ECLI:NL:TGZCTG:2023:25 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021/1173
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2023:25 |
---|---|
Datum uitspraak: | 08-02-2023 |
Datum publicatie: | 08-02-2023 |
Zaaknummer(s): | C2021/1173 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een verpleegkundige. De broer van klager (patiënt) is eind 2020 vanuit het ziekenhuis naar een hospice overgeplaatst. De verpleegkundige is werkzaam in het hospice. Ruim een week na de opname in het hospice is patiënt mee naar huis genomen en is hij diezelfde avond overleden. Klager verwijt de verpleegkundige dat zij zich niet heeft gehouden aan gedragscodes en onvoldoende rekening heeft gehouden met de wensen van de patiënt en zijn familie door patiënt onnodig medicatie toe te dienen om hem ‘plat te leggen’ waardoor hij buiten bewustzijn was toen hij overleed en waardoor zijn leven eerder en op onnatuurlijke wijze is beëindigd, dat patiënt zijn geloofsovertuiging niet heeft kunnen uitoefenen omdat de islamitische richtlijn om nuchter te sterven niet is gehonoreerd en dat zij nalatig is geweest in de communicatie door de familie pas achteraf toestemming te vragen voor de inzet van medicatie. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht omdat sprake is van bijzondere omstandigheden die elk op zich en tezamen aanleiding geven om niet te veronderstellen dat klager met zijn klacht de wil van zijn broer uitdrukt. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2021/1173 van:
K., wonende in B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
D., verpleegkundige, werkzaam in B., verweerster in beide instanties, gemachtigde:
mr. I.P.C. Sindram, advocaat te Nijmegen.
1. Verloop van de procedure
K. – hierna klager – heeft op 9 december 2020 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven
tegen D. – hierna de verpleegkundige – een klacht ingediend. Bij beslissing van 1
december 2021, onder nummer E2021/2207-20141b, heeft dat college klager niet-ontvankelijk
in zijn klacht verklaard. Klager is van die beslissing op tijd in beroep gekomen.
De verpleegkundige heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
De zaak is in beroep op de openbare zitting van het Centraal Tuchtcollege van
23 januari 2023 tegelijk met de zaak K. / C. (C2021/1172) behandeld. De zaken zijn
niet gevoegd. Op de zitting zijn verschenen klager, en de verpleegkundige, bijgestaan
door mr. Sindram. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht. Klager heeft dat
gedaan aan de hand van spreekaantekeningen die hij aan het Centraal Tuchtcollege en
aan de wederpartij heeft overhandigd.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft het volgende overwogen en geoordeeld.
“2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.1 De broer van klager, verder te noemen patiënt (geboren in 1978) werd op
28 oktober 2020 vanuit het ziekenhuis naar een hospice overgeplaatst. Verweerster
is in het hospice werkzaam als verpleegkundige. Patiënt heeft vier broers, die hierna
worden aangeduid met M, R, H en A. Klager is broer H. (voor het CTG K.)
2.2 In de overdracht van 27 oktober 2020 staat onder meer het volgende vermeld
(alle citaten zijn inclusief taal- en typfouten):
“Diagnose:
Dwarslaesie bij myelumcompressie obv folliculair lymfoom
(…)
Bijzonderheden:
(…) 42-jarige patiënt met in de voorgeschiedenis een Folliculair lymfoom waarvoor
geen behandelmogelijkheden meer zijn. Alhier bekend bij de hematologie. Patiënt zit
in een palliatief traject. Vanwege het folliculair lymfoom heeft patiënt een dwarslaesie
ontwikkeld waarvoor patiënt een laminectomie Th-5/6 heeft gekregen, dit heeft geen
verbetering van de klachten opgeleverd. In het (…)MC heeft patiënt het duidelijk moeilijk
met de diagnose, wat leidt tot wegloopgedrag en copingsproblematiek, desondanks is
patiënt wel wilsbekwaam. Patiënt wordt terug overgedragen naar het […] voor met name
het natraject. Patiënt zou zelf het liefs naar huis gaan, maar dit lijkt niet worden
ondersteund door de familie.
