ECLI:NL:TGDKG:2023:84 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/718509 / DW RK 22/216 MdV/RH

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:84
Datum uitspraak: 20-10-2023
Datum publicatie: 10-11-2023
Zaaknummer(s): C/13/718509 / DW RK 22/216 MdV/RH
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De gerechtsdeurwaarder heeft in het verweerschrift erkend dat er niet is gereageerd op meerdere e-mails van klager waarin werd verzocht een overzicht van de schulden te verstrekken. Nadat de klacht is ingediend heeft de gerechtsdeurwaarder uiteindelijk aan klager overzichten verzonden van de openstaande schulden en betaalde aflossingen.Klager heeft belang bij een duidelijk overzicht van de nog te betalen schulden en wat er is afgelost. De gerechtsdeurwaarder heeft pas nadat de klacht was ingediend de overzichten verstrekt en dat is te laat.De gerechtsdeurwaarder had uit de correspondentie van klager kunnen opmaken dat klager een kwetsbare debiteur is en had op zijn minst klagers brieven zorgvuldig moeten lezen. Geoordeeld wordt dat de gerechtsdeurwaarder zich te weinig heeft ingespannen om de situatie van klager te beoordelen. Maatregel van berisping opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 20 oktober 2023 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/718509 / DW RK 22/216 MdV/RH ingesteld door:

[..],

wonende te [..],

klager,

tegen:

[..],

gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagde,

gemachtigde: [..].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 9 juni 2022, aangevuld op 27 juli 2022, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 18 augustus 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 8 september 2023 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 20 oktober 2023.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          de gerechtsdeurwaarder heeft twee dossiers van klager in behandeling, te weten een vordering restschuld hypotheek, waarvoor sinds 23 februari 2012 beslag ligt onder het UWV op klagers Wajong uitkering en een vordering uit hoofde van een overeengekomen krediet bij ABN AMRO, waarvoor geen executoriale titel bestaat;

-          de gerechtsdeurwaarder is daarnaast eerste beslaglegger en int en verdeelt het beslag ten behoeve van een vordering van Lindorff en ten behoeve van een vonnis uit 1997 ter zake van een vordering van ABN AMRO;

-          klager heeft op 2 april 2019, 4 mei 2020, 30 december 2020, 13 januari 2021, 16 maart 2021 en op 26 mei 2021 (onder meer) gevraagd om een overzicht van zijn restschuld en verzocht om het per maand ingehouden bedrag te verlagen;

-          op 3 december 2020 en 4 maart 2021 heeft klager telefonisch aangegeven dat de inhouding te hoog was, op 4 mei 2020 en 17 december 2020 heeft klager dat schriftelijk aangevoerd;

-          op 24 februari 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet herberekend en vastgesteld op € 730,- per maand;

-          op 27 juni 2022 is de beslagvrije voet verhoogd naar € 1.037,- per maand;

-          op 30 juni 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder het ingehouden vakantiegeld over 2022 teruggestort aan klager;

-          op 5 juli en 12 juli 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder klager een overzicht gestuurd van de openstaande schulden;

-          tussen 5 juli 2022 en 26 juli 2022 hebben klager en de gerechtsdeurwaarder berichten uitgewisseld over de hoogte van de openstaande schulden.  

2. De klacht

Klager beklaagt zich samengevat over het volgende.

a. De gerechtsdeurwaarder reageert niet op verzoeken van klager om overzicht te krijgen over de openstaande schulden.

b. Er is beslag gelegd op klagers Wajong uitkering waarbij geen rekening is gehouden met de beslagvrije voet, ook het vakantiegeld wordt al jaren ingehouden. Omdat klager onder de armoedegrens leeft moest hij een lening aangaan bij ABN AMRO. Deze wordt nu ook geïnd door de gerechtsdeurwaarder. Een verzoek tot middeling wordt niet beantwoord.

c. Klager heeft een slechte gezondheid waardoor hij vaak in het ziekenhuis moet verblijven. Klager moet elke maand geld lenen omdat hij onder de armoedegrens leeft, de situatie is onhoudbaar. Op verzoek van de gerechtsdeurwaarder heeft klager zijn medisch dossier naar de gerechtsdeurwaarder gestuurd, ook daarop kwam geen antwoord.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. wordt het volgende overwogen. De gerechtsdeurwaarder heeft in het verweerschrift erkend dat er niet is gereageerd op de in de e-mails van 30 december 2020, van 13 januari 2021, van 16 maart 2021 en een ongedateerde maar op 31 mei 2021 ontvangen bericht geformuleerde verzoeken om een overzicht van de schulden te verstrekken. Nadat de klacht is ingediend heeft de gerechtsdeurwaarder uiteindelijk op 5 juli 2022 en op 12 juli 2022 aan klager overzichten verzonden van de openstaande schulden en betaalde aflossingen.

