ECLI:NL:TGDKG:2023:76 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/719202 / DW RK 22/242 LvB/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:76
Datum uitspraak: 30-10-2023
Datum publicatie: 30-10-2023
Zaaknummer(s): C/13/719202 / DW RK 22/242 LvB/WdJ
Onderwerp:
  • Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
  • Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht ongegrond. Niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de titel te executeren en het exploot in een gesloten envelop op het adres van klager achter te laten. Onheuse bejegening is niet nader onderbouwd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 30 oktober 2023 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/719202 / DW RK 22/242 LvB/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klager,

tegen:

[  ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigde: [  ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 24 juni 2022, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 4 augustus 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 31 augustus 2023, heeft klager zijn klacht aangevuld. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van

18 september 2023 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 30 oktober 2023.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Bij exploot van 18 maart 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder een in executoriale vorm uitgegeven grosse van een beschikking aan klager betekend met bevel om binnen twee dagen een geldsom te voldoen.
  • Op 22 maart 2022 hebben klager en de gerechtsdeurwaarder telefonisch contact gehad waarin klager heeft aangegeven reeds alles te hebben voldaan.
  • Bij e-mail van 30 maart 2022 heeft klager de gerechtsdeurwaarder een Excelsheet toegezonden waarin betalingen aan de opdrachtgeefster van de gerechtsdeurwaarder zijn opgenomen.
  • Bij e-mail van 6 april 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager verzocht om uiterlijk 11 april 2022 bankafschriften van betalingen te overleggen van die bedragen die niet worden herkend door de opdrachtgeefster.
  • Op 14 april 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd onder de Rabobank ten laste van klager.
  • Bij e-mail van 18 april 2022 heeft klager de gerechtsdeurwaarder de gevraagde bankafschriften toegezonden. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 29 april 2022 gereageerd.
  • Op 2 mei 2022 is er telefonisch contact geweest tussen de gerechtsdeurwaarder en de advocaat van klager. Op dezelfde dag is het beslag onder de Rabobank opgeheven.

3. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: ten onrechte beslag heeft gelegd, met het gevolg dat hij kosten heeft moeten maken;

b: geen enkel onderzoek heeft gedaan naar het bestaan of herkomst van de vordering;

c: klager slecht heeft geïnformeerd en hem telefonisch heeft afgesnauwd;

d: brieven niet aangetekend heeft verstuurd of persoonlijk heeft overhandigd, maar gewoon in de brievenbus doet terwijl iemand voor lange tijd afwezig is.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Gerechtsdeurwaarders zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de kamer als volgt. Eerst bij exploot van 18 maart 2021 is klager verzocht te voldoen aan de inhoud van de aan de gerechtsdeurwaarder ter hand gestelde executoriale titel. Bij niet of niet tijdige voldoening is aangekondigd dat  ten laste van klager beslag zal worden gelegd op diens goederen, waarbij klager de kosten van het beslag zal dienen te dragen. Na de stelling van klager dat hij reeds betaald had, is klager in de gelegenheid gesteld zijn stelling gestand te doen middels het overleggen van bankafschriften. Nu klager hier niet aan heeft voldaan en betaling is uitgebleven heeft de gerechtsdeurwaarder haar opdracht vervolgd en heeft zij beslag gelegd. Onder deze omstandigheden is van een ten onrechte gelegd beslag geen sprake en heeft de gerechtsdeurwaarder met het leggen daarvan geen tuchtrechtelijke norm geschonden. Klager staat immers op grond van artikel 3:276 van het Burgerlijk Wetboek met zijn hele vermogen in voor de vordering en staat het de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 435 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) vrij om beslag te leggen op alle vermogensobjecten van klager. Alle kosten die daaruit voortvloeien komen voor rekening van klager.

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de kamer als volgt. Op een gerechtsdeurwaarder rust een ministerieplicht indien hem wordt verzocht ambtshandelingen, waartoe hij bevoegd is, te verrichten. Op het moment dat de gerechtsdeurwaarder een opdracht tot het verrichten van een ambtshandeling ontvangt, in dit geval een bankbeslag, en er geen uitsluiting van bevoegdheid is, is daarmee automatisch de verplichting ontstaan tot het verrichten van de ambtshandeling. De gerechtsdeurwaarder heeft als zelfstandig openbaar ambtenaar bij de uitvoering van een opdracht een eigen verantwoordelijkheid, waarbij deze zowel met de belangen van zijn opdrachtgever als met die van de wederpartij rekening dient te houden. In het onderhavige geval bestaat die eigen verantwoordelijkheid erin dat marginaal dient te worden getoetst of de aan de gerechtsdeurwaarder verstrekte titel, de in executoriale vorm uitgegeven grosse van een beschikking dus, voldoende grond biedt voor de tenuitvoerlegging daarvan. Een diepgravend onderzoek wordt van de gerechtsdeurwaarder daarbij niet verlangd omdat deze niet op de stoel van de rechter dient te gaan zitten. In dit verband is van belang dat de persoon tegen wie de executie zich richt, klager dus, de rechtmatigheid daarvan in een executiegeschil door de executierechter kan laten toetsen. Het tuchtrecht is daarvoor niet de geëigende weg.

5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c. overweegt de kamer als volgt. Door klager niet vooraf te informeren over het betekenen van het exploot heeft de gerechtsdeurwaarder geen tuchtrechtelijke norm geschonden. Een gerechtsdeurwaarder is niet gehouden debiteuren hierover vooraf te informeren. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting erkend dat bij het exploot van 18 maart 2022 geen specificatie van de openstaande vordering was gevoegd, terwijl dat wel had gemoeten. De kamer overweegt dat het ontbreken van de specificatie in dit geval niet tuchtrechtelijk laakbaar is, omdat de gerechtsdeurwaarder klager voorafgaand aan de beslaglegging meermalen over de hoogte van de vordering heeft gesproken en zij klager ook in de gelegenheid heeft gesteld om met bewijsstukken aan te tonen dat de vordering niet juist zou zijn. Ten aanzien van de onheuse bejegening – het worden “afgesnauwd” – ontkent de gerechtsdeurwaarder uitdrukkelijk dat daarvan tijdens de telefoongesprekken met klager sprake is geweest. Nu klager niet nader heeft onderbouwd waaruit het “afsnauwen” heeft bestaan, kan niet worden vastgesteld wie hier het gelijk aan zijn zijde heeft. Dit klachtonderdeel wordt als ongegrond afgewezen.

5.5 Ten aanzien van klachtonderdeel d. overweegt de kamer als volgt. De gerechtsdeurwaarder heeft verklaard dat zij, na niemand te hebben aangetroffen op het betreffende adres, het exploot heeft betekend als voorgeschreven in artikel 47 Rv door achterlating van het exploot in een gesloten envelop op het adres van klager. Ook hier geldt dat de gerechtsdeurwaarder met het betekenen van het exploot enkel uitvoering heeft gegeven aan haar ministerieplicht. Het is de verantwoordelijkheid van klager om bij (lange) afwezigheid die maatregelen te treffen die ervoor zorgen dat (belangrijke) post hem (tijdig) bereikt. Dit kan de gerechtsdeurwaarder niet worden aangerekend.

5.6 Nu geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen is gebleken, wordt op grond van het voorgaande beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. C.W.D. Bom en mr. O.J. Boeder, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 oktober 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.