ECLI:NL:TGZCTG:2023:144 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1834
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2023:144 |
---|---|
Datum uitspraak: | 30-10-2023 |
Datum publicatie: | 31-10-2023 |
Zaaknummer(s): | C2023/1834 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een oogarts. Klager heeft zich met visusklachten in 2019 voor het eerst gewend tot de kliniek waar de oogarts werkzaam is. Daar is een staaroperatie aan het rechteroog afgesproken, welke afspraak later door klager is afgezegd. Begin september 2021 is klager opnieuw in de kliniek gezien wegens slechter zien, met name van het rechteroog. Bij onderzoek werd beiderzijds naast een visusafwijking ook staar vastgesteld. Klager heeft in oktober 2021 een staaroperatie aan het rechteroog ondergaan en in november 2021 aan het linkeroog. De oogarts heeft beide operaties uitgevoerd. Klager verwijt de oogarts dat hij bij de eerste operatie geen acht heeft geslagen op de medicatielijst en hem een verkeerd medicijn heeft voorgeschreven, waardoor klager ’s nachts een neusbloeding heeft gekregen. Daardoor is hij bijna gestikt. Verder heeft de oogarts volgens klager bij de tweede operatie een verkeerde lens geplaatst. Die lens functioneert niet, omdat die geen cilinder heeft, ondanks dat in het oog een cilindrische afwijking was vastgesteld. Klager heeft klachten van trilling en wazig zien, en slechter zicht dan voor de operatie. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/1834 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
C., oogarts, werkzaam te B.,
verweerder in beide instanties,
gemachtigde: mr. C.J. van Weering, advocaat te Leiden.
1. Verloop van de procedure
A.– hierna klager – heeft op 25 mei 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam
tegen C. – hierna de oogarts– een klacht ingediend. Bij beslissing van
30 januari 2023, onder nummer A2022/4301, heeft dat college de klacht kennelijk ongegrond
verklaard. Klager is op tijd in beroep gekomen tegen deze beslissing. De oogarts heeft
een verweerschrift in beroep ingediend.
De zaak is in beroep behandeld op de openbare zitting van Centraal Tuchtcollege van
9 oktober 2023. Op de zitting zijn verschenen klager, vergezeld van zijn echtgenote,
en de oogarts, bijgestaan door mr. van Weering. Partijen hebben hun standpunten nader
toegelicht. Klager heeft dat gedaan aan de hand van spreekaantekeningen die hij aan
het Centraal Tuchtcollege en aan de wederpartij heeft overhandigd.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft het volgende overwogen en geoordeeld:
“2. De zaak in het kort
2.1 Klager, geboren in 1943, heeft zich met visusklachten (slechter zien) in 2019
voor het eerst gewend tot de kliniek waar de oogarts werkzaam is. Daar is een staaroperatie
aan het rechteroog afgesproken, welke afspraak later door klager is afgezegd. Op 6
september 2021 is klager opnieuw in de kliniek gezien wegens slechter zien, met name
van het rechteroog. Bij onderzoek werd beiderzijds naast een visusafwijking ook staar
vastgesteld. Klager heeft op 18 oktober 2021 een staaroperatie aan het rechteroog
ondergaan en op 22 november 2021 aan het linkeroog. De oogarts heeft beide operaties
uitgevoerd.
2.2 Klager verwijt de oogarts dat hij bij de eerste operatie geen acht heeft geslagen
op de medicatielijst en hem een verkeerd medicijn (Yellox oogdruppels) heeft voorgeschreven,
waardoor klager ’s nachts een neusbloeding heeft gekregen. Daardoor is hij bijna gestikt.
Verder heeft de oogarts volgens klager bij de tweede operatie een verkeerde lens geplaatst.
Die lens functioneert niet, omdat die geen cilinder heeft, ondanks dat in het oog
een cilindrische afwijking was vastgesteld. Klager heeft klachten van trilling en
wazig zien en slechter zicht dan vóór de operatie.
2.3 De oogarts heeft de klacht bestreden.
2.4 Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Hierna licht het college
deze beslissing verder toe.
3. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
3.1 Het college moet beoordelen of de oogarts met inachtneming van de geldende
beroepsnormen de zorg heeft verleend die van hem mocht worden verwacht. De norm daarvoor
is ‘de redelijk bekwame en redelijk handelende’ oogarts. Daarbij gaat het er niet
om of het beter had gekund, maar of de beroepsnormen met zich meebrengen dat het ook
anders had gemoeten.
