ECLI:NL:TGZCTG:2023:137 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1798

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2023:137
Datum uitspraak: 09-10-2023
Datum publicatie: 09-10-2023
Zaaknummer(s): C2023/1798
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater. Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging. Eind 2021 is hij overgeplaatst naar een andere tbs-kliniek, waar de psychiater werkzaam is als hoofd behandeling op de opname- en diagnostiekafdeling. Na een intakegesprek heeft de psychiater besloten het door klager gebruikte medicijn Ritalin om te zetten in langwerkend methylfenidaatpreparaat (Concerta) en nader onderzoek te doen naar de indicatie. Nadien is ook de verstrekking van Concerta gestaakt. Klager verwijt de psychiater dat de verstrekking van Ritalin zonder deugdelijk onderzoek is gestaakt en dat de psychiater door zowel de rol van psychiater als die van hoofd behandeling te vervullen, aan klager een onafhankelijk oordeel van een psychiater heeft onthouden. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege handhaaft deze beslissing.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/1798 van 
            A., verblijvend in B., appellant, klager in eerste aanleg,
            hierna: klager, gemachtigde: mr. S. Marjanović, advocaat 
            in Den Haag,
tegen
            C., psychiater, werkzaam in B., verweerder in beide
            instanties, hierna: de psychiater, gemachtigde: 
            mr. P.H.N. Keuning, verbonden aan DAS rechtsbijstand in                     Amsterdam.
1.    Procesverloop 
Klager heeft op 28 december 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege in Den Haag een klacht ingediend tegen de psychiater. Vanwege de samenvoeging van de regionale tuchtcolleges in Den Haag en Amsterdam tot één regionaal tuchtcollege te Amsterdam, met ingang van 1 april 2022, is de bevoegdheid tot behandeling van deze zaak per 
1 april 2022 overgegaan op het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam. Dat laatste college heeft bij beslissing van 11 november 2022, onder nummer A2021/3745, de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Klager heeft tegen die beslissing beroep ingesteld. Bij beslissing van 13 maart 2023 heeft de voorzitter van het Centraal Tuchtcollege klager in het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift niet binnen de beroepstermijn was ingediend. Bij beslissing van 12 april 2023 heeft het Centraal Tuchtcollege het daartegen door klager aangetekende verzet gegrond verklaard en bepaald dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet. De psychiater heeft een verweerschrift in beroep ingediend. De zaak is in beroep behandeld op de openbare zitting van het Centraal Tuchtcollege van 20 september 2023. Daar is verschenen de psychiater, bijgestaan door mr. P.H.N. Keuning, voornoemd. Ook de gemachtigde van klager, mr. S. Marjanović, is daar verschenen. Klager heeft de zitting bijgewoond door middel van een videoverbinding. Partijen hebben hun standpunten op de zitting verder toegelicht. 
2.    Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd. 
        “2.    De kern van de zaak
2.1    Klager, 40 jaar oud, is op 28 oktober 2013 veroordeeld tot een gevangenisstraf en TBS met dwangverpleging. Vanaf 4 september 2017 verbleef hij in TBS-kliniek D.. Op 20 december 2021 is hij overgeplaatst naar TBS kliniek E., waar de psychiater werkzaam is als psychiater en hoofd behandeling op de opname- en diagnostiek-afdeling. Op 21 december 2021 heeft de psychiater met klager een intakegesprek gevoerd. De psychiater heeft toen met klager besproken dat hij – in de beschikbare documentatie en op basis van het psychiatrisch onderzoek – geen eenduidige indicatie voor een behandeling met methylfenidaat zag. Hij besloot daarom, om het risico op misbruik te verlagen, vooralsnog het door klager gebruikte medicijn Ritalin om te zetten in een langwerkend methylfenidaatpreparaat (Concerta) en nader onderzoek naar de indicatie te doen.
