ECLI:NL:TGDKG:2023:75 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/716474 / DW RK 22/151 LvB/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:75
Datum uitspraak: 30-10-2023
Datum publicatie: 30-10-2023
Zaaknummer(s): C/13/716474 / DW RK 22/151 LvB/WdJ
Onderwerp:
  • Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
  • Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht gedeeltelijk gegrond. Geldboete van € 250,- opgelegd en veroordeling in de proceskosten. De gerechtsdeurwaarder kan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt door de brief van 12 augustus 2020 aan klaagster te betekenen. Dit is anders ten aanzien van de mede in het exploot opgenomen sommatie uit naam van de gerechtsdeurwaarder tot betaling van de vordering over te gaan. Verder zijn de kosten van het sommatie-exploot ten onrechte aan klaagster doorberekend. Niet gebleken is dat sprake is van een consumentenkoop, zodat een veertiendagen brief zou moeten worden verzonden. Er is niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de Brp te verifiëren alvorens het exploot te betekenen.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 30 oktober 2023 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/716474 / DW RK 22/151 LvB/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klaagster,

gemachtigde: [  ],

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde.

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 15 april 2022, heeft klaagster een klacht ingediend tegen het gerechtsdeurwaarderskantoor en bovengenoemde gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 4 juli 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 18 september 2023 alwaar de gemachtigde van klaagster met de zoon van klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 30 oktober 2023.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij exploot van 18 augustus 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder een brief van [  ] van 12 augustus 2020 aan klaagster betekend en gesommeerd om binnen drie dagen een bedrag van € 192.351,60 op de derdengeldenrekening van de gerechtsdeurwaarder over te maken.

3. De klacht

Klaagster beklaagt zich samengevat over het volgende.

a. In de door de gerechtsdeurwaarder betekende brief van 12 augustus 2020 wordt gebruik gemaakt van zeer intimiderend taalgebruik, zeker gelet op de hoogte van de vordering en meer in het bijzonder ook vanwege de gestelde betaaltermijn van slechts drie dagen en het dreigement in het exploot van de gerechtsdeurwaarder ter zake “het verhalen door alle middelen rechtens, waaronder het leggen van conservatoire beslagen” door verzoekster.  

b. Uit niets blijkt dat [  ] een vordering had op [  ] of op klaagster. De gerechtsdeurwaarder had dat marginaal moeten toetsen.

c. Op grond van het bepaalde in artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek had de schuldeiser eerst nog een veertiendagenbrief aan de consument/schuldenaar moeten verzenden.

d. De gerechtsdeurwaarder heeft in het sommatie-exploot de explootkosten ten onrechte doorberekend aan klaagster.

e. De betekende brief is gericht aan een voormalig woonadres van klaagster. Waarschijnlijk heeft de opdrachtgever de gerechtsdeurwaarder ingeschakeld om via hem het juiste woonadres van klaagster te verkrijgen.  

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. De klacht is tevens gericht tegen bovengenoemde gerechtsdeurwaarder die zich heeft opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

5.2 Ten aanzien van klachtonderdelen a. en b. wordt het volgende overwogen. Een gerechtsdeurwaarder is ingevolge artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet in beginsel verplicht om ambtshandelingen, waartoe deze bevoegd is, te verrichten indien hierom wordt verzocht, maar er dient dan wel altijd een marginale toetsing plaats te vinden. De gerechtsdeurwaarder heeft in opdracht van [  ] bij deurwaardersexploot een door [  ] opgestelde brief van 12 augustus 2020 aan klaagster betekend en gesommeerd binnen drie dagen de vordering aan de gerechtsdeurwaarder te voldoen. De gerechtsdeurwaarder heeft de brief weliswaar aan klaagster betekend,  maar is niet verantwoordelijk voor de inhoud van die brief. De gerechtsdeurwaarder dient daarbij echter wel marginaal te toetsen of de inhoud van de brief voldoet aan algemeen geldende fatsoensnormen. Naar het oordeel van de kamer is daarvan sprake. Het taalgebruik is immers vrij standaard juridisch en voldoet naar het oordeel van de kamer aan de fatsoensnormen. Dit geldt eveneens ten aanzien van de betalingstermijn van drie dagen. De gerechtsdeurwaarder kan daarom geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt dat hij de brief van 12 augustus 2020 aan klaagster heeft betekend. Hiermee is immers enkel voor de opdrachtgever de zekerheid gesteld dat de betreffende brief aan klaagster is bezorgd. Dit is echter anders ten aanzien van de mede in het exploot opgenomen sommatie uit naam van de gerechtsdeurwaarder om tot betaling van de vordering over te gaan. In de betekende brief van 12 augustus 2020 is aan klaagster medegedeeld dat de vordering van [  ] onbetaald is gebleven en dat de vordering per 1 augustus 2020 is overgedragen aan