Klachtonderdeel 1: de gebruikte oogdruppels na de operatie aan het rechteroog
3.2 De oogarts heeft klager het gebruik van Yellox (broomfenac) voorgeschreven
na de eerste staaroperatie. Dat is gebruikelijk, ook bij patiënten die bloedverdunners
gebruiken. De oogdruppels zijn bedoeld om ontstekingen te verminderen en ook de kans
op maculaoedeem (vochtophoping in de gele vlek). Dat is belangrijk om te zorgen dat
het oog goed geneest. Er bestaat bij het gebruik van Yellox een zeldzame kans op een
(neus)bloeding. Als een patiënt bloedverdunners gebruikt - waaronder acetylsalicylzuur,
zoals bij klager het geval is - wordt wel geadviseerd om extra voorzichtig te zijn
met het gebruik van Yellox, omdat die combinatie een hogere kans geeft op bloedingen.
Een harde contra-indicatie is het gebruik van bloedverdunners door de patiënt echter
niet. Er is pas sprake van een contra-indicatie bij het voorschrijven van Yellox als
een eerdere allergische reactie op deze of vergelijkbare medicatie (NSAID’s, waaronder
acetylsalicylzuur) is opgetreden. Dit staat ook vermeld in de bijsluiter van Yellox,
die klager heeft meegestuurd:
“Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
(…)
U hebt last van astma, een huidallergie of intense ontstekingen in uw neus als u andere
NSAID’s gebruikt. Voorbeelden van NSAID’s zijn: acetylsalicylzuur (…).”
Van een dergelijke allergie bij klager blijkt niet uit het dossier. Het is duidelijk
dat de neusbloeding voor klager een angstige ervaring is geweest. De oogarts heeft
echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door klager de Yellox oogdruppels
voor te schrijven. Het college merkt daarbij op dat de oogarts na de tweede operatie
in overleg met klager andere oogdruppels heeft voorgeschreven, wat gelet op de bij
klager opgetreden neusbloeding zorgvuldig was.
Klachtonderdeel 2: de bij de operatie in het linkeroog geplaatste lens
3.3 Uit het medisch dossier blijkt dat op 6 september 2021 onderzoek is verricht
naar de afwijkingen van het zicht van klager. Op die dag is de staaroperatie aan het
rechteroog afgesproken. In dat kader is met klager besproken dat de mogelijkheid bestond
een multifocale of torische intraoculaire lens te plaatsen, waarbij de scherpte van
het zicht en/of de cilinder (deels) kan worden gecorrigeerd. Klager wilde om financiële
redenen van deze mogelijkheid geen gebruik maken. Dat betekende dat geen aanpassing
zou plaatsvinden van de cilinder en dat voor optimaal zicht veraf en dichtbij nog
een bril nodig zou zijn.
3.4 Bij onderzoek op 22 september 2021 is in het linkeroog van klager een belangrijke
cilindrische afwijking (corneaal astigmatisme) vastgesteld. Klager wenste desondanks
geen verminderde brilafhankelijkheid. Bij controle van het geopereerde rechteroog
op 16 november 2021 werd de staaroperatie aan het linkeroog gepland op 22 november
2021. Nogmaals is in het dossier vastgelegd dat klager geen torische lens wilde ter
reductie van de cilinder.
3.5 Uit de diverse onderzoeken en visusmetingen na de operatie aan het linkeroog,
waarbij de oogarts niet meer betrokken is geweest, is gebleken dat het linkeroog er
qua visus niet echt op achteruit is gegaan. Wel is de brilsterkte duidelijk afgenomen.
Voor de visusklachten die klager na de operatie had, is geen duidelijke oorzaak gevonden.
Uit corneatopografisch onderzoek (scan van het hoornvlies) bleek het hoornvlies onregelmatig
(irregulair) te zijn. Dat betekende dat het alsnog plaatsen van een torische lens
het probleem niet zou oplossen. Klager heeft in april 2022 nog een nastaarbehandeling
ondergaan, waarvan het resultaat niet uit het dossier blijkt.
