achtergehouden. Volgens klager heeft hij vanaf 18 november 2020 meermalen
verzocht om een kopie van het medisch dossier. Nadat hij in eerste instantie alleen
de echobeelden en vier brieven aan de huisarts had ontvangen, ontving hij naar eigen
zeggen pas drie en een halve maand na het eerste verzoek een geprinte kopie van het
medisch dossier. Daarbij ontbreken bovendien nog steeds de verslagen van de consulten
van 7 september 2020 en 16 november 2020, aldus klager.
4.6 Het Centraal Tuchtcollege constateert dat het medisch dossier vlotter en eerder
volledig aan klager had kunnen worden verstrekt, nadat hij hierom had verzocht. Gelet
op de stukken en de ter zitting door de orthopedisch chirurg gegeven toelichting op
de gang van zaken binnen de zorginstelling, is echter niet aannemelijk dat de orthopedisch
chirurg dan wel de kliniek waarvoor zij werkt onwelwillend is geweest om aan klager
een kopie van het medisch dossier te geven. Van opzet of het bewust achterhouden van
informatie door de orthopedisch chirurg, zoals klager stelt, is niet gebleken. Verder
staat vast dat de volgens klager ontbrekende consultverslagen gewoon in het medisch
dossier zitten en aan hem zijn verstrekt. Dit klachtonderdeel is daarmee ongegrond.
4.7 Overigens is naar aanleiding van de klacht van klager het interne beleid van
de kliniek ten aanzien van verzoeken van patiënten om medische gegevens aangepast.
Nieuw is dat de verzoeken ter goedkeuring aan de behandelend arts moeten worden voorgelegd,
zodat deze kan controleren of de te verstrekken gegevens volledig zijn. Bovendien
wordt nu aan degene die om verstrekking van de medische gegevens verzoekt gevraagd
of deze over het volledige dossier dan wel over een selectie daaruit wil beschikken.
Klachtonderdelen c en d
4.8 Klager verwijt de orthopedisch chirurg met de klachtonderdelen c en d onder
meer dat zij in strijd met de waarheid aan de huisarts heeft bericht dat de pijnlijke
drukplek zich niet ter hoogte van de proximale zenuwstomp bevond en dat zij het eigen
belang boven dat van de patiënt stelde. Volgens klager had hij na de operatie meer
last van zijn voet dan voorheen. Hij had verwacht dat de orthopedisch chirurg er alles
aan zou doen om met een correctieve oplossing te komen, maar zij heeft een defensieve
houding aangenomen en hem ten onrechte naar een pijnkliniek verwezen, aldus klager.
4.9 Het Centraal Tuchtcollege stelt vast dat tussen klager en de orthopedisch chirurg
verschil van inzicht bestaat over het antwoord op de vraag of de proximale zenuwstomp
na de operatie de bron van de pijnklachten was. Volgens klager was dit het geval en
kon hij de bewuste plek precies aanwijzen. De orthopedisch chirurg heeft echter op
basis van lichamelijk onderzoek en echografisch onderzoek niet kunnen bevestigen dat
de zenuwstomp de pijnbron was en is daarom op zoek gegaan naar andere oorzaken van
de pijnklachten. Zij heeft er op dat moment voor gekozen om geen nieuwe operatie uit
te voeren, zoals klager kennelijk verwachtte. Daarbij heeft zij laten meewegen dat
het resultaat van een revisie-operatie van een Mortons neuroom in de meeste gevallen
teleurstellend is.
4.10 Het Centraal Tuchtcollege heeft geen redenen om aan te nemen dat het lichamelijk
onderzoek en het echografisch onderzoek niet op een correcte wijze zijn uitgevoerd
en dat de daaruit door de orthopedisch chirurg getrokken conclusies onjuist zijn.
Ook op de MRI die in februari 2021 voor de second opinion in een ander ziekenhuis
is gemaakt waren geen aanwijzingen te zien voor een recidief/rest Mortons neuroom
of bursa intermetatarsale. Dat de orthopedisch chirurg de huisarts onjuist heeft geïnformeerd
is dan ook niet gebleken.
4.11 In aanmerking nemend dat de (bron van de) pijn niet geobjectiveerd kon worden,
is de keuze van de orthopedisch chirurg om niet meteen tot een heroperatie over te
gaan en eerst naar andere oplossingen te zoeken verdedigbaar. Het Centraal Tuchtcollege
acht net als het Regionaal Tuchtcollege de door de orthopedisch chirurg gemaakte afwegingen
begrijpelijk. Dat de orthopedisch chirurg daarmee niet in het belang van klager heeft
gehandeld, maar daarentegen haar eigen belang heeft vooropgesteld, is niet gebleken.
Conclusie
4.12 De conclusie is dat de orthopedisch chirurg niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht terecht ongegrond verklaard.
Het beroep van klager dient te worden verworpen.
Proceskostenvergoeding
4.13 Klager heeft ter zitting verzocht om vergoeding van de door hem gemaakte kosten.
Voor zover klager hiermee doelt op een proceskostenveroordeling ten laste van de orthopedisch
chirurg, bestaat hiervoor geen aanleiding, aangezien het beroep wordt verworpen.
5. De beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep;
wijst het verzoek tot veroordeling van de orthopedisch chirurg in de kosten van deze
procedure af.
Deze beslissing is gegeven door: R. Prakke-Nieuwenhuizen, voorzitter;
B.J.M. Frederiks en J. Legemaate, leden juristen en dr. W.J. Rijnberg en W.J.B. Mastboom,
leden beroepsgenoten, en E.D. Boer, secretaris.
Uitgesproken op de zitting van 13 februari 2022.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.