4.3 Er is voor drie vorderingen beslag gelegd en daarnaast int de gerechtsdeurwaarder de afbetaling van een lening bij de ABN AMRO. Klager heeft belang bij een duidelijk overzicht van de nog te betalen schulden en wat er is afgelost. De gerechtsdeurwaarder heeft pas nadat de klacht was ingediend de overzichten verstrekt en dat is te laat. Vastgesteld moet daarom worden dat dit onderdeel van de klacht gegrond is.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdelen b. en c. wordt het volgende overwogen.
Deze (tuchtrecht) procedure leent zich niet voor het vaststellen van de hoogte van de beslagvrije voet. Een oordeel daarover is voorbehouden aan de civiele rechter. Voor zover de kamer uit de overgelegde stukken kan opmaken, is in dit geval aanvankelijk een lage beslagvrije voet toegepast omdat klager in het buitenland verbleef en slechts een briefadres in Nederland had, en is later de beslagvrije voet aangepast toen bleek dat klager (toch, of weer) in Nederland verblijf had. Niet gebleken is dat een en ander ten onrechte is geweest, en zeker niet in zodanige mate dat een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Hetzelfde geldt voor de discussie over het vakantiegeld; niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder op dat punt een tuchtrechtelijk verwijtbare fout heeft gemaakt. Ook is niet gebleken dat de gerechtsdeurwaarder om medische gegevens zou hebben verzocht.

4.5 Klager heeft in zijn e-mails van 16 maart 2021 en 26 mei 2021 verzocht of de bedragen die werden ontvangen uit het beslag op zijn Wajonguitkering tevens zouden kunnen worden toebedeeld aan het aflossen van de lening van de ABN AMRO (het verzoek tot middeling). Uit zijn beslagvrije voet moet klager ook de lening van de ABN AMRO aflossen, waardoor hij alsnog onder het bestaansminimum leeft, aldus klager. Vastgesteld moet worden dat de gerechtsdeurwaarder ook hier niet op heeft gereageerd. De gerechtsdeurwaarder had uit de correspondentie van klager kunnen opmaken dat klager een kwetsbare debiteur is en had op zijn minst klagers brieven zorgvuldig moeten lezen. Geoordeeld wordt dat de gerechtsdeurwaarder zich te weinig heeft ingespannen om de situatie van klager te beoordelen. Daarbij komt nog dat de gerechtsdeurwaarder op 12 juli 2022 in een e-mail aan klager heeft bericht dat op de lening van ABN AMRO nog niets is afgelost terwijl klager stelt dat hij al
€ 4.000 heeft afgelost.  

De (gemachtigde van de) gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting toegezegd met klager zijn financiële situatie door te spreken; de kamer gaat ervan uit dat dit ook is gebeurd. 

4.6 Het veelvuldig niet reageren op verzoeken om overzichten van een kwetsbare debiteur die duidelijk het spoor bijster is en (waarschijnlijk) onder het bestaansminimum leeft, geeft de kamer aanleiding om aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op te leggen.

4.7 De kamer zal de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet jo de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882) tevens veroordelen in de proceskosten. Voor klager worden die begroot op het forfaitaire bedrag van € 50,-. Voor de procedure worden de kosten begroot op het forfaitaire bedrag van € 1.500,-.

4.8 De kamer bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht vergoedt op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.9 Op grond van voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:             

  • verklaart de klacht gegrond;
  • legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klager, te begroten op € 50,-, te betalen na onherroepelijk worden van deze uitspraak;
  • bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht ad

€ 50,- vergoedt, na onherroepelijk worden van deze uitspraak;

  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, te begroten op € 1.500,-, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarder wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter,  mr. L. Voetelink en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 oktober 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.