3.6 Het college overweegt het volgende. Met klager is driemaal expliciet besproken
dat de mogelijkheid bestond om bij de staaroperatie(s) een multifocale of torische
lens te plaatsen, maar klager wilde dat niet. Klager heeft er dus voor gekozen de
bestaande cilinder niet bij de operatie aan zijn linkeroog te laten corrigeren en
wist dat hij na de operatie nog een correctie nodig zou hebben in de vorm van een
bril of contactlenzen. Voor en na de operatie is dezelfde cilinder gemeten. Het is
dan ook niet aannemelijk dat de na de operatie resterende visusproblemen van klager
het gevolg zijn van de plaatsing van de niet-torische lens. Er is geen duidelijke
verklaring voor die klachten. Het dossier geeft echter geen aanknopingspunten voor
de stelling dat er bij de staaroperatie iets mis is gegaan.
3.7 Naar het oordeel van het college is de oogarts dus niet tekort geschoten in
de zorg voor klager bij de keuze van de lens of anderszins tijdens de staaroperatie.
Het is uiteraard voor klager heel naar dat hij klachten van trilling en wazig zien
ondervindt sinds de operatie. Helaas kan een staaroperatie dit soort klachten veroorzaken,
maar het is niet aannemelijk dat dit aan de ingebrachte lens ligt. Verder betekent
het ontstaan van dergelijke klachten niet dat er bij de operatie een fout is gemaakt.
Ook bij een geslaagde operatie kan het voorkomen dat er klachten blijven bestaan of
nieuwe klachten ontstaan. Klager heeft naar voren gebracht dat andere oogartsen hem
hebben verteld dat het oog beschadigd zou zijn, maar hij heeft dit verder niet onderbouwd
en het college ziet daarvoor geen aanwijzingen in de stukken. De oogarts heeft duidelijk
gemaakt dat hij het ook heel vervelend vindt voor klager dat hij nieuwe klachten heeft.
Het enige wat de behandelende artsen daaraan kunnen doen is stap voor stap, via verder
onderzoek, mogelijke oorzaken uitsluiten en een zo goed mogelijke oplossing zoeken
voor de door klager ervaren problemen. Uit het dossier blijkt dat dit ook gebeurt.
Van de ontstane situatie valt de oogarts geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.
Conclusie
3.8 De conclusie is dat de klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond is. ”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten
en omstandigheden die het Regionaal Tuchtcollege heeft vastgesteld. Deze weergave
is in beroep niet of in elk geval onvoldoende, bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
Omvang van de zaak in beroep
4.1 Klager is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Hij
wil met zijn beroep de klacht in volle omvang door het Centraal Tuchtcollege laten
beoordelen. Het beroep van klager strekt ertoe dat het Centraal Tuchtcollege de klacht
alsnog gegrond verklaart.
4.2 De oogarts heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Hij is van mening dat
het beroep van klager moet worden verworpen en de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege
moet worden bevestigd.
Inhoudelijke beoordeling
4.3 Het Centraal Tuchtcollege is net als het Regionaal Tuchtcollege van oordeel
dat de klacht van klager ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege licht dat hierna
toe.
4.4 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de aan het
Regionaal Tuchtcollege voorgelegde klacht en het debat dat partijen daarover schriftelijk
bij dat tuchtcollege hebben gevoerd. Het door het Regionaal Tuchtcollege opgebouwde
zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.
In beroep hebben partijen het debat schriftelijk nog een keer gevoerd. Daarbij heeft
ieder van hen standpunten ingenomen over de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde
feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge
behandeling op 9 oktober 2023 is dat debat voortgezet.
4.5 Het Centraal Tuchtcollege komt op grond van het schriftelijk en mondeling debat
ter terechtzitting in beroep over het handelen van de oogarts tot dezelfde constateringen
als het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege neemt datgene wat het Regionaal
Tuchtcollege onder ‘3. De overwegingen van het college’ heeft overwogen hier over.
Daarmee sluit het Centraal Tuchtcollege zich aan bij het oordeel van het Regionaal
Tuchtcollege dat de oogarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door
Yellox oogdruppels voor te schrijven, en dat de oogarts niet is tekort geschoten in
de zorg voor klager bij de keuze van de lens of anderszins tijdens de staaroperatie.
Dit betekent dat het beroep zal worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter,
T. Dompeling en J. Legemaate, leden-juristen en B.L.M. Zijlmans en J.G. Bollemeijer,
leden-beroepsgenoten en E. van der Linde, secretaris
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 oktober 2023.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.