ECLI:NL:TGDKG:2023:89 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/733387 / DW RK 23/148 MK/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:89
Datum uitspraak: 13-11-2023
Datum publicatie: 14-11-2023
Zaaknummer(s): C/13/733387 / DW RK 23/148 MK/WdJ
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich erover dat de gerechtelijk bewaarder het perceel van klager heeft betreden en actief deelnam aan de vermeende inbeslagname. Verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 13 november 2023 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 21 april 2023 met zaaknummer C/13/719665 DW RK 22/257 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/733387 / DW RK 23/148 MK/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 4 juli 2022, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 8 augustus 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 21 april 2023 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van 24 april 2023 aan klager toegezonden. Bij e-mail, ingekomen op 24 april 2023, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 2 oktober 2023 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op

13 november 2023.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Op 21 juni 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder een bezoek gebracht aan het perceel van klager teneinde conservatoir beslag te leggen. Naast de aanwezigheid van twee hulpofficieren was ook aanwezig

mevrouw [ ], in de hoedanigheid van gerechtelijk bewaarder.

  • Op 21 juni 2021 heeft klager aangifte gedaan bij de politie van verduistering van een hond door de gerechtelijk bewaarder.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich – naar de voorzitter begrijpt – er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder als werkgever van de gerechtelijk bewaarder verantwoordelijk is voor de door haar handelen ontstane schade. De gerechtsdeurwaarder heeft haar als zijn expert meegenomen naar de locatie waar hij geen bevel voor had.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.2 De voorzitter overweegt als volgt. De gerechtsdeurwaarder heeft uitdrukkelijk betwist dat de bij beschikking van 15 juni 2021 benoemde gerechtelijk bewaarder bij hem in dienst is, dan wel aan zijn kantoor is verbonden (als expert). Zonder enige (nadere) onderbouwing van het tegendeel kan niet worden vastgesteld wie het gelijk aan zijn zijde heeft. Daarnaast ziet de voorzitter geen aanleiding om te twijfelen aan de betwisting van de gerechtsdeurwaarder. Wat daarbij een rol speelt is dat het niet uitzonderlijk is dat een gerechtsdeurwaarder en gerechtelijk bewaarder samen op pad worden gestuurd zonder dat een arbeidsrechtelijke verhouding tussen hen bestaat.

4.3 Het voorgaande leidt ertoe dat de voorzitter niet toe komt aan de vraag in hoeverre de gerechtsdeurwaarder enige (tuchtrechtelijke) verantwoordelijkheid draagt voor het handelen van deze persoon. De klacht stuit hierop af.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat het niet noodzakelijk en gewenst was dat de gerechtelijk bewaarder voet zette op het in het verlof van 15 juni 2021 genoemde perceel [ ] en al helemaal niet op het perceel van klager, te weten [ ]. Op het moment dat de gerechtelijk bewaarder het perceel had betreden en actief deelnam aan de vermeende inbeslagname, handelde ze niet meer als gerechtelijk bewaarder maar als “hulpje” van de gerechtsdeurwaarder. In deze functie was ze dan ook bezig met de opdracht die aan de gerechtsdeurwaarder was gegeven, namelijk identificeren en in beslag nemen. Klager verwijst naar artikel 171 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank Oost-Brabant te Den Bosch heeft de gerechtelijk bewaarder aangesteld, met daarin de taak om hetgeen dat in beslag is genomen in bewaring te nemen. Klager kan niet anders concluderen dan dat de opdracht voor de identificatie is gegeven door de gerechtsdeurwaarder, waarmee hij zich aansprakelijk maakt voor de gedragingen van de gerechtelijk bewaarder.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren verder geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt. Dit betekent dat de kamer net als de voorzitter tot het oordeel komt dat in dit geval niet gebleken is dat tussen de gerechtsdeurwaarder en de gerechtelijk bewaarder een arbeidsrechtelijke verhouding bestaat of dat de gerechtsdeurwaarder anderszins verantwoordelijk is voor het handelen van de gerechtelijk bewaarder. Evenmin kan de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt dat hij de gerechtelijk bewaarder heeft meegenomen en op het erf heeft achtergelaten op het moment dat hij met de broer van klager, onder begeleiding van twee politieagenten, de schuur van het perceel binnen ging om te kijken of de betreffende hond aanwezig was. Tot slot geldt dat het gegeven dat de gerechtsdeurwaarder bij het leggen van beslag ook het perceel van [ ] heeft betreden waarop het verlof niet zag al onderwerp is geweest van een eerdere klacht waarbij aan de gerechtsdeurwaarder maatregelen zijn opgelegd (C/13/713845 / DW RK 22/68).

7.2 De kamer is het dus met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet wordt dan ook ongegrond verklaard.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. L. Voetelink en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 november 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.