(…)
Afgesproken wordt dat Hr aangemeld word bij Hospice (…)”
2.3 In de journaal van het hospice staat met betrekking tot patiënt onder meer
het volgende vermeld (broer M is eerste contactpersoon, broer A is tweede contactpersoon):
“28-10-2020
S
Opnamegesprek met dhr, en zijn twee zussen.
Ongeveer 5 weken gelden dwarslaesie opgelopen waarvoor in \[…] nog OK gehad. Dit heeft
tot nu toe niet geleid tot klinische verbetering, maar dhr is er vast (?) van overtuigd
dat dit nog gaat komen. Nu rolstoelafhankelijk, heeft CAD. Pijnklachten zijn goed
onder controle. Zit de gehele dag in de rolstoel. Daarnaast transfusieafhankelijk,
was in zh moe van alle behandelingen, heeft aangegeven dat hij geen transfusies meer
wil Tijdens het gesprek wordt de ambivalentie echter pijnlijk duidelijk. Er is nog
hoop op maanden leven, heeft het gevoel dat het voorlopig nog wel goed zal gaan. Vol
plannen. Aan de andere kant geeft hij ook aan dat “als Allah het zo wil hij ook wel
accepteert dat hij komt te overlijden” Hoopt op een goede tijd zonder veel pijn en
prikken.
Uitgelegd dat wij hier geen lab kunnen doen, geen transfusies kunnen geven… Het zou
goed mogelijk kunnen zijn dat hij dus op een eerder genomen besluit om niet meer te
behandelen terugkomt. Hierin speelt geloof, maar ook zijn jeugdige leeftijd, beperkt
ziekte-inzicht zeker een rol.
Zijn broer is eerst cp op medisch gebied, nu niet aanwezig. Zijn zwager is Imam, zorg
voor de spiritiele begeleiding en is mogelijk een goede schakel tussen eea. Ambivalentie
wel benoemd, zussen begrijpen dit wel.
(…)”
30-10-2020
S
Heeft hier erg naar de zin, wil vroeg uit bed, maar gaat ook vroeg naar bed. Rookt
veel buiten. Joints.
(…)
2-11-2020
S
S/ pijn wisselend, VAS 3, lokalisatie wisselt, zat geen en zondag 1 oxycodon zn
petechien benen, bij trombopenie. Snel moe, slaapt snachts goed. pijn in de mond
eet en drinkt goed, eten van thuis. def gb,
P/USD : “ik ben niet somber, maar soms heb ik tranen en ben ik verdrietig” . Ontkenning
blijft. gisteren hele dag boos geweest op personeel, later een en al lof. Blowt veel.
Hr wil pijnstilling minderen, heeft nog maar 20 % van de pijn van eerder en wil minder
bijwerkingen hebben als duizeligheid en sufheid. wil ook geen bloedtransfusies meer,
wil op eigen kracht genezen…. Als ik aangeef dat zijn klachten van zijn ziekte kunnen
komen ontkent hij dat.
(…)
4-11-2020
S
TC hr is vanmiddag vertrokken met zijn scootmobiel en is niet meer teruggekomen.
Zoon heeft gebeld, hr bevindt zich in een restaurant in de I.-straat. Wil niet met
zijn broer meekomen en is agressief. vraag verpleging wat we kunnen doen.
P
hr is vrijwillig opgenomen en is wilsbekwaam. Blowt wel veel, wrs verslaafd. Wij kunnen
nu niets doen. Familie kan politie inschakelen.
(…)
6-11-2020 08:10:00.00
S
Niet meer uit bed geweest gisteravond, gaat niet meer. Vannacht 2 keer midazolam
5 mg sc gehad met matig effect. Tijdens de zorg niet aanspreekbaar geweest, toen broer
kwam wakker en wat water gedronken, orale med lukt niet meer.
def 5/11 pijn-,
macrosc hematurie na uittrekken en terugplaatsen CAD, vannacht verstopte CAD, opnieuw
vervangen, 500 cc urine en daarna helder rood bloed.
