ECLI:NL:TGDKG:2023:97 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/707361 / DW RK 21/420 MdV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:97
Datum uitspraak: 24-11-2023
Datum publicatie: 30-11-2023
Zaaknummer(s): C/13/707361 / DW RK 21/420 MdV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder onder meer dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte vakantiegeld heeft ingehouden. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 24 november 2023 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/707361 / DW RK 21/420 MdV/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen per e-mail van 18 september 2021, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 20 oktober 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Klager heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2023 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op24 november 2023.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • De gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis van 29 januari 2009 van de kantonrechter te Rotterdam, waarin klager is veroordeeld om een geldsom te betalen. Dit vonnis is op 14 september 2009 aan klager betekend.
  • Op 8 april 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal derdenbeslag gelegd onder de gemeente Rotterdam, op de Participatiewet-uitkering van klager. Daarbij is een beslagvrije voet vastgesteld van € 686,00 per maand.
  •  Het derdenbeslag is bij exploot van 15 april 2021 aan klager overbetekend, waarbij ook de beslagvrije voet aan klager is meegedeeld.

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder - samengevat - dat de gerechtsdeurwaarder:

  1. ten onrechte het vakantiegeld van 2021 heeft ingehouden;
  2. geen rekening heeft gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en zijn verplichtingen aan andere schuldeisers;
  3. is uitgegaan van verkeerde bedragen bij de berekening van de beslagvrije voet van 29 juni 2021.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Gerechtsdeurwaarders zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen voor handelen of nalaten in strijd met de Gerechtsdeurwaarderswet en voor handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Dit is bepaald in artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw). In deze beslissing wordt beoordeeld of de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijt treft in de zin van dat artikel.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de kamer als volgt. Klager heeft aangevoerd dat zijn inkomen in de jaren 2020 en 2021 lager was dan de beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarder heeft daarom geen beslag mogen leggen op het vakantiegeld dat klager heeft opgebouwd in deze periode, aldus klager.

4.3 De gerechtsdeurwaarder heeft toegelicht dat sinds 1 januari 2021, op grond van artikel 475dc Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv), in elk geval 5% van het netto inkomen (inclusief vakantiebijslag) als afloscapaciteit wordt gehanteerd. Dit betekent dat, óók als het inkomen van klager in 2021 lager was dan de beslagvrije voet, 5% daarvan mocht worden ingehouden.

4.4 Dit geldt niet voor het gehele bedrag van het in juni 2021 uitgekeerde vakantiegeld, omdat dit is opgebouwd vanaf juni 2020, toen het huidige artikel 475dc Rv nog niet van kracht was. Het uitgekeerde vakantiegeld moet – gelet op het arrest van de Hoge Raad van 31 oktober 2014[1] – worden gelijkgesteld aan nabetalingen die ieder moeten worden toegerekend aan de maand waarin het desbetreffende gedeelte van het vakantiegeld is opgebouwd. In dit geval dient een deel van het in 2021 uitgekeerde vakantiegeld dus te worden toegerekend aan de maanden juni tot en met december 2020. De gerechtsdeurwaarder heeft om die reden een deel van het in 2021 ingehouden geld aan klager gerestitueerd. Van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen ten aanzien van klachtonderdeel a is dan ook niet gebleken.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de kamer als volgt. Klager heeft aangevoerd dat hij € 200,00 per maand overmaakt aan zijn partner in Suriname en dat er andere schuldeisers zijn “die zich bevoorrecht voelen”. De gerechtsdeurwaarder heeft daar tegenover gesteld dat deze kostenposten geen invloed hebben op de berekening van de beslagvrije voet, die hij volgens de wet en aan de hand van de daartoe bestemde rekentool heeft gemaakt. Voor zover klager meent dat dit niet klopt dient hij zich te wenden tot de civiele (kanton) rechter. In deze tuchtrechtprocedure kan hierover geen oordeel worden gegeven en wordt volstaan met de constatering dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen ten aanzien van klachtonderdeel b niet is gebleken.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de kamer dat klager niet concreet heeft onderbouwd dat de gerechtsdeurwaarder bij het berekenen van de beslagvrije voet van verkeerde gegevens is uitgegaan. Van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen ten aanzien van dit klachtonderdeel is dus evenmin gebleken.

4.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, en mr. M.C.M. Hamer en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 november 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

[1] ECLI:NL:HR:2014:3068