ECLI:NL:TGDKG:2023:92 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/714389 / DW RK 22/89 MK/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:92
Datum uitspraak: 13-11-2023
Datum publicatie: 14-11-2023
Zaaknummer(s): C/13/714389 / DW RK 22/89 MK/WdJ
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht ongegrond. Klaagster beklaagt zich onder meer over het niet terugbetalen van teveel geïnde gelden, de kosten van beslag, onduidelijkheid over servicekosten en dat ze geen specificaties van de vorderingen krijgt.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 13 november 2023 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/714389 / DW RK 22/89 MK/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klaagster,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigde: [  ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 24 februari 2022, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 19 mei 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 2 oktober 2023 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 13 november 2023.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is belast (geweest) met meerdere vorderingen op klaagster.

-           Op 7 juni 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder in dossiernummer 23652278 op verzoek van CZ Zorgverzekeringen beslag op de zorgtoeslag van klaagster gelegd.

-           Op 15 februari 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder in dossiernummer 24439441 op verzoek van het CAK beslag op de AOW-uitkering van klaagster gelegd.

-           Op 1 maart 2019 is het beslag op de zorgtoeslag van klaagster opgeheven, vanwege volledige betaling van dossiernummer 23652278.

-           Op 25 maart 2019 is in dossiernummer 23036642 op verzoek van [  ] beslag op de AOW-uitkering van klaagster gelegd.

-           Op 3 juni 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder in dossiernummer 25108340 op verzoek van CZ Zorgverzekeringen opnieuw beslag op de zorgtoeslag van klaagster gelegd. Het beslag is vervolgens opgeheven en de kosten van het beslag zijn niet in rekening gebracht aan klaagster. De ontvangen inhouding heeft de gerechtsdeurwaarder teruggestort aan de Belastingdienst.

-           Op 23 juni 2019 heeft de laatste inhouding op de AOW-uitkering van klaagster plaatsgevonden in het dossier van het CAK en is dossiernummer 24439441 vervolgens gesloten.

-           Op 18 december 2019 is in dossiernummer 25108340 op verzoek van CZ Zorgverzekeringen beslag op de AOW-uitkering van klaagster gelegd.

-           Bij brief van 7 februari 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster een overzicht van de openstaande vorderingen bij [  ] en CZ Zorgverzekeringen verstrekt.

-           De dossiers van [  ] (dossiernummer 23036642) en CZ Zorgverzekeringen (dossiernummer 25108340) zijn gesloten, nadat de vorderingen met de laatste inhoudingen op de AOW-uitkering van klaagster op 21 april 2022 volledig zijn voldaan.

3. De klacht

Klaagster beklaagt zich er - voor zover de kamer begrijpt - samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: in maart 2019 een nieuwe beslagvrije voet heeft berekend en het beslag op de zorgtoeslag van klaagster heeft opgeheven, maar weigert de teveel door klaagster betaalde bedragen terug te storten en de onzinnig gemaakte kosten ongedaan te maken;

b: in juni 2019 opnieuw beslag op de zorgtoeslag van klaagster heeft gelegd en vervolgens weer heeft opgeheven, zonder de gemaakte kosten terug te draaien;

c: het verzoek van klaagster om toepassing van de hardheidsclausule heeft afgewezen;

d: de klachten van klaagster niet rechtmatig afhandelt;

e: de overzichten van de gerechtsdeurwaarder niet kloppen en de gerechtsdeurwaarder geen duidelijkheid geeft over teruggave van de teveel betaalde servicekosten. Klaagster wordt van het kastje naar de muur gestuurd;

f: de gerechtsdeurwaarder geen gespecificeerd overzicht geeft over hoe alle inhoudingen op de uitkering van klaagster zijn verdeeld tussen CZ Zorgverzekeringen en [  ].

