ECLI:NL:TGDKG:2023:90 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/737873 / DW RK 23/277 MK/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:90
Datum uitspraak: 13-11-2023
Datum publicatie: 14-11-2023
Zaaknummer(s): C/13/737873 / DW RK 23/277 MK/WdJ
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klager stelt dat sprake is van spookvorderingen. Verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 13 november 2023 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 1 augustus 2023 met zaaknummer C/13/725024 DW RK 22/409 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/737873 / DW RK 23/277 MK/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klager,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigde: [  ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 4 november 2022, heeft klager een klacht

ingediend tegen (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder. Klager heeft zijn klacht aangevuld bij e-mails met bijlagen, ingekomen op 8 en 13 november 2022 en 4 en

23 december 2022. Bij verweerschrift, ingekomen op 30 december 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 1 augustus 2023 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van diezelfde datum aan klager toegezonden. Bij e-mail, ingekomen op 6 augustus 2023, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 2 oktober 2023 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 13 november 2023.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 11 maart 2020 is klager door de kantonrechter veroordeeld een vordering van VGZ te voldoen.

-           Op 20 april 2020 is beslag gelegd op de zorgtoeslag van klager.

-           [  ] is de eerste beslaglegger, zodat [  ] verantwoordelijk is voor de verdeling van de gelden.

-           Naast het bedrag van de veroordeling van 11 maart 2020 staat een restantvordering open.          

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich - voor zover de voorzitter begrijpt - samengevat over het volgende. [  ] heeft zich schuldig gemaakt aan grove onrechtmatigheden door klager te confronteren met spookvorderingen. [  ] heeft het dossier gesloten zodat VGZ zelfstandig kon overgaan tot het innen van de spookvordering. Inmiddels heeft klager vernomen dat hij zal worden gedagvaard voor het resterende bedrag. [  ] en VGZ liegen zodanig dat klagers rechtspositie is aangetast. Klager heeft onverschuldigd betaald. Daarnaast is klager bewogen er op te vertrouwen dat de zorgtoeslag eerlijk zou worden verdeeld tussen [  ] en [  ]. De gerechtsdeurwaarders hebben klager uit racistisch oogmerk zoveel mogelijk schade berokkend. 

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.2 De voorzitter overweegt het volgende. Klager heeft zijn stelling dat sprake is van niet bestaande vorderingen niet geadstrueerd. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat bij de behandeling van dossiers de door haar opdrachtgevers verstrekte informatie wordt gevolgd. Indien klager van mening is dat dit anders is en dat de vorderingen niet bestaan, dan dient hij zich te wenden tot de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder.

4.3 Klager is veroordeeld door de kantonrechter om een deel van de vordering van VGZ te voldoen. Niet gebleken is dat klager zich heeft verweerd bij de kantonrechter, of een rechtsmiddel heeft aangewend, zodat in ieder geval dat deel van de vordering als rechtmatig dient te worden gekwalificeerd. De gerechtsdeurwaarder heeft om klager niet te confronteren met hoge proceskosten de vordering bij dagvaarding verlaagd naar € 500. Dit bedrag is door de kantonrechter toegewezen. Vervolgens stond een restant vordering open die klager alsnog dient te voldoen. Aan klager is dit duidelijk uitgelegd in de brief van 29 september 2021 van de klachtfunctionaris van [  ]. In deze brief is tevens aan klager uitgelegd dat [  ] de oudste beslaglegger was waardoor deze verantwoordelijk was voor de verdeling van de ontvangen gelden. De voorzitter ziet in deze duidelijk geformuleerde brief geen onregelmatigheden.     

4.4 Klager heeft gesteld dat de gerechtsdeurwaarder zou hebben gehandeld uit racistisch oogmerk. Klager heeft zijn stelling dat hiervan sprake is niet nader geadstrueerd. De voorzitter overweegt dat nergens uit het dossier blijkt dat de gerechtsdeurwaarder klager anders zou behandelen vanwege zijn huidskleur.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de voorzitter de klacht van klager zomaar en uit het niets ongegrond heeft verklaard, als ware klager een tweederangs mens is. De beslissing van de voorzitter geeft klager het gevoel dat hij kennelijk een leugenaar moet zijn.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt.

7.2 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. L. Voetelink en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 november 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.