ECLI:NL:TGDKG:2023:95 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/737900 / DW RK 23/279 MdV/SM
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2023:95 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-11-2023 |
Datum publicatie: | 30-11-2023 |
Zaaknummer(s): | C/13/737900 / DW RK 23/279 MdV/SM |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klager beklaagt zich er onder meer over dat de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet niet respecteert. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 24 november 2023 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 25 juli 2023 met zaaknummer C/13/724283 / DW RK 22/391 EdV/WdJ en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/737900 / DW RK 23/279 MdV/SM ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
[ ],
toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde,
gemachtigde: [ ].
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 25 oktober 2022, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 8 december 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 25 juli 2023 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 25 juli 2023. Bij brief, ingekomen op 4 augustus 2023, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2023 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder met haar gemachtigde zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 24 november 2023.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- Op 27 mei 2021 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank ten laste van klager. Hierbij is de beslagvrije voet vastgesteld op € 815,- per maand.
- Bij brief van 30 augustus 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld dat de beslagvrije voet is herzien en is vastgesteld op € 0,- per maand.
- Op 1 september 2022 heeft klager bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de beslagvrije voet.
- Bij brief van 2 september 2022 is aan klager verzocht om jaarstukken van zijn onderneming.
- Bij brief van 26 september 2022 heeft klager nogmaals bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de beslagvrije voet.
4. De oorspronkelijke klacht
Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet niet respecteert en kennelijk geen rekening houdt met de gegevens van de Basisregistratie Personen en de Belastingdienst.
5. De beslissing van de voorzitter
5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:
4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaarders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.2 Uit de overgelegde producties blijkt dat de beslagvrije voet bij het beslag onder de Sociale Verzekeringsbank is vastgesteld aan de hand van de beschikbare gegevens van de Sociale Verzekeringsbank, Stichting Pensioenfonds ABP en de rekentool van de overheid. Nadat was gebleken dat klager zelfstandig werkzaam is als belastingconsulent en belastingadviseur en klager nooit inzicht en informatie heeft willen geven over zijn werkelijke inkomenspositie is de beslagvrije voet herzien. Klager is vervolgens verzocht om bewijsstukken teneinde het werkelijke inkomen van klager te kunnen bepalen. Niet gebleken dan wel aannemelijk is gemaakt dat klager de gevraagde stukken heeft overgelegd. Indien klager het met de hoogte van de beslagvrije voet niet eens is, dient hij zich te wenden tot de gewone rechter. De tuchtrechter oordeelt slechts of er tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld en is niet bevoegd om de beslagvrije voet vast te stellen. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.
5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.
6. De gronden van het verzet
In verzet heeft klager – naar de kamer begrijpt – aangevoerd zich te beklagen over het feit dat de gerechtsdeurwaarder uitgaat van een fictief inkomen van € 48.000,- als zelfstandige. Klager is geen DGA maar heeft als ondernemer een eenmanszaak. Er is geen sprake van gebruikelijk loon.
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. Klager heeft weliswaar aanslagen Zorgverzekeringswet aan de gerechtsdeurwaarder toegezonden, maar deze bieden onvoldoende inzicht in het totale inkomen van klager zoals dat bijvoorbeeld kan blijken uit aanslagen van de Belastingdienst, en dat zou moeten leiden tot de vaststelling van een (hogere) beslagvrije voet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.
7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, en mr. M.C.M. Hamer en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 november 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.