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. Uit de klacht alsmede de overgelegde producties kan niet worden opgemaakt tegen welke gerechtsdeurwaarder de klacht is ingediend dan wel welke gerechtsdeurwaarder de beklaagde handeling heeft verricht. Daarom wordt de verweervoerende gerechtsdeurwaarder, werkzaam en verantwoordelijk bij het kantoor waar de dossiers van klaagster in behandeling zijn (geweest), aangemerkt als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beschikking rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder klaagster bij brief van 18 maart 2019 heeft geïnformeerd dat de beslagvrije voet na de door klaagster overgelegde stukken is herberekend en is vastgesteld op € 1.089,20 per maand. Klaagster is in de brief tevens geïnformeerd dat het beslag op de zorgtoeslag is opgeheven. In het verweerschrift heeft de gerechtsdeurwaarder aangegeven dat het beslag op de zorgtoeslag van klaagster op

1 maart 2019 is opgeheven vanwege volledige betaling van de vordering van

CZ Zorgverzekering in dossiernummer 23652278. Niet gebleken dan wel met stukken onderbouwd is dat de gerechtsdeurwaarder onnodige kosten met het gelegde beslag heeft gemaakt. Uit het verweerschrift blijkt verder dat de gerechtsdeurwaarder klaagster op 3 april 2019 een bedrag van € 192,79 heeft terugbetaald. Vervolgens is de beslagvrije voet op verzoek van klaagster en na overlegging van nadere stukken in april 2019 en juni 2019 opnieuw herberekend en zijn de teveel door de gerechtsdeurwaarder ontvangen bedragen aan klaagster terugbetaald. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is op dit klachtonderdeel niet gebleken.

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de kamer dat uit het verweerschrift blijkt dat de gerechtsdeurwaarder geen kosten bij klaagster in rekening heeft gebracht voor het op 3 juni 2019 gelegde beslag op de zorgtoeslag van klaagster. De door de gerechtsdeurwaarder in juni 2019 ontvangen gelden zijn door de gerechtsdeurwaarder teruggestort aan de Belastingdienst. Dit klachtonderdeel stuit hierop af.

5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de kamer dat klaagster zich met haar verzoek om toepassing van de hardheidsclausule conform artikel 475fa van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tot de kantonrechter dient te wenden. Een tuchtrechtelijk verwijt kan de gerechtsdeurwaarder op dit klachtonderdeel niet gemaakt worden.

5.5 Ten aanzien van klachtonderdeel d overweegt de kamer dat voor zover klaagster zich beklaagt over de hoogte van de beslagvrije voet, dit geen kwestie is die ter beoordeling van de kamer staat. Dit is slechts anders als sprake is van evidente fouten of handelen tegen beter weten in. Hiervan is niet gebleken. Uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet steeds heeft (her)berekend aan de hand van de bij hem bekende gegevens. Indien klaagster het met de berekende beslagvrije voet niet eens is, dient zij zich tot de gewone rechter te wenden. Het tuchtrecht is hiervoor niet de geëigende weg.

5.6 Ten aanzien van klachtonderdeel e heeft de gerechtsdeurwaarder verwezen naar het vonnis van de kantonrechter te Middelburg van 2 augustus 2017 waarin de kantonrechter in rechtsoverweging 6.2 heeft overwogen dat verrekening van de servicekosten met een huurachterstand op grond van artikel 4.1 van de van toepassing zijnde algemene voorwaarden is toegestaan. Klaagster heeft niet aannemelijk gemaakt dan wel met stukken onderbouwd dat de overzichten van de gerechtsdeurwaarder niet kloppen. Indien klaagster het met de hoogte van de vordering niet eens is dient zij een executiegeschil bij de gewone rechter op te starten.

5.7 Ten aanzien van klachtonderdeel f overweegt de kamer dat uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde specificatie van 7 februari 2022 blijkt welke bedragen er in mindering zijn gebracht op de vorderingen van [  ] en CZ Zorgverzekeringen. Met het DBR-inzagerapport is klaagster tevens inzicht gegeven in de inhoudingen. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is op dit klachtonderdeel niet gebleken.

5.8 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. L. Voetelink en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 november 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.