ECLI:NL:TGZCTG:2023:145 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1845

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2023:145
Datum uitspraak: 30-10-2023
Datum publicatie: 31-10-2023
Zaaknummer(s): C2023/1845
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een oogarts. Begin oktober 2021 heeft klaagster in het kader van haar regulierebehandeling door een collega van de oogarts een injectie in haar oog gekregen. De oogarts heeft klaagster halverwege oktober 2021 gezien in verband met klachten die zij had met betrekking tot vlekken in haar gezichtsveld. Klaagster is ontevreden over dit consult. Klaagster verwijt de oogarts ten eerste het ontstaan van een oogontsteking door een injectie met een besmette naald en ten tweede dat hij klaagster niet serieus heeft genomen: zij kon pas halverwege oktober 2021 bij hem terecht, hij adviseerde haar paracetamol te nemen tegen de onhoudbare pijn, vond het niet nodig om actie te ondernemen op de klacht dat klaagster niks meer zag en heeft anders dan hij beweert geen OCT-scan gemaakt. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/1845 van:
A., wonende te B.,
appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
C., oogarts, werkzaam te D., verweerder in beide instanties,
gemachtigde: mr. D. Benamari, verbonden aan VvAA Legal te Utrecht.
1.    Verloop van de procedure
A. – hierna klaagster – heeft op 12 juli 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C.– hierna de oogarts– een klacht ingediend. Bij beslissing van 
30 januari 2023, onder nummer A2022/4523, heeft dat college de klacht kennelijk ongegrond verklaard.
Klaagster is van die beslissing op tijd in beroep gekomen. De oogarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.  
De zaak is in beroep behandeld op de openbare zitting van Centraal Tuchtcollege van 9 oktober 2023. Op de zitting zijn verschenen klaagster, vergezeld van haar echtgenoot, en de oogarts, bijgestaan door mr. Benamari. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht. Klaagster heeft dat gedaan aan de hand van spreekaantekeningen die zij aan het Centraal Tuchtcollege en aan de wederpartij heeft overhandigd.
2.    Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft het volgende overwogen en geoordeeld:
“2.    De zaak in het kort
2.1    Op 8 oktober 2021 heeft klaagster in het kader van haar reguliere behandeling door een collega van de oogarts een injectie in haar oog gekregen. De oogarts heeft klaagster op 15 oktober 2021 gezien in verband met klachten die zij had met betrekking tot vlekken in haar gezichtsveld. Klaagster is ontevreden over dit consult.
2.2    Klaagster verwijt de oogarts ten eerste het ontstaan van een oogontsteking door een injectie met een besmette naald en ten tweede dat hij klaagster niet serieus heeft genomen: zij kon pas op 15 oktober 2021 bij hem terecht, hij adviseerde haar paracetamol te nemen tegen de onhoudbare pijn, vond het niet nodig om actie te ondernemen op de klacht dat klaagster niets meer zag en heeft anders dan hij beweert geen OCT-scan (echografie van het netvlies met een lichtstraal) gemaakt.
2.3    De oogarts heeft de klacht bestreden.
2.4    Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond en licht hierna toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
3.    Wat is er gebeurd?
3.1    Klaagster was in behandeling bij een in dezelfde kliniek werkzame collega van de oogarts. Zij kreeg sinds oktober 2019 intravitreale injecties (in het glasvocht achter de lens) in haar oog in verband met een venetakocclusie (trombose van een ader in het netvlies). Op 8 oktober 2021 had klaagster zo’n injectie gekregen. Op 
15 oktober 2021 heeft klaagster de polikliniek oogheelkunde gebeld met klachten over een grote zwarte vlek in het gezichtsveld de vorige dag, welke vlek meebewoog, en inmiddels een soort gruis, meerdere zwarte vlekjes.
