ECLI:NL:TGDKG:2023:91 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/737885 / DW RK 23/278 MK/WdJ
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2023:91 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-11-2023 |
Datum publicatie: | 14-11-2023 |
Zaaknummer(s): | C/13/737885 / DW RK 23/278 MK/WdJ |
Onderwerp: | Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. Klaagster beklaagt zich erover dat de gerechtsdeurwaarders weigeren stukken en informatie te overleggen. Verzet ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 13 november 2023 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 1 augustus 2023 met zaaknummer C/13/725617 / DW RK 22/427 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/737885 / DW RK 23/278 MK/WdJ ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klaagster,
tegen:
1. [ ],
toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],
2. [ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagden,
gemachtigde: [ ].
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 17 november 2022, heeft klaagster een klacht ingediend tegen gerechtsdeurwaarder sub 1. Bij verweerschrift, ingekomen op 8 december 2022, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 1 augustus 2023 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van diezelfde datum aan klaagster toegezonden. Bij brief, ingekomen op
2 augustus 2023, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 2 oktober 2023 alwaar klaagster is verschenen. De gerechtsdeurwaarders zijn, met
kennisgeving, niet verschenen. De uitspraak is bepaald op 13 november 2023.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- Op 5 maart 2018 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 executoriaal beslag gelegd onder de broer van klaagster, op al hetgeen hij verschuldigd was of zou worden aan [ ].
- Bij e-mail van 10 augustus 2022 heeft klaagster, als testamentair executeur van de nalatenschap van haar overleden broer, de gerechtsdeurwaarders verzocht om informatie ten aanzien van de vordering van [ ].
- Hierop hebben de gerechtsdeurwaarders klaagster bij e-mail van 11 augustus 2022 medegedeeld dat er op 5 maart 2018 beslag is gelegd op tegoeden die de broer van klaagster aan [ ] verschuldigd was en dat de vordering op 6 maart 2020 volledig is betaald.
- Bij e-mail van 11 augustus 2022 heeft klaagster nog een aantal stukken bij de gerechtsdeurwaarders opgevraagd.
- Hierop hebben de gerechtsdeurwaarders op diezelfde dag een kopie van het beslag en een overzicht van de ontvangen betalingen aan klaagster verstrekt. De gerechtsdeurwaarders hebben hierbij aangegeven dat zij geen kopie van de overbetekening van het gelegde beslag kunnen sturen, omdat dit persoonlijk voor [ ] bestemd is en tevens dat ze geen titel meer in hun bezit hebben.
- Bij e-mail van 16 november 2022 heeft klaagster nadere informatie aan de gerechtsdeurwaarders gevraagd.
- Hierop hebben de gerechtsdeurwaarders bij e-mail van diezelfde dag klaagster de destijds betekende titel verstrekt en aangeven dat er geen verdere informatie zal worden verstrekt.
4. De oorspronkelijke klacht
Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder weigert informatie en stukken te overleggen, teneinde de belangen van alle betrokkenen, waaronder klaagster in het bijzonder als vereffenaar, te schaden.
5. De beslissing van de voorzitter
5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:
4.3 De stelling van klaagster dat zij in het voorjaar van 2020 contact met de gerechtsdeurwaarders heeft gezocht over het opheffen van het beslag, dat vertragend werkte en tijd en geld kostte, kan niet slagen. Uit het verweerschrift blijkt dat de broer van klager op 4 maart 2020 telefonisch contact met het kantoor van de gerechtsdeurwaarders heeft opgenomen en op 6 maart 2020 een betaalbewijs naar de gerechtsdeurwaarders heeft gemaild. Hierop is het gelegde beslag op 9 maart 2020 doorgehaald, terwijl de gelden pas op 10 maart 2020 zijn bijgeschreven. De voorzitter ziet geen reden om hier aan te twijfelen. Dit onderdeel van de klacht stuit hierop af.
4.4 Uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder alle gevraagde informatie en stukken aan klaagster heeft verstrekt, met uitzondering van de overbetekening van het beslag. Nu deze overbetekening persoonlijk voor [ ] bestemd is, heeft klaagster geen recht om de overbetekening te ontvangen. Er is geen sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen door de gerechtsdeurwaarders.
5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.
6. De gronden van het verzet
6.1 In verzet heeft klaagster aangevoerd dat zij, zonder informatie over wat er is afgesproken, geen goede administratie kan voeren inzake de afronding van de verdeling tussen de ex-echtelieden met betrekking tot de partneralimentatie en gebruiksvergoeding. De gerechtsdeurwaarders hebben klaagster de meeste informatie gegeven, maar de verklaring derdenbeslag ontbreekt nog.
6.2 Klaagster heeft verder aangevoerd dat het hier niet om een “losse zaak” gaat zoals in het verweerschrift is aangegeven.
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
7.1 Voor zover klaagster nieuwe klachten in verzet heeft aangevoerd kan zij daarin niet worden ontvangen. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld.
7.2 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt. Het door klaagster ter zitting aangevoerde maken dit niet anders. Ook ten aanzien van de niet verstrekte derdenverklaring komt de kamer niet tot een ander oordeel dan de voorzitter.
7.3 De kamer wil de gerechtsdeurwaarder wel meegeven dat de toonzetting van de gerechtsdeurwaarder in het verweerschrift niet is zoals van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht. Zo heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster in het verweerschrift voor leugenaar uitgemaakt, terwijl gebleken is dat klaagster als mentor van haar broer tijdens zijn ziekte wel degelijk contact met de gerechtsdeurwaarder heeft gehad over het opheffen van beslag. Dit is echter onvoldoende voor het oordeel van tuchtrechtelijk laakbaar handelen.
7.4 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
7.5 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter,
mr. L. Voetelink en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 november 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.