2.2    Op 23 februari 2022 heeft de psychiater met klager de resultaten van het op 
18 januari 2022 en op 10 februari 2022 verrichte dossieronderzoek besproken. De psychiater had onvoldoende aanwijzingen gevonden voor de diagnose ADHD. De indicatie voor het voorschrijven en gebruik van methylfenidaat was daarmee komen te vervallen en de psychiater heeft dit middel (zowel in de vorm van Ritalin als in de vorm van Concerta) daarom niet meer aan klager verstrekt. In de periode hierna heeft de psychiater op basis van nadere informatie over de eerdere behandeling van klager en eigen diagnostische bevindingen geconcludeerd dat de diagnose ADHD onvoldoende  
is onderbouwd. Aan klager is dus sinds 23 februari 2022 geen methylfenidaat meer verstrekt.
2.3    Klager is het hier niet mee eens. Hij vindt dat de verstrekking van Ritalin zonder deugdelijk onderzoek is gestaakt. Ook is klager van mening dat de psychiater door zowel de rol van psychiater als die van hoofd behandeling te vervullen, aan klager een onafhankelijk oordeel van een psychiater heeft onthouden.
2.4    De psychiater heeft de klacht bestreden. Het verweer wordt voor zover nodig hierna verder besproken.
3.    De overwegingen van het college
3.1    Het college komt tot de conclusie dat de psychiater niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het college licht dat als volgt toe.


De onafhankelijkheid van de psychiater
3.2    Dat de psychiater ook als hoofd behandeling op de opname- en diagnostiekafdeling werkzaam is, en in die functie het intakegesprek met klager heeft gevoerd, betekent niet dat hij klager niet (ook) als psychiater kan onderzoeken en behandelen. Zonder toelichting – die klager niet heeft gegeven – valt niet in te zien waarom de psychiater na het voeren van het intakegesprek geen onafhankelijk oordeel als psychiater zou kunnen geven.
3.3    Dit klachtonderdeel is dus ongegrond.
Het beëindigen van het gebruik van een methylfenidaatpreparaat
3.4    Dat de psychiater het verstrekken van een methylfenidaatpreparaat aan klager heeft beeïndigd vanwege een incident drie jaar eerder met iemand anders in de kliniek, is een bewering van klager die niet wordt ondersteund door het dossier. Gelet op het gebrek aan een eenduidige indicatie voor het gebruik van Ritalin, is de handelswijze van de psychiater om dit middel om te zetten in een langwerkend methylfenidaatpreparaat (Concerta) en nader onderzoek te doen naar de indicatie niet onzorgvuldig. De conclusie van de psychiater (na dossieronderzoek en observaties) dat er niet aan de diagnostische criteria van ADHD wordt voldaan, kan het college volgen. Het college ziet geen reden om te twijfelen aan de deugdelijkheid van het onderzoek van de psychiater. Klager heeft dit verwijt verder ook niet geconcretiseerd.  
3.5    Dit klachtonderdeel is dus ongegrond.
Conclusie
3.6    Gelet op het bovenstaande is het zonder meer duidelijk dat de klacht (in al haar onderdelen) ongegrond is.”
3.    Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg. Die weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende bestreden.
4.     Beoordeling van het beroep
4.1    Klager is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Hij verzoekt het Centraal Tuchtcollege om de beslissing van dat college te vernietigen en de klacht alsnog gegrond te verklaren. 
 4.2    De psychiater heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hij verzoekt het Centraal Tuchtcollege het beroep van klager te verwerpen. 
4.3     Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk en mondeling gevoerde debat. In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 september 2023 is dat debat voortgezet.
4.4    De behandeling van de zaak in beroep heeft geen ander licht op de zaak geworpen. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met de overwegingen en het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege over de klacht en neemt deze overwegingen en dit oordeel integraal over. Het Centraal Tuchtcollege ziet in dat wat klager in beroep naar voren heeft gebracht geen reden om te twijfelen aan de de onafhankelijkheid en aan de zorgvuldigheid van het onderzoek van de psychiater en kan – net als het Regionaal Tuchtcollege – de psychiater in zijn conclusies volgen.
4.5    Uit het voorgaande volgt dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep wordt verworpen.
5.    De beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
    verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter, B.J.M. Frederiks en A.S. Gratama, leden juristen, I.A. de Boer en E.J. Stevelmans, leden beroepsgenoten en E.D. Boer, secretaris, en uitgesproken op de zitting van 9 oktober 2023.                 Voorzitter   w.g.                    Secretaris  w.g.