ECLI:NL:TGZCTG:2023:172 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1813 (wraking)
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2023:172 |
---|---|
Datum uitspraak: | 06-12-2023 |
Datum publicatie: | 09-01-2024 |
Zaaknummer(s): | C2023/1813 (wraking) |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Wrakingsverzoek gericht tegen de twee leden-beroepsgenoten van het zittingscollege. Een van deze leden heeft berust in de wraking. Het wrakingsverzoek tegen het andere lid-beroepsgenoot is toegewezen. De beklaagde arts (in de hoofdzaak) en het gewraakte lid-beroepsgenoot maken beiden deel uit van de werkgroep tuchtrecht van hun vakgebied. Het enkele lidmaatschap van deze werkgroep leidt niet tot de conclusie dat er sprake is van onvoldoende distantie maar kan wel de schijn wekken dat hiervan sprake is. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 63 Wet BIG, in de zaak onder nummer C2023/1813 ingediend door:
A., wonende te B., verzoekster.
1. Verloop van de procedure
1.1 A. - hierna verzoekster - heeft bij het Centraal Tuchtcollege beroep ingesteld tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege in Amsterdam van 3 januari 2023 in de zaak A. / C., onder nummer A2022/4206.
1.2 Op 3 oktober 2023 heeft het Centraal Tuchtcollege een wrakingsverzoek van klaagster ontvangen, waarin wraking is verzocht van de leden-beroepsgenoten
D. en E..
1.3 Desgevraagd heeft E. laten weten te berusten in de wraking. D. heeft bericht niet te berusten in de wraking.
1.4 Het Centraal Tuchtcollege heeft een wrakingskamer samengesteld bestaande uit mr. C.H.M. van Altena, mr. H. de Hek en mr. T.W.H.E. Schmitz.
De wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek op 30 oktober 2023 behandeld op een openbare zitting. Verzoekster heeft vooraf laten weten op deze zitting niet aanwezig te zullen zijn. D. is niet verschenen.
2. Beoordeling van het verzoek tot wraking
2.1 Artikel 63 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) bepaalt dat een lid van een tuchtcollege kan worden gewraakt als er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij is het uitgangspunt dat een lid van het Centraal Tuchtcollege op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat het lid jegens een partij een vooringenomenheid koestert, of dat de bij een partij daarover bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
2.2 De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de stukken van het wrakingsdossier, waaronder het wrakingsverzoek, de reactie van D. van 5 oktober 2023 en de brief van klaagster van 26 oktober 2023.
2.3 Verzoekster legt aan haar verzoek ten grondslag dat D. een bekende is van de door haar aangeklaagde C., omdat zij beiden lid zijn van de werkgroep Tuchtrecht van hun vakgebied en elkaar tenminste ieder jaar zien tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van deze werkgroep. Professionele distantie van D. jegens C. is daarmee volgens verzoekster uitgesloten, zij kan niet onpartijdig zijn waardoor geen sprake kan zijn van een fair trial.
2.4 Ter beoordeling ligt voor of de vrees van verzoekster dat D. vooringenomenheid koestert jegens de door verzoekster aangeklaagde C., waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden, gerechtvaardigd is. Zoals hiervoor is overwogen, dient die vrees niet subjectief maar objectief gerechtvaardigd te zijn. De wrakingskamer overweegt dat D. en C. beiden deel uitmaken van de werkgroep tuchtrecht van hun vakgebied. In het door verzoekster overgelegde artikel “Meer leren van het tuchtrecht” is te lezen dat het primaire doel van deze werkgroep is bekendheid te geven aan (tuchtrecht)uitspraken, waardoor de kwaliteit van het werk van hun vakgenoten mogelijk toeneemt. De werkgroep bestaat blijkens het artikel uit 10 leden onder wie D. en C.. De wrakingskamer is van oordeel dat de deelname van beide beroepsgenoten in een werkgroep met een relatief kleine omvang als deze waarin tuchtrechtelijke uitspraken besproken worden, een objectief gegeven is dat bij verzoekster de vrees heeft kunnen doen postvatten dat er tussen het lid-beroepsgenoot in het tuchtcollege tevens lid van de werkgroep en de aangeklaagde beroepsgenoot tevens lid van de werkgroep onvoldoende distantie is om het professioneel handelen zonder vooringenomenheid te kunnen beoordelen. Ter verduidelijking overweegt het Centraal Tuchtcollege dat het enkele lidmaatschap van de werkgroep niet leidt tot de conclusie dat er sprake is van onvoldoende distantie maar kan wel de schijn wekken dat hiervan sprake is. De vrees van verzoekster is dus objectief gerechtvaardigd en dat betekent dat het verzoek tot wraking van D. zal worden toegewezen.
3. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
wijst toe het verzoek tot wraking van het lid beroepsgenoot
D.;
bepaalt dat de behandeling van de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
bepaalt dat deze behandeling zal plaatsvinden in een samenstelling waarvan D. geen deel uitmaakt;
beveelt dat de secretaris van de wrakingskamer onverwijlde mededeling van deze beslissing doet aan verzoekster en D..
Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter; T.W.H.E. Schmitz en
H. de Hek, leden-juristen en M. van Esveld, secretaris.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.