ECLI:NL:TGDKG:2023:71 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/717683 DW RK 22/190 MK/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:71
Datum uitspraak: 02-10-2023
Datum publicatie: 10-10-2023
Zaaknummer(s): C/13/717683 DW RK 22/190 MK/SM
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster heeft zich er onder meer over beklaagd dat de gerechtsdeurwaarder de opdracht tot het innen van een vordering onvoldoende voortvarend en assertief opgepakt met als gevolg dat de vordering niet is geïnd. De kamer overweegt dat met betrekking tot de uitvoering van een overeenkomst op de gerechtsdeurwaarder slechts een inspanningsverplichting rust, die zij met inachtneming van de geldende wet- en regelgeving naar eer en geweten dient uit te voeren. Niet is gebleken dat daarvan geen sprake is geweest. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 2 oktober 2023 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/717683 DW RK 22/190 MK/SM ingesteld door:

[  ] B.V.,

gevestigd te [  ],

klaagster,

gemachtigde: [   ] (bestuurder),

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 19 mei 2022, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 8 augustus 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 21 augustus 2023 alwaar de gemachtigden van zowel klaagster als van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 2 oktober 2023.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • De gerechtsdeurwaarder is sinds 24 augustus 2020 belast geweest met een vordering van klaagster, als opdrachtgever, op [   ] B.V (hierna: [   ] of leverancier)
  • Bij brief van 25 augustus 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder [   ] verzocht tot betaling van de openstaande vordering over te gaan.
  • Bij e-mail van 31 augustus 2020 is namens [   ] gereageerd, waarbij is gesteld dat er namens de onderneming een financieel beeld van [   ] werd samengesteld.
  • Bij e-mail van 2 september 2020 heeft klaagster naar aanleiding hiervan de gerechtsdeurwaarder verzocht zijn “normale procedure door te voeren en niet te vertragen (…)”.
  • Bij brief van 3 september 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder [   ] andermaal verzocht tot betaling over te gaan.
  • Bij e-mail van 9 september 2020 wordt namens [   ] aangegeven dat een faillissementsaanvraag zal worden gedaan, tenzij tot een normale liquidatie kan worden overgegaan. Er wordt verzocht een afwachtende houding aan te nemen ten opzichte van [   ].
  • Bij brief van 10 september 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder [   ] laten weten dat klaagster geen uitstel wenst te verlenen.
  • Bij e-mail van 14 september 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder, desgevraagd, een stand van zaken tot dat moment doorgegeven aan klaagster. Tevens is opgemerkt dat de juristen het dossier inhoudelijk dienen te bestuderen indien klaagster de bestuurders van de [   ] hoofdelijk aansprakelijk wenst te stellen. Klaagster wordt (op 10 september 2020) verzocht akkoord te geven voor deze werkzaamheden à €150,- per uur.
  • Bij e-mail van 23 september 2020 wordt namens [   ] aangegeven dat er naar de mogelijkheid van liquidatie van de onderneming wordt gekeken zodat er misschien een (betalings)voorstel kan worden gedaan aan klaagster. Dit bericht is per 24 september 2020 door de gerechtsdeurwaar naar klaagster doorgestuurd.
  • Bij e-mail van 30 september 2020 heeft de gerechtsdeurwaar aan klaagster verzocht om te reageren op de vraag of zij het (betalings)voorstel wenst af te wachten of wil overgaan tot dagvaarden.
  • Bij e-mail van 1 oktober 2020 heeft klaagster een mail aan de gerechtsdeurwaarder gestuurd waarin klaagster de bevindingen van een curator heeft opgenomen. In deze mail wordt aansluitend de optie besproken van het aanbieden van de voorraad aan een opkoper.
  • Bij e-mail van 5 oktober 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster geadviseerd te wachten met de dagvaardingsprocedure in afwachting van een nader onderbouwd voorstel dat namens [   ] zou worden gedaan, mede vanwege het kostenrisico dat dagvaarden met zich meebrengt.
  • Bij e-mails van 15 oktober, 9 november 2020 (09:53 uur en 13:02 uur), 11 januari en 20 januari 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster geïnformeerd over de stand van zaken en om instructies gevraagd.
  • Op 20 januari 2021 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder opdracht gegeven om over te gaan tot dagvaarden. Tevens wordt de vraag gesteld wat de ‘visie van de gerechtsdeurwaarder is op het eigendom van de retour gezonden voorraad’.
  • Op 4 februari 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster een voorschotnota verzonden, welke door klaagster op 18 februari 2021 is voldaan.
  • Op 31 maart 2021 heeft een jurist van het gerechtsdeurwaarderskantoor opgemerkt dat [   ] op 10 februari 2021 is uitgeschreven uit de Kamer van Koophandel.
  • Bij e-mail van 6 april 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster medegedeeld dat het niet meer mogelijk is om [   ] te dagvaarden, omdat het bedrijf per 1 januari 2021 is beëindigd.
  • Bij e-mail van 29 april 2021 heeft klaagster nadere vragen gesteld naar aanleiding van de door de gerechtsdeurwaarder ontvangen kosten en baten staat van [   ]
  • Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster bij e-mail van 30 april 2021 verzocht wat zij precies van de gerechtsdeurwaarder verwacht, aangezien de procedure niet binnen het vakgebied van de gerechtsdeurwaarder valt. Hierbij heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster geadviseerd een advocaat in te schakelen.
  • Bij e-mail van 25 oktober 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder gerefereerd aan de eerdere e-mail van 30 april 2021.
  • Op 1 november 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder het dossier van klaagster gesloten.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich samengevat over het volgende:

a.   De gerechtsdeurwaarder heeft de opdracht tot het innen van een vordering op een leverancier onvoldoende voortvarend en assertief opgepakt met als gevolg dat de vordering niet is geïnd.