[  ]. Klaagster is door de gerechtsdeurwaarder, als Ultimate Beneficiairy Owner (UBO), eigenaar, aandeelhouder en bestuurder van [  ], verzocht tot betaling van deze vordering op zijn derdengeldrekening over te gaan. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder marginaal heeft getoetst of [  ] daadwerkelijk een vordering op

[  ] heeft en of klaagster daadwerkelijk enige betalingsverplichting jegens [  ] heeft. Dit kan niet worden vastgesteld uit de betekende brief van 12 augustus 2020. Bovendien heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster in persoon gesommeerd tot betaling van de vordering over te gaan kennelijk zonder zich daarbij te realiseren dat klaagster als UBO, eigenaar, aandeelhouder of bestuurder van [  ] door [  ] is aangeschreven om een betaling te verrichten, maar dat daaruit niet automatisch volgt dat zij ook in persoon aansprakelijk is voor betaling van een schuld van [  ]. Daarom had de gerechtsdeurwaarder klaagster niet zonder nader onderzoek in persoon mogen en kunnen sommeren tot het verrichten van een betaling op zijn derdengeldrekening, waartoe zij niet zonder meer rechtens is gehouden. Klachtonderdeel b. is dan ook terecht voorgesteld.

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel c. wordt het volgende overwogen. Niet gebleken is dat sprake is van een consumentenkoop, zodat een veertiendagen brief zou moeten worden verzonden. Dit onderdeel is daarom ongegrond.

5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel d. heeft de gerechtsdeurwaarder erkend dat de kosten van het sommatie-exploot ten onrechte aan klaagster zijn doorberekend. Dit klachtonderdeel is terecht voorgesteld.

5.5 Ten aanzien van klachtonderdeel e. overweegt de kamer dat op een gerechtsdeurwaarder een verplichting rust om het adres van de betrokkene in de Basisregistratie Personen te verifiëren alvorens een exploot te betekenen. Klaagster heeft niet aannemelijk gemaakt dan wel met stukken onderbouwd dat de gerechtsdeurwaarder is ingeschakeld om het juiste woonadres van klaagster te achterhalen. Een tuchtrechtelijk verwijt kan de gerechtsdeurwaarder hier niet gemaakt worden.

5.6 De kamer zal de klacht gedeeltelijk gegrond verklaren. De kamer acht gelet op de opeenstapeling van fouten (klachtonderdelen b. en d.) van de gerechtsdeurwaarder de maatregel van een geldboete passend en geboden. Gelet op de overige kosten waarin de gerechtsdeurwaarder zal worden veroordeeld, zal de geldboete worden beperkt tot een bedrag van € 250,-.

5.7 De kamer zal de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet jo de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882) tevens veroordelen in de proceskosten. Voor klaagster worden die begroot op totaal € 350,-, aan kosten van klaagster vastgesteld op een forfaitair bedrag van € 50,- en kosten van verleende rechtsbijstand ad € 300,- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 150,-).Voor de procedure worden de kosten begroot op het forfaitaire bedrag van € 1.500,-.

5.8 Op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder aan klaagster het betaalde griffierecht vergoedt.

5.9 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart klachtonderdelen b. en d. gegrond;
  • verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
  • legt de gerechtsdeurwaarder voor de gegronde delen van de klacht de maatregel van een geldboete ter hoogte van € 250,- op met aanzegging dat de kamer de ex artikel 43 lid 5 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalde termijn en de wijze waarop de boete moet worden voldaan, na het onherroepelijk worden van deze beslissing per aangetekende brief aan de gerechtsdeurwaarder zal mededelen;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klaagster, te begroten op € 350,-, te betalen na het onherroepelijk worden van deze uitspraak;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, begroot op € 1.500,-, met aanzegging dat de ex artikel 43 lid 6 van de Gerechtsdeurwaarderswet te bepalen termijn en de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder het bedrag van de kostenveroordeling moet voldoen, na het onherroepelijk worden van deze beslissing per brief aan de gerechtsdeurwaarder zal worden medegedeeld;
  • bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder aan klaagster het betaalde griffierecht

ad € 50,- vergoedt, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. C.W.D. Bom en mr. O.J. Boeder, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 oktober 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.