O
In ZH trombo s 3 , Hb 3
E
terminaal
P
FG met broer. Prognose besproken. Broer gaat met familie laatste zorg bespreken. Broer
geeft aan dat het belangrijk is dat hij “clean” overlijdt. Dus vooralsnog niet doorgaan
met wiet in de vorm van thee of druppels. Mogelijk komt de imam nog langs. Niet meer
uit bed halen. Alle orale med stop, wel nu start lorazepam 2mg sl 3dd als hij wakker
is en zolang het lukt . doorgaan met fentanyl.
Start zorgpad. midazolam 10 mg sc zn 6dd bij onrust. morfine zn 6 dd 5 mg sc bij pijn
of dyspnoe, haldol 2,5 mg sc an
Verruiming bezoek in stervensfase aangegeven: max 4 p per dag.
(…)
6-11-2020 11:57:00.00
S
fam wil dat hr nog momenten hedler is en geven aan dat hij zeker nicotine verslaafd
is
P
na overleg met familie:
lorazepam stop vast 3dd stop.
Start nicotinell pleister 1 d1
6-11-2020 14.59:00.00
S
Hr is stervende. Familie kan niet bevatten dat hr zo slecht is in korte tijd. Denken
dat het door het spuitje midazolam van vanmorgen 9.00u gekomen is…. Uitgelegd dat
hr vannacht al hard achteruitgegaan is en dat hij dit spuitje heeft gekregen omdat
hij er onrustig was, werking 3-4 uur. Familie ( Nu 8 mensen op de kamer, ouders en
broers geagiteerd) wil hr nu mee naar huis nemen, zodat hij thuis kan sterven. Familie
dacht dat wij morfine hadden gegeven, dat hebben we niet gedaan.
P
Aangegeven aan familie dat ze er rekening mee moeten houden dat hr ook in ambulance
kan overlijden. Willen toch per se vervoer naar huis. Huisarts gebeld (…), gaat nog
bij familie langs medische gegevens gefaxt naar huisarts.
Ambulance gebeld.
med bij ontslag: fentanyl 12 en nicotinell pleister
belangrijk vls familie : hr moet “clean” overlijden, mag geen sederende middelen en
morfine”
2.4 Bij het familiegesprek op 6 november 2020 voor afstemming van het medisch beleid
was de eerste contactpersoon, broer M, niet aanwezig. Broer R was wel aanwezig. Die
gaf aan dat patiënt ‘clean’ voor Allah moest verschijnen en daarom geen cannabis mocht
gebruiken. Broer R ging ermee akkoord dat er wel medicatie mocht worden gegeven voor
rust en comfort, als dat nodig was.
2.5 In de middag van 6 november 2020 was er veel familie bij patiënt. De eerste
en tweede contactpersonen waren niet aanwezig. De stemming was grimmig. Het verwijt
was dat er onnodig medicatie was gegeven, patiënt niet op een natuurlijke wijze kon
sterven c.q. dat hij niet clean/nuchter kon sterven. Patiënt werd mee naar huis genomen
en is diezelfde avond overleden.
3. Het standpunt van klager en de klacht
Klager verwijt verweerster:
a. dat zij zich niet heeft gehouden aan gedragscodes en onvoldoende rekening
heeft gehouden met de wensen van de patiënt en zijn familie door patiënt onnodig medicatie
toe te dienen om hem ‘plat te leggen’ waardoor hij buiten bewustzijn was toen hij
overleed en waardoor zijn leven eerder en op onnatuurlijke wijze is beëindigd;
b. dat patiënt zijn geloofsovertuiging niet heeft kunnen uitoefenen omdat de
islamitische richtlijn om nuchter te sterven niet is gehonoreerd;
c. dat zij nalatig is geweest in de communicatie door de familie pas achteraf
toestemming te vragen voor de inzet van medicatie;
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster stelt zich primair op het standpunt dat de klachten niet-ontvankelijk
zijn, omdat klager niet klachtbevoegd is. Hij kan, als nabestaande, worden beschouwd
als belanghebbende in de zin van artikel 65 lid 1 wet BIG, maar of hij met de klacht
de wil van zijn overleden broer vertegenwoordigt, is twijfelachtig, aldus verweerster.
Subsidiair heeft verweerster de gegrondheid van de klacht en de juistheid van de daaraan
ten grondslag gelegde stellingen bestreden.