3.2    Bij afwezigheid van zijn collega heeft de oogarts klaagster die dag om 12.00 uur gezien. Na onderzoek heeft de oogarts klaagster toegelicht dat de vlekken die zij zag perifere bloedinkjes waren en dat hij dacht aan een terugkerende venetakocclusie. De oogarts heeft de volgende afspraak van klaagster bij zijn collega vervroegd en klaagster een vangnetadvies gegeven, te weten dat zij contact moest opnemen met de polikliniek of de spoedeisende hulp als de klachten zouden verergeren. 
3.3    Nadat klaagster zich diezelfde avond nog wegens een verergering van de klachten bij de SEH had gemeld, is op 16 oktober 2021 een ooginfectie vastgesteld, waarvoor klaagster direct is doorverwezen naar een ander ziekenhuis. Daar is behandeling met antibiotica gestart en na een kweek van een biopt vastgesteld dat sprake was van een ontsteking door een huidbacterie.
4.    De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
4.1    Het college moet beoordelen of de oogarts met inachtneming van de geldende beroepsnormen de zorg heeft verleend die van hem mocht worden verwacht. De norm daarvoor is ‘de redelijk bekwame en redelijk handelende’ oogarts. Daarbij gaat het er niet om of het beter had gekund, maar of de beroepsnormen met zich meebrengen dat het ook anders had gemoeten.
4.2    Een BIG-geregistreerde zorgverlener kan alleen tuchtrechtelijk worden aangesproken op handelen of nalaten waarvan die zorgverlener daarvan persoonlijk een verwijt kan worden gemaakt. Dit betekent dat de oogarts - op een aantal uitzonderingen na, die hier niet spelen - niet tuchtrechtelijk kan worden aangesproken op het handelen of nalaten van een collega, waarbij hij zelf geen betrokkenheid heeft gehad.
Klachtonderdeel 1: de op 8 oktober 2021 gegeven injectie
4.3    De oogarts was niet betrokken bij de reguliere behandeling van klaagster en heeft haar slechts éénmaal, op 15 oktober 2021, gezien. Hij heeft haar toen geen injectie gegeven. De oogarts was niet betrokken bij het geven van de injectie op 
8 oktober 2021. Van inspuiting met een besmette naald kan de oogarts dus geen verwijt worden gemaakt. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond. 
Klachtonderdeel 2: het consult van 15 oktober 2021
4.4    Uit het dossier blijkt dat de oogarts klaagster, na kennisneming van haar telefoontje naar de poli, meteen heeft laten komen. De oogarts heeft onder meer in het dossier genoteerd:
bij anamnese: “Patient is alhier wegens de controle na intravitreale injecties met Avastin. 
na de injectie oog erg pijnlijk + ziet een luchtbel. sinds gister zwarte stippen voor os. vandaag zijn dit allemaal kleine zwarte puntjes . geen flitsen”; 
bij lichamelijk onderzoek: “fundus(m): retina aanliggend 360 graden. geen defecten 
perifeer bloedinkjes”;
de visus was 0,7++;
bij aanvullend onderzoek: “OCT scan: geen intraretinaal vocht ODS”.
Bij beleid is genoteerd dat klaagster “uitleg ++” heeft gekregen, dat de controleafspraak bij de eigen oogarts vervroegd moest worden en dat klaagster bij verergering van de klachten eerder retour moest komen. 
4.5    Het dossier bevat ook een kopie van de gemaakte OCT-scan, waarop datum en tijdstip vermeld staan: “15/10/2021 12.09”. Uit het verslag van het oogheelkundig onderzoek van 16 oktober 2021 blijkt dat klaagster toen is doorgestuurd op verdenking van een endophthalmitis (ontsteking). In dat verslag staat ook: “Het zicht was volgens patient gisteren nog normaal.”
