ECLI:NL:TGDKG:2023:69 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/733834 DW RK 23/163 MK/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:69
Datum uitspraak: 02-10-2023
Datum publicatie: 10-10-2023
Zaaknummer(s): C/13/733834 DW RK 23/163 MK/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder een onterechte vordering wil incasseren. Klaagster heeft twee jaar eerder bij de voorganger van de gerechtsdeurwaarder de vordering betwist. Klaagster is van mening dat niet van klaagster kan niet worden verwacht drie jaar na dato opnieuw bewijs aan te leveren. De kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 2 oktober 2023 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 2 mei 2023 met zaaknummer C/13/717858 DW RK 22/195 LV/WdJ en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/733834 DW RK 23/163 MK/SM ingesteld door:

[  ],

gevestigd te [   ],

klaagster,

gemachtigde: [   ] (directeur),

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 24 mei 2022, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 17 juni 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 2 mei 2023 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 4 mei 2023. Bij brief, ingekomen op 16 mei 2023, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 21 augustus 2023 alwaar de gemachtigde van klaagster (via een telefoonverbinding) en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 2 oktober 2023.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • De gerechtsdeurwaarder is sinds april 2022 belast met een vordering van NS Reizigers B.V. op klaagster.
  • Bij e-mail van 5 april 2022 is klaagster in de gelegenheid gesteld de openstaande vordering alsnog te voldoen.
  • Bij e-mail van 6 april 2022 heeft klaagster de vordering betwist.
  • Bij e-mail van 7 april 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder aangegeven dat de bezwaren van klaagster zullen worden voorgelegd aan de opdrachtgever.
  • Hierop heeft klaagster bij e-mail van diezelfde dag gereageerd.
  • Bij e-mail van 8 april 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster verzocht de reactie van de opdrachtgever af te wachten.
  • Bij e-mail van 26 april 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder de gemotiveerde reactie van de opdrachtgever aan klaagster doorgegeven. Tevens heeft de gerechtsdeurwaarder aangegeven dat de vordering op verzoek van de opdrachtgever in behandeling blijft en is klaagster verzocht over te gaan tot betaling van de vordering.
  • Bij e-mail van 2 mei 2022 heeft klaagster op de e-mail van de gerechtsdeurwaarder van 26 april 2022 gereageerd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder een onterechte vordering wil incasseren, welke vordering klaagster twee jaar geleden al bij de voorganger van de gerechtsdeurwaarder heeft betwist waarna klaagster niks meer heeft vernomen. Klaagster wordt nu wederom op kosten gejaagd die niet worden vergoed.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. De in de aanhef van deze beslissing vermelde gerechtsdeurwaarder wordt als beklaagde aangemerkt, omdat hij in het verweer heeft aangegeven dat hij tuchtrechtelijk verantwoordelijk is voor het doen en nalaten van de bij hem werkzame medewerkers. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 De voorzitter stelt voorop dat een gerechtsdeurwaarder in beginsel mag afgaan op de informatie die de opdrachtgever hem verstrekt. Uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder de bezwaren van klaagster over de vordering heeft voorgelegd aan zijn opdrachtgever. De opdrachtgever heeft vervolgens opdracht gegeven om de vordering alsnog bij klaagster te incasseren. Of de hoogte van de vordering van de opdrachtgever juist is, is ter beoordeling van de civiele rechter. Een tuchtrechtelijk laakbaar verwijt kan de gerechtsdeurwaarder hier niet gemaakt worden.

4.3 Ten aanzien van de gestelde kosten die klaagster heeft gemaakt overweegt de voorzitter dat dit een civiele kwestie betreft die niet ter beoordeling van de kamer voorligt.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager – samengevat – aangevoerd dat als een gerechtsdeurwaarder een incasso-traject start dan wel overneemt deze de verplichting heeft kennis te nemen van alle stukken, als bekend is dat deze stukken er zijn. Van klaagster kan niet worden verwacht drie jaar na dato opnieuw bewijs aan te leveren, terwijl het bewijs al eens is geleverd. Verwijzing naar de civiele rechter, met alle kosten van dien is erg goedkoop en getuigt van weinig verantwoordelijkheidsgevoel.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de kamer zich verenigt. De kamer acht de beslissing van de voorzitter (daarom) juist en de door klager aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. C.W.D. Bom en M.F.J. Pijnenburg, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 oktober 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.