b.   Aan klaagster is op 4 februari 2021 een voorschotnota verzonden, die op 18 februari 2021 door klaagster wordt voldaan. De gerechtsdeurwaarder komt pas op 19 maart 2021, na een bericht van klaagster, erachter dat de nota is voldaan en reageert daarop.

c.   De gerechtsdeurwaarder is zonder expliciete instructie van klaagster is overgegaan tot afspraken met leverancier tot het terugleveren van de goederen.

d.   Klaagster heeft de vordering in augustus 2020 overgedragen en (een medewerker van) de gerechtsdeurwaarder heeft pas in april 2022 aangegeven dat zij de kwestie niet hadden mogen accepteren omdat zij de competenties hiervoor niet hebben.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de kamer als volgt. Klaagster  verschilt met de gerechtsdeurwaarder van mening of de werkzaamheden al dan niet op de juiste wijze zijn uitgevoerd, in het bijzonder of de gerechtsdeurwaarder voldoende voortvarend, dan wel assertief is geweest, nu zijn handelen niet heeft geleid tot volledige betaling door de schuldenaar. Het ten aanzien daarvan door klaagster aangevoerde is onder overlegging van stukken door de gerechtsdeurwaarders gemotiveerd weersproken, terwijl de stellingen van klaagster louter gebaseerd lijken te zijn op het niet behalen van succes. De opdracht, die is gestart als een opdracht tot incasso, is zich buiten de invloedssfeer van de gerechtsdeurwaarder gaandeweg gaan ontwikkelen tot een situatie waar meer specialistische kennis voor nodig was. Concreet is dat moment ingetreden nadat de onderneming van [   ] in januari 2021 was beëindigd. Tot dat moment (en kort daarna) blijkt uit de correspondentie over en weer dat klaagster en de gerechtsdeurwaarder steeds in goed overleg met elkaar optrekken in het incassotraject. Nergens ontstaat het beeld dat klaagster er bij de gerechtsdeurwaarder op aan moet dringen om een en ander geregeld te krijgen. Met betrekking tot de uitvoering van een overeenkomst als de onderhavige rust op de gerechtsdeurwaarder slechts een inspanningsverplichting, die zij met inachtneming van de geldende wet- en regelgeving naar eer en geweten dient uit te voeren. Niet is gebleken dat daarvan geen sprake is geweest. Klaagster zal zich desnoods met dit meningsverschil moeten wenden tot de gewone rechter. Het ligt niet op de weg van de tuchtrechter een dergelijk civielrechtelijke geschil te beoordelen.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de kamer als volgt. Van de gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij zijn administratie voert op een wijze dat hij steeds inzicht heeft in de actuele stand van zaken. Ook mag je verwachten dat hij in financiële aangelegenheden snel een terugkoppeling geeft aan zijn klanten zodra daar een redelijk belang mee is gediend. Het feit dat gerechtsdeurwaarder in dit geval heeft erkend dat hij zich pas realiseerde dat de voorschotnota was betaald nadat klaagster hem hierop had gewezen kan als slordig worden bestempeld. Tuchtrechtelijk laakbaar is dat echter niet, temeer nu in dit specifieke geval klaagster niet kenbaar in haar belangen is geschaad.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c. wordt als volgt overwogen. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend zonder een expliciete opdracht daartoe te zijn overgegaan tot het maken van afspraken met [   ] over de retournering van (onbetaald gelaten) goederen. De gerechtsdeurwaarder is hiertoe overgegaan omdat klaagster op verschillende momenten in de correspondentie zinspeelde op de retournering van de goederen (al dan niet vanwege het hebben van een opkoper). Dít én het belang van de opdrachtgever om weer over zijn goederen te kunnen beschikken – nu [   ] niet meer actief was – heeft de gerechtsdeurwaarder bewogen tot deze ongebruikelijke stap. Ook al had de gerechtsdeurwaarder het belang van klaagster voor ogen, toch had hij eerst daarover met haar in overleg moeten treden. Wat dit aangaat heeft de gerechtsdeurwaarder de situatie fout ingeschat.

4.5 Hoewel de kamer van oordeel is dat de gerechtsdeurwaarder ten aanzien van dit klachtonderdeel een foute inschatting heeft gemaakt, maakt hij zich daarmee niet zonder meer ook schuldig aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk het gevolg is van grove onzorgvuldigheden of handelen tegen beter weten in. Daarvan is in dit geval echter niet gebleken. Dit betekent dat ook dit klachtonderdeel ongegrond is. 

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel d. overweegt de kamer als volgt. De gerechtsdeurwaarder heeft hetgeen klager aangevoerd uitdrukkelijk betwist. Nu klaagster haar standpunt niet nader heeft onderbouwd, kan niet worden vastgesteld wie hier het gelijk aan zijn zijde heeft. Maar ook als de stelling van klaagster als uitgangspunt word genomen, betekent een constatering van een gerechtsdeurwaarder achteraf dat een dossier zich zodanig heeft ontwikkeld dat het de vraag is of de gerechtsdeurwaarder de juiste competenties bezit niet automatisch dat sprake is van klachtwaardig handelen. Het zal ook dan van de concrete omstandigheden afhangen of de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden. Nu enig klachtwaardig handelen op dit punt niet kan worden vastgesteld, wordt de klacht afgewezen.

4.7 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. C.W.D. Bom en M.F.J. Pijnenburg, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 oktober 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.