4.6    Het college ziet in het dossier geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de oogarts klaagster niet serieus heeft genomen. Hij heeft klaagster met spoed op consult laten komen tussen zijn andere afspraken door. Daarbij is de gang van zaken wellicht anders geweest dan klaagster gewend was. Uit het dossier blijkt dat, anders dan klaagster zich kan herinneren, wel een OCT-scan is gemaakt. Dat is mogelijk direct na het opmeten van de visus gebeurd. Het verslag van de oogarts in het dossier is summier. Zo mist het college de beschrijving van het onderzoek van de media. Dat de oogarts specifieke klachten van klaagster over onhoudbare pijn of slecht zicht heeft genegeerd acht het college echter niet aannemelijk. Hij heeft genoteerd dat haar oog erg pijnlijk was na de injectie en klaagster heeft bij het onderzoek op 16 oktober 2021 aangegeven dat haar zicht “gisteren” nog normaal was. Daarbij is verder van belang dat de verschijnselen van de later geconstateerde endophthalmitis nog niet zichtbaar waren op het moment dat de oogarts klaagster onderzocht. Dat is mogelijk, omdat het kenmerkend is voor deze ontsteking dat deze zich heel snel – binnen enkele uren – kan ontwikkelen, terwijl de onsteking in de beginfase, zelfs als er heel goed op alle mogelijke manieren gekeken wordt, nog niet te traceren is. De oogarts heeft naar het oordeel van het college correct gehandeld door klaagster met spoed te laten komen, zorgvuldig onderzoek te doen naar haar klachten, de afspraak met klaagsters eigen behandelaar te vervroegen en haar het advies te geven zich te melden zodra de klachten zouden verergeren. Daarmee heeft de oogarts klaagster de zorg gegeven die van hem mocht worden verwacht. 
Conclusie
4.7    De conclusie is dat de klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond is.”
3.    Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten weergegeven in overweging 3. “Wat is er gebeurd?” van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Deze weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende, bestreden.
4.    Beoordeling van het beroep
Omvang van de zaak in beroep
4.1    Klaagster is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Zij wil met haar beroep de klacht in volle omvang door het Centraal Tuchtcollege laten beoordelen. Het beroep van klaagster strekt ertoe dat het Centraal Tuchtcollege de klacht alsnog gegrond verklaart.
4.2    De oogarts heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Hij is van mening dat het beroep van klaagster moet worden verworpen en de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege moet worden bevestigd. 
Inhoudelijke beoordeling
4.3    Het Centraal Tuchtcollege is net als het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat de klacht van klaagster ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege licht dat hierna toe. 
4.4    Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de aan het Regionaal Tuchtcollege voorgelegde klacht en het debat dat partijen daarover schriftelijk en mondeling bij dat tuchtcollege hebben gevoerd. Het door het Regionaal Tuchtcollege opgebouwde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.
In beroep hebben partijen het debat schriftelijk nog een keer gevoerd. Daarbij heeft ieder van hen standpunten ingenomen over de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 oktober 2023 is dat debat voortgezet.
4.5    Het Centraal Tuchtcollege komt op grond van het schriftelijk en mondeling debat ter terechtzitting in beroep over het handelen van de oogarts tot dezelfde constateringen als het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege neemt datgene wat het Regionaal Tuchtcollege onder ‘4. De overwegingen van het college’ heeft overwogen hier over. Daarmee sluit het Centraal Tuchtcollege zich aan bij het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de oogarts klaagster de zorg heeft gegeven die van hem mocht worden verwacht. In aanvulling hierop merkt het Centraal Tuchtcollege nog het volgende op. Klaagster heeft ook in beroep aangevoerd dat de oogarts geen OCT-scan heeft gemaakt. Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat bij klaagster wellicht verwarring is ontstaan door de andere volgorde van werken dan gebruikelijk doordat zij op een spoedconsult is gezien en niet op een reguliere afspraak, maar de (uitslag van de) scan is expliciet in het medisch dossier vermeld. Het Centraal Tuchtcollege heeft gelet hierop geen redenen om te twijfelen of de OCT-scan is gemaakt. 
4.6    Dit alles betekent dat de klacht van klaagster ongegrond is en het beroep zal worden verworpen. 
5.    Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep. 
Deze beslissing is gegeven door J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter, 
T. Dompeling en J. Legemaate, leden-juristen en B.L.M. Zijlmans en J.G. Bollemeijer, leden-beroepsgenoten, en E. van der Linde, secretaris.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 oktober 2023. 
Voorzitter  w.g.    Secretaris` w.g.