ECLI:NL:TGDKG:2023:72 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/732187 / DW RK 23/117 LvB/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:72
Datum uitspraak: 30-10-2023
Datum publicatie: 30-10-2023
Zaaknummer(s): C/13/732187 / DW RK 23/117 LvB/WdJ
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Ongegrond. Klager heeft niet de gevraagde stukken overgelegd en zijn financiële situatie onderbouwd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 30 oktober 2023 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 4 april 2023 met zaaknummer C/13/715855 / DW RK 22/128 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/732187 / DW RK 23/117 LvB/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: [ ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 31 maart 2022, heeft klager namens [ ] een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Klager heeft zijn klacht aangevuld bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 1 april 2022. Bij verweerschrift, ingekomen op 19 april 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 4 april 2023 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van 6 april 2023 aan klager toegezonden. Bij e-mail, ingekomen op 6 april 2023, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 14 september 2023, heeft de gerechtsdeurwaarder aanvullende stukken toegezonden. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 18 september 2023 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 30 oktober 2023.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Tussen klager en de gerechtsdeurwaarder is gecorrespondeerd over de openstaande vorderingen van [ ]. Klager heeft per e-mail van

11 februari 2021 de bestaande betalingsregeling (van € 150,-) ter discussie gesteld nu per 1 januari 2021 de Wet vereenvoudigde beslagvrije voet (hierna: Wvbvv) van kracht is gegaan.

  • De gerechtsdeurwaarder heeft op verschillende momenten aan klager laten weten dat de Wvbvv niet van toepassing is op de situatie van [ ].

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich erover dat de medewerkers van de gerechtsdeurwaarder menen dat zij zich niet hoeven te houden aan zaken als het vrij te laten bedrag en de beslagvrije voet omdat er (nog) geen beslag ligt op het inkomen van [ ]. Vanaf 1 januari 2021 is de Wet Burgerlijke Rechtsvordering en de Invorderingswet van kracht, evenals de Wet Vereenvoudigde Beslagvrije voet. Hiermee moet worden voorkomen dat de problemen van schuldenaren door incassotrajecten verder worden vergroot. Klager geeft aan dat van een gerechtsdeurwaarderskantoor verwacht mag worden dat zij daaraan meewerken en/of meedenken. Volgens klager blijkt niets minder waar.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.3 Aan klager, zo volgt uit de door klager zelf ingediende stukken, is uitvoerig en meerdere malen terecht uitgelegd dat de Wet vereenvoudigde beslagvrije voet (Wvbvv) niet van toepassing is op de situatie van [ ]. Er ligt nu eenmaal geen beslag op het inkomen.

4.4 Anders dan klager stelt volgt uit de stukken dat de gerechtsdeurwaarder wel heeft willen meewerken om een geschikte(re) aflossing te vinden voor klager. Zelfs de mogelijkheid van finale kwijting lijkt bespreekbaar.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat hij de gerechtsdeurwaarder meermalen heeft doorgegeven dat de afloscapaciteit van [ ] ook volgens het vrij te laten bedrag vrij laag zou zijn. De gerechtsdeurwaarder heeft vervolgens alleen gereageerd over de beslagvrije voet, maar niet over het daarvan in het verlengde liggende vrij te laten bedrag. De gerechtsdeurwaarder had een berekening van het vrij te laten bedrag moeten maken en de berekening moeten voorleggen aan de opdrachtgevers, aldus klager. De gerechtsdeurwaarder is pas na het indienen van de onderhavige klacht welwillender geworden ten aanzien van het aflossen van de vordering.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt. Het door klager ter zitting aangevoerde maken dit niet anders. Niet gebleken is immers dat klager de door de gerechtsdeurwaarder gevraagde stukken heeft overgelegd en de financiële situatie van [ ] heeft onderbouwd.

7.2 De kamer is het daarom met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. C.W.D. Bom en mr. O.J. Boeder, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 oktober 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.