5. De overwegingen van het college
5.1 Het college zal allereerst beoordelen of klager ontvankelijk is in zijn klacht.
Als hij dat niet is, hoeft niet verder geoordeeld te worden over de gegrondheid van
de klacht.
5.2 Volgens vaste rechtspraak van het Centraal Tuchtcollege berust het recht van
een naaste betrekking om een klacht in te dienen over de medische behandeling van
een overleden patiënt niet op een eigen klachtrecht van die naaste betrekking. Het
klachtrecht van de naaste betrekking wordt afgeleid van de in het algemeen veronderstelde
wil van de patiënt. De klager wordt verondersteld met zijn klacht die wil uit te drukken.
Daarbij is het in beginsel niet de taak van de tuchtrechter om in een zaak als deze,
waarin een naaste betrekking van een overleden patiënt een klacht indient, ambtshalve
te onderzoeken of deze inderdaad de wil van de overleden patiënt vertegenwoordigt.
Er kunnen echter bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om aan de juistheid
van deze veronderstelling te twijfelen.
5.3 In dit geval is sprake van de volgende bijzondere omstandigheden, die elk op
zich en tezamen aanleiding geven om niet te veronderstellen dat klager met zijn klacht
de wil van zijn broer - om te klagen over, kort gezegd, de in zijn laatste levensfase
toegediende medicatie - uitdrukt.
- Patiënt was gedurende zijn verblijf in het hospice, tot het laatste moment, wilsbekwaam
en het medicatiebeleid is steeds in overleg met hem vastgesteld.
- Bij de opname was de eerste contactpersoon, broer M, niet aanwezig. Twee zussen
waren aanwezig en verklaarden zich akkoord met het medicatiebeleid.
- Op het moment dat patiënt zichzelf niet meer kon uitlaten over het medicatiebeleid,
is dit door de specialist ouderengeneeskunde in overleg met zijn broer R, vastgesteld.
Broer R ging ermee akkoord dat er medicatie werd gegeven voor rust en comfort, als
dat nodig was. Deze medicatie is inderdaad, door de specialist ouderengeneeskunde,
voorgeschreven. Verweerster is slechts betrokken geweest bij de toediening van de
medicatie.
Het gevolg hiervan is dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn klacht.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten
weergegeven in overweging 2. “De feiten” van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.
Deze weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende, bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 Klager is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Zijn
beroep heeft (impliciet) tot doel dat het Centraal Tuchtcollege hem alsnog ontvankelijk
verklaart, de zaak in volle omvang beoordeelt en de klacht gegrond verklaart.
4.2 De verpleegkundige heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Zij is van
mening dat het beroep van klager moet worden verworpen en de beslissing van het Regionaal
Tuchtcollege moet worden bevestigd.
4.3 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de aan het
Regionaal Tuchtcollege voorgelegde klacht en het debat dat partijen daarover schriftelijk
bij dat tuchtcollege hebben gevoerd. Het door het Regionaal Tuchtcollege opgebouwde
zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.
4.4 In beroep hebben partijen het debat schriftelijk nog een keer gevoerd. Daarbij
heeft ieder van hen standpunten ingenomen over de door het Regionaal Tuchtcollege
vastgestelde feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 23 januari 2023 is dat debat voortgezet.
4.5 Op grond van de stukken en dat wat door partijen over en weer op de zitting
in beroep nog naar voren is gebracht, is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat
het Regionaal Tuchtcollege klager terecht niet-ontvankelijk in de klacht heeft verklaard.
Het Centraal Tuchtcollege is het eens met de overwegingen van het Regionaal Tuchtcollege
en neemt deze hier over. Daarmee sluit het Centraal Tuchtcollege zich aan bij het
oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat sprake is van bijzondere omstandigheden,
die elk op zich en tezamen aanleiding geven om niet te veronderstellen dat klager
met zijn klacht de wil van zijn broer - om te klagen over, kort gezegd, de in zijn
laatste levensfase toegediende medicatie - uitdrukt. Dit betekent dat het beroep van
klager zal worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter; T. Dompeling en
M.W. Zandbergen, leden-juristen en L. Maasdam MANP en D.E. Watson-Blommaert, leden-beroepsgenoten
en E. van der Linde, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 8 februari 2023.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.